1968, het revolutionair jaar. Ik was een arbeider. Voor mij was er niet zoveel magie aan 1968. Op het werk en in mijn omgeving was het gewoon werken en leven… zonder de revolutie. Die revolutie gebeurde in een andere wereld. Toch ga ik uit nieuwsgierigheid luisteren naar een paar studentenleiders die in mijn jeugdclub kwamen spreken. Daar hoorde ik Ludo Martens en Paul Goossens, twee oprichters van de Derde Wereld Beweging – AMADA, partij in opbouw. Ik neem contact op met de plaatselijke afdeling, maar het is een studentikoos gedoe en heb maar een los contact met de beweging. Ik doe mijn legerdienst.
Na mijn legerdienst zoek ik opnieuw contact en de sfeer en de mensen zijn veranderd. Het is nu een communistische groep geworden die de marxistische werken bestudeerd en die het maoïsme als leidraad heeft. Ik ben een leek, ik weet niets van ideologie, niets van filosofie en - buiten dat ik veel moet werken voor weinig geld - weet ik ook niks van economie. Ik ben de enige arbeider van de groep. In het grotere geheel zijn er nog geen tien arbeiders. Ik voel mij zo stom tegenover die andere kameraden die in een andere wereld leven en van alles weten. Ik studeer…
De groep ondersteunt mij en helpt mij op alle mogelijke manieren. Ze geven mij boeken. als ik vragen heb wordt er alles aan gedaan om mijn vragen te beantwoorden. Ik leer snel. Mijn leven is nu gericht op studie en onderzoek. Ik leer pamfletten schrijven en men dwingt mij om in het publiek te spreken. Ik moet ook spreken namens de groep op debatavonden. Ik ga vele malen op mijn bek. Zeker tegenover Trotskisten moet ik het afleggen. Ze zijn goed ideologisch onderlegd. De leiders van de beweging willen die beweging omvormen tot een echte communistische partij. We moesten Lenin’s boek “Wat te doen” lezen. Dat gaat over de partijopbouw. Ik was intussen goed dialectisch gevormd en was een keihard voorstander van de oprichting van een maoïstische partij.
Vele burgerlijke leden haakten af. Ze vonden dat we een soort stalinistische dictatoriale partij voor ogen hadden. Dat was uiteraard ook zo. Daar konden de meeste kameraden niet mee leven. Velen van die kameraden zijn dan een mars door de instellingen begonnen. Ze hadden sympathie voor de communistische wereldvisie, maar meenden dat ze via de instellingen beter resultaten konden bereiken. Ze hadden gelijk. Ze zijn nu zo wat in de gehele maatschappij geïnfiltreerd. En wat belangrijk is, ze hebben via het onderwijs de nieuwe generaties gekneed. Toen we uitgediscuteerd waren, was er nog maar een fractie over van het oorspronkelijke ledenaantal van de organisatie. Maar het was een keiharde fractie, het was een soort militair politiek, ideologisch commando. Het was een communistische, leninistische partij geworden. De strijd kon beginnen.
Er werden cellen opgericht die rond bepaald fabrieken werkten. Ik was celleider in de fabriek waar ikzelf werkte en lid van een andere cel rond een andere fabriek. Zo kon je leren van de strijdmethode in een andere fabriek en konden anderen leren van jouw activiteiten. In marxistisch jargon noemde men dat ‘van de massa naar de leiding en van de leiding naar de massa’. Zo kon men een massalijn ontwikkelen.
De inzet was volcontinu. Er waren geen vrije dagen. Aan fabrieken pamfletten uitdelen, pamfletten schrijven, de werken van Mao, Lenin en Stalin bestuderen, op huisbezoek gaan bij sympathiserende arbeiders om te weten wat er in de fabriek leeft, rapporten schrijven over je celleden en over de enquêtes bij sympathisanten, vergaderen, … Door de klassenstrijd centraal te stellen doet men aan revolutionaire opvoeding noemden we dat.
Ik infiltreer in de socialistische vakbond in opdracht van de partij. In de partij beslis je niet zelf waarvan je lid wordt, de partij beslist voor jou. Jij voert dat uit. Dat noemt democratisch centralisme. Bezwaren schriftelijk indienen, intussen taken uitvoeren. Ik laat mij op bevel van de partij verkiezen tot vakbondsafgevaardigde op mijn werk. Dat is niet moeilijk, de collega’s noemden mij toen al Mao. De strijd op alle commandoposten voeren en het maoïsme als leidraad nemen heet dat.
Ik zal samen met mijn cel 5 stakingen leiden in 4 jaar tijd alleen al in de fabriek waar ik werk. De spanning tussen mij en de directie zijn zo hoog dat ze beslissen om voor mij een apart gebouwtje te zetten. Daar mag ik dan 8 werkuren per dag recht staan en niets doen. In opdracht van de partij maak ik er een propagandalokaal van. Ik hang het vol met posters van Lenin en Mao. Ik ga mij een stoel halen in de refter en begin van ‘s morgens tot de ‘s avonds te lezen. Ik heb door de wet echter het recht om in de fabriek rond te lopen om met onze vakbondsleden te praten, maar ik moet eerst de directie verwittigen. Als ik buiten mijn kotje kom krijg ik dan direct het gezelschap van een ingenieur die mij overal volgt. Er durft niemand nog tegen mij te praten. Ik ben totaal geïsoleerd.
De vakbondsleiders in Oostende geven mij een kans. Ik mag naar de arbeidershogeschool en zij betalen mij een loon. Ze zeggen dat mijn inzet voor het socialisme op een productiever manier kan. Dat revolutionair gedoe moet ik nu als een voorbije fase in mijn leven zien zeggen ze. Ik leg dat voor aan de cel en aan de hogere leiding van de partij. Het feit dat ik nog maar gehoor durf te geven aan zulke defaitistische praat van de sociaalfascisten (dat zijn de sociaaldemocraten van de vakbond) toont aan dat ik een rechtse burgerlijke afwijking heb.
De vakbondsleiders denken dat ik beïnvloed ben door hun praat en bieden mij aan om een tussenkomst te houden op het volgende nationale congres. Zij zullen wel een tekstje maken. De echtgenote van Allende zal het congres bijwonen. Haar man is kortgeleden vermoord door de pro-Amerikaanse junta. Ik moet aan de partij bewijzen dat ik niet toegeef aan mijn defaitisme en deze congrestussenkomst is het gedroomde moment om mijn trouw aan de partij te confirmeren. Door kritiek en zelfkritiek je opvoeding ter hand te nemen. De massalijn door de partij uitgezet trouw volgen. De revolutionaire commandopost niet verlaten noemen ze dat.
Ik geef een vlammende toespraak op dat congres en beweer trouw aan de partijlijn dat de vakbondsleiders die op het podium zitten te glunderen mede verantwoordelijk zijn voor de dood van Allende omdat sociaaldemocraten niet bereid zijn de proletarische revolutie te voeren en ze zo de kans geven aan de reactie om onze mensen te vermoorden. De echtgenote van Allende valt om mijn hals, maar de vakbondstop kijkt vijandig in mijn richting. De partij was tevreden. De revolutie op het voorplan zetten. Het marxistisch / leninistisch denken van Mao Tse Toeng studeren en toepassen, het revisionisme bekampen luidt het!
Een paar weken later moest ik op het kantoor van de directeur van de fabriek komen. De plaatselijke vakbondsleider zat broederlijk naast de directeur. Met veel plezier vertelde ze mij dat ik kon ophoepelen en dat de vakbond de directie alle steun gaf. Als ik buiten het kantoor kom staan er al twee BOB’ers en vier rijkswachters en word ik in handboeien naar buiten gesleept. Exit werk en exit vakbond.
De partij is niet onder de indruk. De inzet van onze kameraden is een bewijs van de slagkracht van de gedachten van Mao Tse Toeng en de partijlijn van AMADA. Nadat we met een commando de fabriek binnenvallen en alles plat leggen krijg ik nog een schadeclaim van 10 miljoen Belgische franken aan mijn broek. Dat is nu nog veel maar in die tijd kon je daar 3 huizen voor kopen.
Door de jarenlange strijd en de steeds grotere druk van de partij ben ik volledig opgebrand. Ik ben 25 jaar en een staatsvijand. Ik heb zoveel stakingen in de laatste jaren mee georganiseerd in verschillende bedrijven over geheel Vlaanderen dat de BOB politieke sectie mij als een absoluut gevaar ziet. Ik vind nergens werk meer en de partij vindt nu ook dat ik een proefperiode moet doen om aan te tonen dat ik wel degelijk een goede communist ben.
De leiding is namelijk bezig met een rectificatiebeweging. En iedereen moet nu terug naar af. Het komt eigenlijk neer op een gestuurde zuivering. Een rectificatiebeweging heeft tot doel de leden op te voeden en door de opvoeding de klassenvijanden die in de partij zijn geïnfiltreerd op te sporen en te vernietigen. Iedereen is gehouden aan de campagne mee te doen vermits iedereen afwijkingen heeft. Zo noemen ze dat daar. Oude en misvormde wereldopvattingen krijgen de boventoon als men ook niet binnen de partij de revolutie voert noemen ze dat. Strijd tegen je eigen burgerlijke wereldopvattingen is een garantie tot je proletarische omvorming. Ik ben al proleet sinds ik geboren ben. Ik geef kritiek op de leiding en op de partij. Ik ga naar Ludo Martens, mijn kameraad en leider denk ik. Hij maakt een rapport over ons gesprek met als titel “De crypto-fascistische gedachten van het lompenproletariaat”. In het communistische beschuldigingjargon bestaat er niets dat zwaarder weegt dan een door-het-fascisme-besmette lompenproleet: het is niet meer op te voeden, het is een te doden klassenvijand. Ik was een fascist. Ik werd uit de partij gezet. Ik was voor de overheid een staatsvijand en voor mijn communistische ex-kameraden was ik een vijand van het internationaal proletariaat. Ik verdwijn 3 jaar van het toneel.
Via kameraden leer ik de VMO-leider Eriksson kennen. Eriksson is vlug bereid om mij op te nemen. Hij zegt dat de VMO ook voor sociale emancipatie van de Vlaamse arbeider staat. Een ex-communist kan een bijdrage leveren om dat idee meer te benadrukken. Ik zal in de VMO actief blijven tot de ontbinding en tijdens die periode zal ik vele acties voeren. Een van die acties kost mij drie maand effectieve gevangenisstraf. Met de veroordeling van de VMO inbegrepen, heb ik samen 3 jaar gevangenisstraf cadeau gekregen van de Belgische staat waarvan dus drie maand effectief.
Het zou plezant zijn om die anekdotes allemaal te vertellen, maar ik denk dat het interessanter is om mijn ideologische redenen voor mijn overstap hier te verduidelijken en tezelfdertijd mijn kijk op de zaken nu te geven. Antikapitalisme was mijn drijfveer om communist te worden. Het is ook mijn drijfveer om nationaal-revolutionaire te zijn. Ik zal dat met drie punten trachten te verduidelijken:
1. Ik ben voor een onafhankelijke Vlaamse staat. Ik ben tevens voorstander van een Waalse onafhankelijke staat. Waarom? Omdat volgens mij de Belgische staat een onderdrukkingsmechanisme is van een belangenkaste, weliswaar ontstaan door de geopolitieke toestand van de 19de eeuw, maar die intussen is uitgegroeid tot een omhulsel dat gebruikt wordt om twee volkeren te koloniseren. Het is een Belgische elite (in feite vooral het overblijvende Belgische kapitaal) dat België gebruikt als een privéonderneming. De Vlamingen zijn de grootste belangengroep en het is dus niet correct om te stellen dat Walen de Vlamingen onderdrukken. Neen, het is de elite (zowel financieel als politiek) die de onderdrukking organiseert. De transfers van kapitaal zijn eigenlijk een transfer naar de elite en naar de Belgische belangengroepen. Het geld wordt via consumptieve transacties van individuen (werkeloosheid, ziekenzorg, enz.) afgeleid naar de Belgische machtsgroepen. Vlaamse, respectievelijk Waalse, onafhankelijkheidstreven is dan ook vooral een strijd die gebaseerd zou moeten zijn op een antiliberalistische doctrine. Een antikapitalistische dus. De vroegere linkse Waalse separatisten gingen trouwens uit van dit uitgangspunt. Voor mij is de bevrijding uit de eenheidstaat een bevrijding uit het machtsmonopolie van de huidige sociaaleconomische machtsgroep. De Belgische machtsinstrumenten zijn voor het grootste deel al door de Belgische elite verkwanseld aan de Europese staatsmoloch. Dus moet regionale onafhankelijkheid gepaard gaan met een uitstapscenario uit de Eurocratie. Die Eurocratie is een product van de Europese tak van de conglomeraten en kapitaalmonopolies. Links geloofd in een wereldomvattende, proletarische revolutie, daarom ondersteunen ze ook de globalisering. Rosa Luxemburg zei: “De uitbreiding van de economische ruimte is belangrijker dan nationale onafhankelijkheid en het louter bestaan van staten.” Zij was een echte globaliste, maar zij was vooral een communiste. Ik, daarentegen, steun voor een nationale revolutie op het volk. Ik vind dat een welbepaalde klasse niet de plaats kan innemen van het volk omdat volkeren - en niet een specifieke klasse - in staat zullen zijn om een verdere globalisering tegen te houden. Daarmee kom ik tot mijn 2de punt.
2. Deze globalisering tast de autonomie van volkeren aan. Het is trouwens een globalisering die diepgaand is. De huidige globaliseringgolf is niet alleen een economisch gegeven, het is ook een ideologische, revolutionaire doctrine. Het is een messianistische verhaal dat dient om het ultraliberalisme als dominante levensfilosofie te vestigen over de gehele wereld. Het is in feite de mechanistische versie van de marxistische doctrine die een wereldstaat beoogd waar de voorhoede (de kapitalisten) alle tegenstellingen wegwerken en waar nodig onderdrukken. Het China van vandaag is een perfect voorbeeld. Het verenigd messianisme met het wildste kapitalisme. Het parool van de Chinese KP luidt nu: “Het is goed om rijk te zijn.” De pleidooien van de economische machtsgroepen om belangenconflicten via internationale instellingen te laten oplossen (internationale instellingen zoals de Wereldbank, de VN en andere) zijn antinationale instrumenten. Het zijn machtsinstrumenten die de supranationale doelstelling van de conglomeraten moet dienen. Alleen grote landen zoals de VS en straks China kunnen nog een nationale agenda voeren. Het wereldkapitaal en de grootste bedrijven zijn nu supranationaal. Ze staan buiten en boven nationale staten. Ze zijn volop bezig om dat nog verder te consolideren. Bij het afronden van deze golf van globalisering zullen ook de grote staten overgeleverd zijn aan de wereldconglomeraten. We zullen dan niet meer in termen van nationale economieën kunnen denken en staten zullen ook niet meer bij machte zijn om op een klassieke democratische manier invloed uit te oefenen op de economie. En hier maken partijen en groepen die zich rechts nationalistisch noemen een enorme denkfout. Bij grote sociale conflicten gaan die partijen steevast het bestaande economisch systeem verdedigen en steunen zijn niet ten volle de krachten die dat systeem willen veranderen of zelf willen vernietigen. Dat denken is nog een overblijfsel uit de 20ste eeuw waar men inderdaad grote kapitaalgroepen en middengroepen had die men wilde verenigen met het volk en men daarom niet meeging in harde economische strijd van andere groepen, zoals arbeiders. Net omdat men juist voor een stuk de nationale economie als volkseigen zag. Dit is vandaag veel minder het geval. Nu is een afbraak van het economisch systeem juist een voorwaarde en een opportuniteit om het volk te verenigen. Vermits de kapitaalgroepen staats- en volksvreemd zijn geworden en er dus geen alliantie met deze conglomeraten kan gesloten worden vanwege hun antinationale opstelling. In de verschillende landen, en zeker in Europa, willen de oligarchieën de arbeidskosten op elkaar afstemmen. Zij willen een naar beneden genivelleerde kostenstructuur doorvoeren. Daarom moeten de sociale verworvenheden afgebroken worden en moet er een arbeidsflexibiliteit aan de productiekrachten opgedrongen worden. Dat zal tot veel weerstand bij de lokale bevolkingen leiden. Het is ook een historisch moment om een derde weg aan te bieden. Het is mogelijk om in die strijd, een hernieuwd verbond te sluiten tussen alle getroffen volksgroepen, en zeker met de middenklasse. De verenigde volksmassa dus. Want zij allen zullen in de sociale klappen delen. De middenklasse en de kleine lokale kapitalist staan in de weg van de monopolies. Zij zullen vernietigd worden als ze geen nieuwe machtsbasis verwerven. Daarom is het nodig de volkssoevereiniteit terug op de agenda te plaatsen. Volkeren moeten als tegengewicht tegenover de oligarchie geplaatst worden. Volksidentiteit is het enige wapen tegen de uniforme werelddictatuur. En zo kom ik tot mijn 3 de en laatste punt.
3. Om een volk aan elkaar te smeden is er een maximale homogeniteit van dat volk vereist. De kapitaalgroepen hebben ons echter opgezadeld met grote groepen vreemde arbeiders en consumptiegroepen. Deze ingevoerde productiekrachten destabiliseren niet alleen de werk- en arbeidsvoorwaarden van onze eigen mensen, ze zijn ook een destabiliserende factor in het verzet tegen de monopolies. Je zou kunnen stellen (zoals links dat doet) dat er een gemeenschappelijk front mogelijk is tussen allochtonen en autochtonen. De strijd tegen de uitbuitende monopolies zou een gemeenschappelijke strijd zijn en dus moeten de vreemdelingen als bondgenoten worden gezien. Die vreemdelingen zijn tenslotte ook slachtoffer van het systeem is de redenering. Deze redenering is echter een loutere materialistische redenering. Het zou de rampzalige gevolgen van de tomeloze kapitalistische immigratiepolitiek op de schouders van het volk leggen. De vreemdelingen zijn ingevoerd door het grootkapitaal, het is dus een product van dat grootkapitaal, het maakt er een wezenlijk deel van uit. Zelfs de vreemdelingen uit de ex-kolonies zijn geen bondgenoten want zij zijn een bijproduct van een vroegere globalisering, het kolonialisme. Je zou het zelf een afvalproduct van het kolonialisme kunnen noemen. Dit product willen we niet omdat het cultuur- en volksvernietigend werkt op termijn (alleen al door de nataliteit van die groepen). Dat wil niet zeggen dat er geen kleine groepen van cultureel verwanten zijn die met ons volk zouden kunnen samenwerken. Maar de grote groepen, die totaal vreemd zijn aan onze cultuur, kunnen niet als zodanig worden gezien. Stel dat je ze als bondgenoten neemt, dan zullen zij een politieke en maatschappelijke prijs vragen (machtsdeelname). Dit is onaanvaardbaar. Het zou de multiculturele maatschappij bevestigen. Het zou dus een overwinning van de supranationale ideologie zijn. Links heeft wel voor deze piste gekozen. Zij zijn dan ook voorstander van de interraciale maatschappij. Voor hen is het begrip klassenafkomst van belang en niet de raciale of culturele achtergrond van iemand. Links weet al sinds de jaren ‘70 dat de invoer van vreemd proletariaat druk zou zetten op de levensvoorwaarden van het eigen proletariaat en dat die druk zou leiden tot een machtstrijd die zij dan willen omturnen tot een leninistische revolutie. Links heeft dus bewust meegewerkt aan de algemene verarming van het eigen proletariaat ten voordele van hun links revolutionair project. Maar zij zouden wel eens de bal kunnen misslaan, zoals al zo dikwijls in de geschiedenis is gebeurd. Er komt geen Leninistische revolutie, maar integendeel een Islamitische. Om dat te voorkomen moeten we de vreemde bevolkingsgroepen een uitweg aanbieden. We moeten ze in afwachting van remigratie een vrijwillig systeem van gescheiden ontwikkeling laten organiseren. Wij moeten assimilatie bestrijden. Diversiteit moet begrepen worden als zichzelf organiserende groepen. Het logische gevolg daarvan is de vrijwillige gescheiden leefomgeving en de aparte leefpatronen. Er moet niet één unieke samenlevingsstructuur zijn, maar er moet gestreefd worden naar specifieke culturele identiteiten die zich niet vermengen. Een discussie over bv. het hoofddoekenverbod hoeft dan niet meer. De betrokken mensen zullen hun eigen substructuren hebben en hoeven zich niet meer aan de nationale staat te confirmeren. Ze hoeven niet meer in onze staatsstructuren aanwezig te zijn. De vrijheid van groep en individu wordt hier optimaal toegepast. Met in achtneming van het uitdovend karakter van deze toestand in het achterhoofd natuurlijk. Veel vreemdelingen, zeker moslims, zijn vragende partij voor het behoud van de eigen identiteit. Wij moeten die identiteit ondersteunen. Tegelijkertijd moeten we hechtere contacten leggen met de landen van oorsprong van die subgroepen. En via handelsrelaties en andere akkoorden moeten we een herintegratie in de thuislanden nastreven. Daarom is het niet verstandig om de culturele en geloofswaarden van die mensen aan te vallen in algemene termen. Het is niet aan ons om een bepaald geloof te gaan veroordelen. Het aanvallen van de geloofsovertuiging zal samenwerking met de thuislanden alleen maar bemoeilijken of zelf onmogelijk maken. Wij moeten dus ideologische verwanten zoeken bij de vreemdelingen die deze agenda willen ondersteunen. Of ze nu seculier zijn of religieus. Zo kan de zaak misschien vreedzaam aflopen. Anders zal het zijn zoals Enoch Powell al in de late jaren ‘60 heeft gezegd. Wat de immigratie betreft zei deze Engelse politicus: “Als ik vooruitkijk, ben ik met sombere voorgevoelens vervuld. Net als de Romein, lijk ik de rivier de Tiber te zien dampen van bloed’.”
Les commentaires sont fermés.