lundi, 25 mars 2013
Hier verdwijnt de winter, daar verdwijnt de Lente
Peter W. LOGGHE:
Hier verdwijnt de winter, daar verdwijnt de Lente
Uit: Nieuwsbrief Deltastichting nr. 69, maart 2013
Tijdens de eerste manifestaties in en rond Tunesië, Marokko en Algerije leek het alsof de Europese intelligentsia een bijna metafysische eenheid vond in het bejubelen van de eerste tekenen van wat men later de Arabische Lente zou gaan noemen. Links en rechts klonken de meningen bijna unisono: We kunnen een ereschuld ten opzichte van de Arabieren delgen. Eindelijk kwam die er, de emancipatie van de gewone Arabier, en met hem zouden ook andere bevolkingsgroepen zich – naar Europees model natuurlijk – gaan emanciperen: de vrouw, de homoseksueel, en wie vergeten we nog?
Ondertussen valt het niet te ontkennen dat er zich grote omwentelingen hebben voorgedaan, in die landen waar de zogenaamde Arabische Lente is voorbijgetrokken. Men kan er niet omheen dat de oude, dikwijls vermolmde regimes van de kaart werden geveegd. Men kan er ook niet omheen dat de Grote Emancipatie naar Europees model is uitgebleven, en misschien verder af is dan ooit. Want de regimes die in de plaats kwamen, bleken in de meeste gevallen Arabische versies van een soort conservatieve revoluties te zijn, Arabisch-islamitische versies zelfs.
De regimes staan inhoudelijk en wat de waarden en normen betreft, verder af van Europa dan ze ooit stonden. De nieuwe regimes hebben komaf gemaakt met het seculiere panarabisme, dat de vorige eeuw beheerste en dat in elk geval een heel stuk dichter bij Europa aanleunde. In Syrië, waar de strijd momenteel nog steeds woedt, en waar zelfs Franse en Belgische salafisten aan de kant van de rebellen zouden meevechten, probeert het seculiere regime onder Assad zich staande te houden, onder een groeiende internationale druk om een stap opzij te zetten.
Hoe zat dat nu ook weer met Assad, Saddam Hoessein en de Baath partij? In Irak – en we danken het Duitse conservatieve weekblad Junge Freiheit voor zijn steeds accurate informatie – kwam de Baath partij in februari 1963 aan de macht, en bracht het generaal Qassem ten val. Een maand later, begin maart, nam dezelfde Ba’ath parij ook in Syrië de macht over, en ze bleef tot op vandaag aan de macht.
De partij Ba’ath werd in 1940 in Damascus opgericht, maar dat is dan ook het enige waar men het over eens is. De stichters zouden twee oud-Sorbonne-studenten zijn geweest, Michel Aflaq en Salah ad-Din al-Bitar, die de naam Ba’ath gebruikten, omdat het perfect weergaf waarover het ging: “Wedergeboorte”, “Vernieuwing”. Een term die men – niet toevallig – aan de Italiaanse nationalist, democraat en vrijheidsstrijder Mazzini had ontleed. Als officiële oprichtingsdatum geldt nog steeds 7 april 1947.
In wezen stond de Ba’athpartij voor een niet-marxistisch socialisme, en voorzag het plaats in zijn rangen voor alle mogelijke religieuze stromingen. De partij was strikt seculier, en zou dat ook blijven. Ze was ook duidelijk nationalistisch. Heel snel zouden er ook zusterafdelingen ontstaan in Libanon, in Palestina, in Irak.
Het is niet moeilijk te begrijpen waarom de Ba’athpartij al snel door de linkse intelligentsia aan de borst werd gedrukt: ze was socialistisch van inspiratie en wilde de Arabische identiteit propageren tegen de koloniale supermachten in. Het vaderland was de panarabische eenheid. Het motto: Eenheid, vrijheid en socialisme. Een tweede poging, de eenmaking van Egypte, Irak en Syrië, hield het maar enkele maanden uit (in 1963). Nasser stelde zich tegen de beide Ba’athregimes op.
De nagestreefde vrijheid en onafhankelijkheid hadden voor gevolg, dat vele Arabische landen, ex-kolonies van vooral Groot-Brittannië en Frankrijk, het gezicht in de richting van het Oostblok wendden: Syrië en Irak werden heel trouwe bondgenoten van de USSR. En ook de organisatie van de Ba’athpartij deed leentjebuur in het oosten: voortaan was ze georganiseerd volgens het principe van het “democratisch centralisme”.
De Ba’athpartij – of het nu in Irak was of in Syrië – kon het gemakkelijkst de mensen overtuigen met haar panarabisch programma, en de reden daarvoor ligt eigenlijk voor de hand. De grenzen die door de koloniale machten waren getrokken – Groot-Brittannië, Frankrijk, wie herinnert zich niet de speelfilm Lawrence of Arabia? – waren zo willekeurig en zonder het minste respect op volkeren en stammen en leefgebieden, dat spanningen niet konden uitblijven. Voeg daarbij de ontdekking van aardolie, die ook werd ontgonnen zonder ook maar één moment het belang van de inwoners mee te betrekken.
In Syrië en Irak stelde de Ba’athpartij zich derhalve zeer anti-Brits en anti-Frans op, maar het valt op dat dit antikolonialisme gaandeweg een anti-Amerikaans en anti-israëlitisch karakter kreeg. Die twee staten werden door veel Arabieren beschouwd als de plaatsvervangers van de oude koloniale machten.
De Ba’athpartijen in Syrië en Irak kunnen gerust als voorhoedepartijen worden beschouwd van het panarabisme, zoals Khadaffi in Libië en Nasser in Egypte. Maar het schisma van 1966 dreef Syrië en Irak zoveel uiteen, dat Syrië zich bijvoorbeeld in 1990 – ondanks het zware voorbehoud – toch aan de zijde van de VS schaarde in de Golfoorlog tegen het Irak van Saddam Hoessein.
Het Westen ging er in de jaren 90 van de vorige eeuw van uit dat de Ba’athpartij in Syrië door het wegvallen van de USSR zich met Hafez al-Assad in de richting van interne hervormingen zou bewegen en dat het misschien zelfs zou aanleunen bij het Westen. Zover zou het echter nooit komen. Assad voerde weliswaar enkele liberaal-economische wijzigingen door, maar hij veranderde de politieke organisatie niet. Hij was bijvoorbeeld de man die eerste scherpe moorddadige acties opzette tegen religieuze en andere oppositiepartijen in Syrië. In 2000 kwam hij om het leven, en nam Baschir het roer over, met – opnieuw, en keer op keer, is men geneigd te zeggen – de hoop in Amerika op verandering. Ook dit keer bleek de inschatting van Amerika verkeerd.
Feit is dat een aantal Angelsaksische landen al langer dan vandaag uit zijn op de verdrijving van de Ba’athpartijen in de Arabische wereld. Volgens bepaalde experts om op die manier de Arabische wereld gemakkelijker onder Amerikaanse controle te krijgen. Volgens anderen om op die manier het ontstaan van een democratie op zijn Arabisch mogelijk te maken. Tot hier toe kregen we heel weinig democratische resultaten te zien. In Syrië houdt Assad voorlopig stand, en met hem de Ba’athpartij.
Hoelang nog?
Ondertussen valt het niet te ontkennen dat er zich grote omwentelingen hebben voorgedaan, in die landen waar de zogenaamde Arabische Lente is voorbijgetrokken. Men kan er niet omheen dat de oude, dikwijls vermolmde regimes van de kaart werden geveegd. Men kan er ook niet omheen dat de Grote Emancipatie naar Europees model is uitgebleven, en misschien verder af is dan ooit. Want de regimes die in de plaats kwamen, bleken in de meeste gevallen Arabische versies van een soort conservatieve revoluties te zijn, Arabisch-islamitische versies zelfs.
De regimes staan inhoudelijk en wat de waarden en normen betreft, verder af van Europa dan ze ooit stonden. De nieuwe regimes hebben komaf gemaakt met het seculiere panarabisme, dat de vorige eeuw beheerste en dat in elk geval een heel stuk dichter bij Europa aanleunde. In Syrië, waar de strijd momenteel nog steeds woedt, en waar zelfs Franse en Belgische salafisten aan de kant van de rebellen zouden meevechten, probeert het seculiere regime onder Assad zich staande te houden, onder een groeiende internationale druk om een stap opzij te zetten.
Hoe zat dat nu ook weer met Assad, Saddam Hoessein en de Baath partij? In Irak – en we danken het Duitse conservatieve weekblad Junge Freiheit voor zijn steeds accurate informatie – kwam de Baath partij in februari 1963 aan de macht, en bracht het generaal Qassem ten val. Een maand later, begin maart, nam dezelfde Ba’ath parij ook in Syrië de macht over, en ze bleef tot op vandaag aan de macht.
De partij Ba’ath werd in 1940 in Damascus opgericht, maar dat is dan ook het enige waar men het over eens is. De stichters zouden twee oud-Sorbonne-studenten zijn geweest, Michel Aflaq en Salah ad-Din al-Bitar, die de naam Ba’ath gebruikten, omdat het perfect weergaf waarover het ging: “Wedergeboorte”, “Vernieuwing”. Een term die men – niet toevallig – aan de Italiaanse nationalist, democraat en vrijheidsstrijder Mazzini had ontleed. Als officiële oprichtingsdatum geldt nog steeds 7 april 1947.
In wezen stond de Ba’athpartij voor een niet-marxistisch socialisme, en voorzag het plaats in zijn rangen voor alle mogelijke religieuze stromingen. De partij was strikt seculier, en zou dat ook blijven. Ze was ook duidelijk nationalistisch. Heel snel zouden er ook zusterafdelingen ontstaan in Libanon, in Palestina, in Irak.
Het is niet moeilijk te begrijpen waarom de Ba’athpartij al snel door de linkse intelligentsia aan de borst werd gedrukt: ze was socialistisch van inspiratie en wilde de Arabische identiteit propageren tegen de koloniale supermachten in. Het vaderland was de panarabische eenheid. Het motto: Eenheid, vrijheid en socialisme. Een tweede poging, de eenmaking van Egypte, Irak en Syrië, hield het maar enkele maanden uit (in 1963). Nasser stelde zich tegen de beide Ba’athregimes op.
De nagestreefde vrijheid en onafhankelijkheid hadden voor gevolg, dat vele Arabische landen, ex-kolonies van vooral Groot-Brittannië en Frankrijk, het gezicht in de richting van het Oostblok wendden: Syrië en Irak werden heel trouwe bondgenoten van de USSR. En ook de organisatie van de Ba’athpartij deed leentjebuur in het oosten: voortaan was ze georganiseerd volgens het principe van het “democratisch centralisme”.
De Ba’athpartij – of het nu in Irak was of in Syrië – kon het gemakkelijkst de mensen overtuigen met haar panarabisch programma, en de reden daarvoor ligt eigenlijk voor de hand. De grenzen die door de koloniale machten waren getrokken – Groot-Brittannië, Frankrijk, wie herinnert zich niet de speelfilm Lawrence of Arabia? – waren zo willekeurig en zonder het minste respect op volkeren en stammen en leefgebieden, dat spanningen niet konden uitblijven. Voeg daarbij de ontdekking van aardolie, die ook werd ontgonnen zonder ook maar één moment het belang van de inwoners mee te betrekken.
In Syrië en Irak stelde de Ba’athpartij zich derhalve zeer anti-Brits en anti-Frans op, maar het valt op dat dit antikolonialisme gaandeweg een anti-Amerikaans en anti-israëlitisch karakter kreeg. Die twee staten werden door veel Arabieren beschouwd als de plaatsvervangers van de oude koloniale machten.
De Ba’athpartijen in Syrië en Irak kunnen gerust als voorhoedepartijen worden beschouwd van het panarabisme, zoals Khadaffi in Libië en Nasser in Egypte. Maar het schisma van 1966 dreef Syrië en Irak zoveel uiteen, dat Syrië zich bijvoorbeeld in 1990 – ondanks het zware voorbehoud – toch aan de zijde van de VS schaarde in de Golfoorlog tegen het Irak van Saddam Hoessein.
Het Westen ging er in de jaren 90 van de vorige eeuw van uit dat de Ba’athpartij in Syrië door het wegvallen van de USSR zich met Hafez al-Assad in de richting van interne hervormingen zou bewegen en dat het misschien zelfs zou aanleunen bij het Westen. Zover zou het echter nooit komen. Assad voerde weliswaar enkele liberaal-economische wijzigingen door, maar hij veranderde de politieke organisatie niet. Hij was bijvoorbeeld de man die eerste scherpe moorddadige acties opzette tegen religieuze en andere oppositiepartijen in Syrië. In 2000 kwam hij om het leven, en nam Baschir het roer over, met – opnieuw, en keer op keer, is men geneigd te zeggen – de hoop in Amerika op verandering. Ook dit keer bleek de inschatting van Amerika verkeerd.
Feit is dat een aantal Angelsaksische landen al langer dan vandaag uit zijn op de verdrijving van de Ba’athpartijen in de Arabische wereld. Volgens bepaalde experts om op die manier de Arabische wereld gemakkelijker onder Amerikaanse controle te krijgen. Volgens anderen om op die manier het ontstaan van een democratie op zijn Arabisch mogelijk te maken. Tot hier toe kregen we heel weinig democratische resultaten te zien. In Syrië houdt Assad voorlopig stand, en met hem de Ba’athpartij.
Hoelang nog?
Peter Logghe
00:07 Publié dans Actualité | Lien permanent | Commentaires (0) | Tags : politique internationale, révoltes arabes, printemps arabe, monde arabe, monde arabo-musulman | | del.icio.us | | Digg | Facebook
Les commentaires sont fermés.