Ok

En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez l'utilisation de cookies. Ces derniers assurent le bon fonctionnement de nos services. En savoir plus.

vendredi, 11 février 2011

De scheiding

Belgique%20difficile%20partage%20site.jpg

De scheiding

In een bijdrage die oorspronkelijk verscheen in The New Yorker en die hij
voor De Morgen heeft bewerkt, duidt de vermaarde Nederlands-Britse
opiniemaker Ian Buruma de verdeeldheid onder de Belgen als een typisch
Europees verhaal. Buruma was daarvoor eind vorig jaar een week op bezoek in ons land. Hij doorkruiste Brussel van de Europese wijk tot Kuregem, spoorde naar Charleroi en bezocht Vilvoorde, en sprak met tientallen politici,
professoren, schrijvers, journalisten en burgers. Dit is Brussel door de
ogen van Buruma: hoofdstad van een land en een Unie, tussen eenwording en versplintering.

door Ian Buruma


Bart De Wever is een uniek figuur onder de rechtse Europese populisten. Hij
staat niet vijandig tegenover de Europese Unie, en is net zo min
geïnteresseerd in de zogenaamde dreiging van de islam voor de Westerse
beschaving. Hij is integendeel vooral bezig met de toekomstige dood van
België. "Ik denk dat België traag zal uitdoven", vertelde hij me in oktober.
"Traagjes, zoals een kaars, en amper iemand zal het merken."

We zagen elkaar op het hoofdkwartier van de Nieuw-Vlaamse Alliantie in
Brussel. Zoals de EU vertoeft Brussel in een permanente identiteitscrisis:
het is tegelijk de hoofdstad van België, en de hoofdstad van Vlaanderen, ook
al heeft minder dan een tiende van de inwoners het Nederlands als
moedertaal. De Wevers hoofdkwartier in Brussel lijkt met zijn kale muren en
simpele meubilair op een geïmproviseerd campagnekantoor in een district waar
de N-VA waarschijnlijk nooit zal winnen, een beetje misplaatst in de
majestueuze Koningsstraat.

De Wever staat bekend om zijn voorliefde voor frieten, en is zwaar
aangekomen sinds hij in 2004 als parlementslid zijn intrede deed in de
politiek. In combinatie met zijn roze wangen, zijn slordige, donkere kuif en
zijn openstaande hemd, geeft hij de indruk van een enthousiaste, wat mollige
schooljongen, de beste in de klas. De Wever betreurde de dood van België
niet. De opkomst van zijn partij toont aan dat de altijd al brokkelige
identiteit van België op het punt staat om te slaan in een zuivere breuk.
Meestal komen de winnende partijen van Vlaanderen en Wallonië na uitgebreid
vergaderen en dineren, wel tot een akkoord.

Niet deze keer. Nogal wat Belgen luiden de alarmbel. België, in de woorden
van Eric Van Rompuy, een Vlaams Parlementslid, "ligt in coma". Brussel, zo
vertelde een Vlaamse schrijver me, "is een kruitvat dat op het punt staat te
ontploffen". Een Amerikaan die al lang in Brussel woont, vertelde me zelfs
dat hij de mogelijkheid van geweld niet uitsluit.

Het probleem van België is dat de burgers nog zo weinig gemeen hebben met
elkaar. Ongeveer 60 procent van zijn 10,8 miljoen inwoners spreekt
Nederlands en woont vooral in Vlaanderen, terwijl 40 procent Frans spreekt
en vooral in Wallonië woont. En dan is er nog de kleine Duitssprekende
gemeenschap in het oosten. De Vlamingen en Walen hebben hun eigen politieke
partijen, kranten, tv-zenders, schrijvers en popsterren. Maar de kwesties
die hen verdelen, zijn niet louter cultureel of linguïstisch. Wallonië wordt
gecontroleerd door de Franstalige socialistische partij, die het oude
industriegebied beheert als een baronie en elk idee van scheiding verwerpt,
gedeeltelijk omdat ze voor haar overleven aangewezen is op grote transfers
van federale fondsen. Zoals de rechtse kiezers in Noord-Italië, die geen
belastinggeld veil hebben voor het armere zuiden, houden de Vlaamse kiezers
van De Wever hun geld liever voor zichzelf. De meesten willen weliswaar
(nog) geen scheiding van Wallonië, maar ze willen wel uit elkaar gaan, met
Brussel als kind waarvoor gevochten wordt.

De Vlaamse schrijver Pascal Verbeken vergeleek de twee grote gewesten van
België met een Siamese tweeling met maar één hart: scheidt ze van elkaar en
eentje gaat gegarandeerd dood. Wordt Brussel een onderdeel van Vlaanderen?
Van Wallonië? Van de Europese Unie? Of een stadsstaat misschien? De Wever
knikte ernstig toen ik de kwestie opwierp. "Ja, zonder Brussel was het al
gebeurd", zei hij. "Je moet weten: Brussel is het kind van België. Het is
België, noch Waals, noch Vlaams, maar Belgisch. Brussel vecht om België in
stand te houden. Maar in Wallonië zijn de mensen even negatief over Brussel
als in Vlaanderen." De Vlamingen voelen zich er niet thuis, legde hij uit,
omdat Brussel, "gedeculturaliseerd" is, een van oorsprong Vlaamse stad, die
in de negentiende eeuw verfranste omdat Frans nu eenmaal de taal was van de
hoge cultuur en de maatschappelijk mobiliteit. En de Walen haten Brussel
omdat het altijd de stad was van de rijke bourgeoisie, die geld verdiende
met de mijnen en de zware industrie in het zuiden, het zwarte land, le pays
noir.

Je kunt Brussel weliswaar omschrijven als het kind van België, in zekere zin
is het er ook de ouder van. De onafhankelijke staat België was een creatie
van de Brusselse elite, die in 1830 besliste dat ze niet meer geregeerd
wilde worden door de Nederlandse koning. Franstalige Vlamingen en Walen
scheurden zich met de steun van de katholieke kerk af van het voornamelijk
protestantse Nederland en voerden hun eigen koning in, die, zoals de meeste
Europese koningen, uit Duitsland kwam. Het Vlaams Gewest was in die tijd
vooral arm en landelijk. Alle welvaart kwam van het industriële zuiden. Tot
halverwege de twintigste eeuw werden de meeste treinen in Europa vervaardigd
met staal uit het zwarte land. Toen de mijnen en staalfabrieken de deuren
begonnen te sluiten in de jaren zestig bleven voormalige explosief groeiende
steden zoals Charleroi en La Louvière verwaarloosd achter en ging Brussel
gewoon verder de Europese toer op.

Nu Vlaanderen het rijke gewest is geworden en hoogopgeleide Nederlandstalige
Vlamingen zoals De Wever zich eerder richten naar de Angelsaksische wereld
dan naar Frankrijk, blijft er in Brussel geen elite meer over om de natie
samen te houden. De Vlaamse en Waalse politieke leiders kennen elkaar nog
amper. Toen De Wever Elio Di Rupo wilde feliciteren met zijn
verkiezingsoverwinning in Wallonië, vond hij zelfs zijn gsm-nummer niet. En
dat zijn de mannen die samen een regering moeten vormen.

Dat dit plaatsgrijpt in het centrum van Europa heeft en dat is het minste
wat je kunt zeggen symbolisch belang. Zoals De Wever het stelde: "De paradox
van vandaag is dat terwijl Europa naar elkaar toe groeit de natiestaat uit
elkaar valt." Dat is een overdrijving, maar de notie van nationale
soevereiniteit en vertrouwen in de oude politieke elite is overal verzwakt
door de economische globalisering en door de overdracht van macht van
nationale naar Europese instellingen, waarnaar vaak en zelden positief
verwezen wordt als 'Brussel'. Overal in Europa eisen alsmaar meer mensen met
hun versie van de Tea Partymantra hun land weer op van 'Brussel', van de
"linkse elites", of van immigranten.

De verdeeldheid onder de Belgen is in dat opzicht een typisch Europees
verhaal. En De Wever is een typisch Europees populist, in die zin dat hij
zich afkeert van de oude Belgische elite en meer macht opeist voor een jonge
staat, een Vlaamse staat. Populisten in de VS zetten zich graag af tegen
elke vorm van staatsbemoeienis. Op de vraag of hij zich kon vinden in het
angelsaksische neoliberalisme, antwoordde hij dat hij zich thuis voelde in
het continentale Europa.

Collaboratie

De verdeeldheid in Europa was natuurlijk nooit de bedoeling geweest. Toen de
eerste stappen richting Europese eenmaking werden gezet in de jaren vijftig
en zestig, met name met het Verdrag van Brussel van 1965, stond België als
democratische, meertalige en multiculturele staat model voor het
pan-Europese ideaal. Ooit, dachten Euro- idealisten, zouden alle Europeanen
even goed overeenkomen als de Walen en Vlamingen.

België leek voorbestemd als het ideale centrum voor het nieuwe Europa, niet
het minst vanwege zijn geschiedenis: het zou de geboorteplaats zijn van
Karel de Grote (742-814) en van Karel V, keizer van het Heilig-Roomse Rijk
(1500-1558). Het nieuwe dynamisme van België werd gesymboliseerd door de
Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958, met dat enorme zilveren eerbetoon
aan de moderniteit genaamd het Atomium. Hier lag de toekomst van het
verenigde Europa, een continent van natiestaten, maar vooral ook van
sterkere gewesten. Die wens werd in bepaalde opzichten werkelijkheid. De
terugval van de nationale soevereiniteit en de groeiende regionale
solidariteit bij onder meer de Basken, de Vlamingen, de Schotten, de
Catalanen ging helaas niet gepaard met een groei van compenserende liefde
voor de Europese Unie. België ontwikkelde zich geleidelijk tot een model
voor wat fout kan lopen als het centrum begint weg te smelten. En de andere
regio's in Europa kijken angstvallig toe hoe dit verhaal zal aflopen.

Dat wil niet zeggen dat de spanningen tussen Frans- en Nederlandstaligen een
recent fenomeen zijn. Aan de universiteit van Gent sprak ik met Bart De
Wevers oudere broer Bruno, die er Belgische geschiedenis doceert. Hij legde
uit dat de taalkloof ook altijd een sociale kloof was. Overigens is Gent de
universiteit waar voor het eerst uitsluitend in het Nederlands gedoceerd
werd. Dat recht werd pas bezegeld in 1930, honderd jaar na de Belgische
onafhankelijkheid, en de woorden van de toenmalige rector, August Vermeylen,
prijken op de muur van het kantoor van Bruno De Wever: "Wij willen Vlamingen
zijn om Europeeërs te worden." Professor De Wever, een slankere versie van
zijn beroemde broer, vertelde me over de Vlaamse beweging, die allereerst
was opgekomen voor gelijke rechten en die eind negentiende eeuw vooral
geleid werd door professoren en literatoren. Tijdens de bezetting van België
in de Tweede Wereldoorlog bekende het Vlaams-nationalisme zich noodlottig
tot de collaboratie. Germaans broederschap, dachten vele zeker niet alle
Vlaamse activisten, was de beste manier om hun zaak vooruit te helpen. De
Wevers grootvader, een schoolmeester, werd lid van het Vlaams Nationaal
Vebond in 1943. "Geen al te beste timing", mompelde Bruno De Wever. Na de
oorlog werd hun vader, een spoorwegarbeider, lid van de Vlaamse Militanten
Orde. "Toen de Tweede Wereldoorlog voorbij was, was de Vlaamse beweging
zwaar aangetast door de collaboratie, een trauma dat nog is gegroeid door
het islamofobische Vlaams Belang", legde Bruno De Wever uit.

Waalse politici maken graag gebruik van het collaboratieverleden om elk
Vlaams activisme verdacht te maken. Onlangs vertoonde een Franstalige
tv-zender een documentaire waarin ook het collaboratieverleden van De Wevers
grootvader aan bod kwam. (Bart De Wever wees er als reactie in een krant op
dat de notoirste nazicollaborateur Léon Degrelle was, een Waal.) "Er bestaat
geen twijfel over dat er continuïteit is geweest op het vlak van mensen en
ideeën met dat zwarte verleden", zegt Bruno De Wever. "Maar in Vlaanderen
waait er ook een frisse wind. Wij hebben op eerlijke wijze afgerekend met
het verleden. Meer dan Wallonië, waar de geschiedenis van Legrelle en het
Waalse Legioen nog altijd afgedaan wordt marginaal fenomeen dat met de
meerderheid niets te maken had." Omdat Bart De Wever en zijn partij de
xenofobe retoriek vermijden die typisch is voor rechtse populisten, hebben
ze het Vlaams-nationalisme opnieuw respectabel gemaakt, en de electorale
winst in Vlaanderen is ten dele ten koste gegaan van het Vlaams Belang.
Anderen, aan Waalse zijde maar ook bij links in Vlaanderen, blijven De Wever
zien als de respectabele voorman van het extreme Vlaams-nationalisme. Maar
De Wever beweert dat zijn agenda de culturele en linguïstische conflicten
overstijgt. "Wij hebben culturele emancipatie verwezenlijkt", zegde hij me.
"Dat maakt niet langer deel uit van ons discours. We zijn geïnteresseerd in
democratie en efficiëntie."

Een klein beetje meer efficiëntie zou best wel mogen in België. "België is
een labyrint van instellingen", verklaarde Bart De Wever. "Als je het
gemiddelde lid van het federale parlement vraagt hoe het systeem
functioneert, en wie de bevoegdheid heeft om wat te doen, dan zou hij in
paniek wegrennen." Maar 'efficiëntie' is ook een codewoord in de
Franstalig-Nederlandstalige cultuuroorlog, omdat Vlaams-nationalisten en ook
nogal wat Walen het door de socialisten geleide Wallonië beschouwen als een
model van inefficiëntie. Ik lunchte in de Europese wijk met Christian
Laporte, een eminente journalist bij de Franstalige krant La Dernière Heure.
Hij koos voor steak tartaar, wat Belgen filet américain noemen. Franstalig
België, zei hij, "is een oase van socialisme in Europa". Vroeger waren het
paternalistische industriëlen die de regio erbovenop hielden, de partij doet
nu hetzelfde zij het met overheidsgeld, waarvan de stromen niet altijd
doorzichtig zijn. Vandaar Bart De Wevers discours over 'transparantie'. "Het
verbaast dan ook niet dat de grote machine van de Parti Socialiste niet
verantwoordelijk gesteld wil worden", zei Laporte. "Ze is bang dat haar
aanwending van federaal geld in vraag gesteld zal worden."

De hoge kost van die administratieve transparantie werd duidelijk in het
beruchte geval van Marc Dutroux. Een gebrek aan samenwerking en coördinatie
tussen diverse lokale autoriteiten vertraagde zijn arrestatie. In oktober
protesteerden 300.000 mensen in de straten van Brussel om hun
verontwaardiging uit te schreeuwen een van de weinige gevallen waarbij
Vlamingen en Walen elkaar vonden voor een gemeenschappelijke zaak. De
thuisstad van Dutroux, waar hij zijn ergste misdaden beging, was Charleroi,
een van de plekken waar de industriële revolutie begon op het continent. Ik
kuierde door de afbrokkelende industriële buitenwijken en groezelige
straatjes vol zwartgeblakerde huisjes in het gezelschap van Pascal Verbeken,
auteur van een uitstekend reisboek over de regio getiteld Arm Wallonië.
Verbeken, die in tegenstelling tot de meeste Vlamingen oprecht
geïnteresseerd is in en sympathie heeft voor het Franstalige landsgedeelte,
wees op de vele Vlaamse namen in het oude kerkhof buiten Charleroi.

"De mensen zijn vergeten dat in de goede jaren tussen 1840 en 1950 meer dan
een half miljoen Vlamingen naar hier verhuisden op zoek naar werk", zei hij.
"Maar dat past niet bij het imago dat Vlamingen nu van zichzelf hebben." Het
grootste café in het stadscentrum heet La Maison de Huit Heures, naar de
oude socialistische eis van een werkdag van maximaal acht uur. In de
somberste, meest onderkomen uithoek van Charleroi, weggepropt naast de
spoorweg, staat het huis dat vroeger eigendom was van Marc Dutroux. Op de
gevel prijkt een groot beeld van een kind met een vlieger, dat beklad is met
graffiti.

Pascal Verbeken is somber gestemd over de koers van zijn land. "Weet je,
iedereen praat tegenwoordig over het einde van België", zei hij. "En ze
richten zich vooral op het Vlaams-nationalisme. Maar België verdwijnt op
zoveel verschillende manieren, elke dag een beetje meer. Guy Verhofstadt kan
wel ronken over de model-Europeaan, die onder het genot van een glas
bourgogne naar Sibelius luistert en Cavafy leest. Maar wat heeft dat te
maken met de verloedering van oude industriële wijken, die worden overspoeld
door immigranten uit Turkije, Bulgarije, Roemenië, die totaal geen
herinneringen delen aan ons Belgische verleden? Het Vlaams-nationalisme is
een reactie op een samenleving die te snel verandert. Niemand kan het meer
volgen."

Klein Marrakech

Als Brussel België is, zoals Bart De Wever stelt, dan is het ook het
toonbeeld van het verdwijnende België dat Verbeken betreurt. Een derde van
de bevolking werd elders geboren, en hun aantal groeit, vooral nu vele in
België geboren inwoners naar de betere buitenwijken verhuizen. Er zijn
wijken dicht bij het stadscentrum, niet ver van de prachtige Grote Markt met
haar schitterende 17de-eeuwse stadhuis, waar bijna uitsluitend nog
immigranten uit Noord-Afrika, Turkije, Congo, of Rwanda wonen. Molenbeek,
een traditionele arbeidersgemeente die vroeger 'klein Manchester' genoemd
werd, heet tegenwoordig 'klein Marrakech' in de volksmond. Bart De Wever
praat liever niet over zulke plekken. Maar de problemen van 'klein
Marrakech' hebben een invloed op de spanningen tussen Frans- en
Nederlandstaligen die België verscheuren.

De Brusselse immigrantenwijk Kuregem is berucht om haar hoge graad
criminaliteit en werkloosheid. In een kramp van 'nultolerantie' voerde de
politie er onlangs een raid uit met helikopters en ordetroepen. Een deel van
Kuregem is sub-Saharisch Afrikaans. Op elke straathoek zie je jonge mannen,
die wachten om oude auto's op te kopen voor export naar Afrika. De rest is
grotendeels Noord-Afrikaans, vooral Marokkaans. Daar maakte ik kennis met de
eigenaar van een kruidenierszaak. Laat ik hem Ahmed noemen. Ahmed en zijn
echtgenote, een vriendelijke vrouw in hoofddoek met kind tegen de borst
gedrukt, werden in België geboren uit Marokkaanse ouders. Ahmed had een
netjes getrimde baard en lachte vaak, ook al drukte hij zijn wanhoop uit
over de omstandigheden in zijn wijk. Hij sprak Frans en Arabisch. Frans is
de lingua franca op straat, omdat, zo legde Ahmed uit, veel Marokkanen
elkaars dialect niet verstaan.

"Vroeger, toen ik hier opgroeide, was het fantastisch", zei hij glimlachend.
"Hier woonden vooral Belgen, een paar andere Europeanen, weinig immigranten.
Maar nu... Je ziet het zelf: drugs, diefstal, brandstichting. Het zijn
Marokkaanse mensen zoals wij, dat weet ik wel, maar ik wil niet dat mijn
kinderen de straat op gaan. De bendes zijn gewapend. Ze kopen kalasjnikovs
van de Oost-Europeanen. Ik maak me zorgen over mijn zoon. Eén slechte
vriend, en hij wordt zelf een crimineel."

Ook al zijn Ahmed en zijn vrouw Franstalig, toch sturen ze hun kinderen naar
een Nederlandstalige school. "Beter onderwijs", zei hij. Ik achterhaalde de
reden. In Nederlandstalige scholen zitten minder kinderen van immigranten.
Als Ahmed het kon betalen, zou hij verhuizen naar de rand. "Maar dat gaat
niet. Ik zit hier vast."

Vilvoorde, een vriendelijke oude stad die ooit bekendstond om haar
paardenmarkt, is zo'n randgemeente waarnaar Ahmed graag zou verhuizen. Het
is ook een van de kleine steden waarover Waalse en Vlaamse politici
bekvechten. Een andere is Halle. Het dispuut is typisch Belgisch. Vilvoorde
en Halle behoren ook al zijn ze Nederlandstalig en liggen ze in
Vlaams-Brabant tot hetzelfde tweetalige kiesdistrict als Brussel. Een bordje
tegen de muur van het OCMW in Vilvoorde informeerde bezoekers in het
Nederlands dat er uitsluitend Nederlands wordt gesproken, en dat diegenen
die het Nederlands niet machtig zijn een tolk dienen mee te nemen. Het was
niet meteen duidelijk welk nut zo'n bordje heeft voor
niet-Nederlandstaligen. Maar in België sta je niet te lang stil bij zulke
dingen.

Ik had een afspraak met Hans Bonte, een socialistisch gemeenteraadslid, die
ook het OCMW leidt. Bonte straalt met zijn open gezicht en zijn
kortgeschoren haar energie en goede wil uit, een beetje zoals een
vriendelijke sportcoach. Alvorens van wal te steken over de heikele kwestie
van de Belgische identiteit vertelde hij me iets over de Vilvoordse
identiteit: "Vanuit het perspectief van de authentieke Vilvoordenaar is dit
een echte Vlaamse stad, met haar eigen puur Vlaamse identiteit. Vanuit het
perspectief van Brussel is dit een meertalige Brusselse buitenwijk."

De Nederlandstalige Vlamingen, zei hij, hadden er geen problemen mee de
kleine groep voornamelijk rijke Franstaligen op te nemen. "Maar de politici
in Brussel, eerst Yves Leterme, nu Bart de Wever, maken het voor ons erg
moeilijk, omdat ze de gemeenschappen radicaliseren, ook al doen we ons best
om mensen te doen samenleven." Ik vroeg Bonte uit over de vloed van
niet-Europese immigranten naar de rand. Was dat een probleem? Bonte zuchtte.
"Ja", zei hij. "Ziet u, dat zijn vooral Franstalige Marokkanen, en dat
irriteert de Vlamingen. Vanuit hun perspectief leidt dit niet alleen tot
verkleuring, maar ook tot verfransing. Mensen herkennen hun eigen stad niet
meer."

Hij vermoedde dat een vijfde van Vilvoorde momenteel Franstalig is. "Mensen
die Marokkanen vroeger makaken noemden, gebruiken dat scheldwoord nu voor
alle Franstaligen", zei Bonte. Ondertussen noemen de Franstalige immigranten
de Nederlandstaligen "sales flamands", vuile Vlamingen. Het verwondert dan
ook niet dat de xenofobie groeit in Vilvoorde.

België-Oekraïne

Is er een uitweg uit dit verraderlijke etnische en linguïstische moeras? Op
een avond was ik in mijn hotelkamer aan het werken aan mijn notities, met
één oog op de tv gericht. Het Belgische voetbalteam speelde tegen Oekraïne.
Voetbal houdt vele Europese landen nog samen, en de Rode Duivels waren ooit
de trots van België. Ik bekeek de wedstrijd op een Franstalige zender, maar
de coach van het team is een Nederlandstalige Vlaming, en dat geldt ook voor
vele spelers. Ik vroeg me af welke taal er in de kleedkamer gesproken wordt.
Plotseling viel mijn oog op een korte boodschap op het tv-scherm, die de
prestaties van de Rode Duivels ophemelde: "Our team", stond er, in het
Engels. Vele mensen in Brussel zeiden dat ik met Philippe Van Parijs moest
praten, een Franstalig filosoof en politiek econoom. Hij is van mening, zo
liet ik mij vertellen, dat Belgische intellectuelen met elkaar in het Engels
moeten communiceren. Dit laatste bleek wat overdreven. Als iemand een
model-Belg genoemd mag worden, dan is hij het. Zijn vader was Vlaams, en dus
praat hij vloeiend Nederlands, maar hij werd opgeleid in het Frans, praat
Engels met zijn Britse vrouw en Nederlands en Frans met zijn kinderen.

In het huis van Van Parijs komt op regelmatige tijdstippen de zogenaamde
Paviagroep samen van Belgische intellectuelen, Vlamingen en Walen, om te
praten over de toekomst van België. Het belangrijkste idee van de Paviagroep
is de creatie van een federale kieskring in het centrum van de Belgische
confederatie van Vlaanderen, Wallonië en Brussel. In plaats van een
vergaarbak van stemmen uit de gewesten te zijn, moet het federale parlement
volgens de groep voor een tiende bestaan uit mensen die rechtstreeks
verkozen worden door de Belgen. Dat betekent, zei Van Parijs enthousiast,
dat Franstalige politici campagne moeten voeren in Nederlandstalige
gebieden, en vice versa.

Er zijn diverse obstakels voor de federalistische droom van de Paviagroep.
De communale belangen zijn te groot. Een goede kennis, Thomas Tindemans,
zoon van de voormalige premier, zei me dat een federale kieskring de Vlaamse
dominantie alleen zou versterken, omdat er nu eenmaal meer Vlaamse kiezers
zijn, en dus verworpen zou worden door de Franstaligen. Klopt niet, zei Bart
De Wever. Hij vertelde me "dat de verdediging van regionale rechten zo
ingebakken zit in België dat een numerieke meerderheid de Vlamingen niet
dominanter zou maken". Maar hij gelooft ook niet in 'creationisme', de
kunstmatige vorming van een staat. Het interesseert hem niet de comateuze
Belgische natie tot leven te wekken.

Van Parijs slaat dergelijke argumenten in de wind. Hij vindt zelfs dat een
gelijksoortig systeem ontworpen moet worden voor de EU, met een percentage
zetels in het EU-parlement die rechtstreeks verkozen worden door alle
EU-burgers. "Het is uiteraard gemakkelijker om een gevoel van solidariteit
te creëren in een eentalige gemeenschap", zei hij. "Maar de problemen in
België en in de EU kunnen alleen opgelost worden op ruimere schaal. Brussel
noch België kan bestuurd worden zonder federaal niveau. Hetzelfde geldt voor
Europa. We suggereren dus een oplossing die België nog niet bedacht heeft,
maar die ook kan dienen als een model voor Europa."

Toen ik Bart De Wever vroeg hoe de huidige politieke impasse in België
opgelost moet worden, haalde hij gelaten de schouders op. "De toekomst? Dat
is koffiedik kijken." Toen ik de eminente Vlaamse schrijver Geert van
Istendael vroeg of hij dacht dat de Belgische natie het zou overleven, zei
hij dat hij dat altijd geloofd had maar nu niet meer zo zeker was. Ik stelde
de vraag aan de Franstalige journalist Christian Laporte. Hij keek op van
zijn filet américain en zei: "Gelukkig vergieten Belgen gretig woorden en
veel inkt, maar zelden bloed."

Hetzelfde kan gezegd worden over de altijd verwarrende, meestal twistende en
schijnbare hopeloze lappendeken genaamd de Europese Unie. En toch toont de
bloederige Europese geschiedenis aan dat als naties, rijken en unies uit
elkaar vallen, er vaak geweld volgt. Bart De Wever, ogenschijnlijk een van
de minzaamsten der Europese nationalisten, voert zijn land naar de rand van
de desintegratie. Een land dat instort precies in het centrum van Europa zou
niet veel goeds beloven voor de zo al kwetsbare Europese Unie. Anderzijds
moet Bart De Wever als historicus België kennen als de scène van
versplinterde Europese dromen. Amper vijftien kilometer van zijn kantoor
ligt een gemeente genaamd Waterloo.

© 2011, Ian Buruma. www.newyorker.com

Een bordje aan het OCMW in Vilvoorde informeerde in het Nederlands dat er
enkel Nederlands wordt gesproken, en dat anderstaligen een tolk dienen mee
te nemen. Geen idee welk nut zo'n bordje heeft voor anderstaligen. Maar in
België sta je niet te lang stil bij zulke dingen

© 2011 De Persgroep Publishing
Artikelinformatie
Datum publicatie: 05 februari 2011
Bron: De Morgen
Editie:
Pagina: 38
Aantal woorden: 4010
Auteur: Ian Buruma

Les commentaires sont fermés.