Ok

En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez l'utilisation de cookies. Ces derniers assurent le bon fonctionnement de nos services. En savoir plus.

mercredi, 24 janvier 2007

Gabriele d'Annunzio (Nederlands)

Gevonden op : http://www.vjwestland.be

Gabriele d'Annunzio

De Italiaanse dichter en politicus Gabriele d'Annunzio werd geboren als Antonio Rapagnetta in Pescara op 12 maart 1863. De naam Gabriele kreeg hij van z’n vader als verwijzing naar de bijbelse aartsengel. Z’n vader, Francesco Paolo Rapagnetta – d´Annunzio was een eerder tyranniek figuur afkomstig uit een bourgeois-milieu maar die via adoptie op de sociale ladder kon opklimmen en een vrouw huwen die afkomstig was uit de landadel. Z’n vader steunde Gabriele zijn ontwikkelend muzikaal talent en bracht hem ondermeer ook bewondering bij voor de Italiaanse nationale held Garibaldi en voor het “Latijnse genie” Napoleon Bonaparte. D’Annunzio kreeg eerst privaat onderwijs thuis en ging vervolgens naar het elite-internaat Cicognini in het Toscaanse Prato. Dat internaat werd een zware beproeving voor d’Annunzio die hunkerde naar extravagantie en het doorvoeren van z’n eigen wil, wat leidde tot meerdere “ontsnappingen” uit het internaat. Al vroeg las hij Shakespeare en Baudelaire, op 16-jarige leeftijd schreef hij z’n eerste gedichten en werd beïnvloed door dichter Giosué Carducci. Na z’n internaatsperiode keerde hij in 1881 terug naar Pescara en kwam er terecht in de vriendenkring van de schilder Francesco Paolo Michetti, één van de belangrijkste Italiaanse realisten. Kort daarom trok d’Annunzio naar de universiteit van Rome voor de studie van filosofie en literatuur.

De contacten die hij in de literaire kringen van Rome legde toen hij er zijn universitaire studies volbracht, stelden hem in staan lid te worden van verscheidene literaire kringen en te publiceren in lokale kranten. Zijn literaire stijl ontwikkelde zich en veranderde geregeld, maar centraal blijft min of meer de ontwikkeling tot een soort hedonisme zoals dat begin 20e eeuw opleefde. Zijn vroegere werk is lyrisch, ietwat ontremd over het uiten van emoties, waarin naturalisme te herkennen is. Zoals vaker in hedonistische literatuur en poëzie, komt in zijn latere werk, onder invloed van Friedrich Nietzsche, Arthur Schopenhauer en Richard Wagner, het Übermensch motief centraal te staan: z’n pleidooi om zich te ontwikkelen tot een 'superuomo', de alles kunnende en alles veroverende Nietzscheaanse Übermensch die we eveneens in zijn romans tegenkomen (bijvoorbeeld Stelio Effrena in Il Fuoco, 1898). Het werk van Gabriele d'Annunzio werd sterk beïnvloed door het Franse symbolisme. Net als bij Wagner en Nietzsche speelt het heroïsme een grote rol in het werk van deze Italiaanse dichter. Bovendien is het werk van Gabriele d'Annunzio sterk nationalistisch, soms zelfs overdreven patriottisch. De romans en toneelwerken zijn verfijnd sensualistisch te noemen.

Met de uitgave van zijn tweede gedichtenbundel ‘Canto Novo’ in 1882, voerde d’Annunzio de Engelse romantiek in als nieuwe stijl in Italië en kwam daarmee los van de overheersende invloed van Carducci: “Ik heb de kracht gehad te rebelleren. Dankzij een lang en moeizaam selectieproces ben ik nu vrijer, mezelf, volledig mezelf. Ik moet nog slechts de laatste boeien en kluisters afgooien en me dan in het water gooien.” Er zouden nog meer gedichtenbundels volgen. In 1883 sloot hij zich als dichter aan bij de groep ‘In Arte Libertas’, waar men Romeinse Traditie mengde met een aristocratisch maatschappij ideaal en een revolutionair nationalisme dat zich tegen de bourgeois-maatschappij keerde. Er werd een radicaal estheticisme gepropageerd als tegengewicht voor de geldjacht, het materialisme en de ontbrekende kunstkennis van de bourgeois. Drijvende kracht achter de groep was Angelo Sommaruga, iemand die het schandaal niet schuwde en die decadentie bij d'Annunzio aanscherpte. Het vitalisme van de begintijd had plaats gemaakt voor decadentisme. Eind juni 1883 huwde d’Annunzio met de zwangere Maria Hardouin di Gallese, afkomstig uit Romeinse hoogadel. Het huwelijk startte al onder slecht gesternte wegens de vele affaires van d’Annunzio en zijn verkwistende levensstijl. Tussen november 1884 en 1888 werkte d’Annunzio als redacteur bij de krant ‘La Tribuna’ hetgeen z’n geldzorgen enigszins kon oplossen. Via dit redactiewerk kwam hij in contact met de Italiaanse vloot- en grootmachtpropaganda. In heel wat artikels beschreef en bewonderde hij de eeuwenoude nautische traditie van de Italiaanse zeesteden en de droom van de Middellandse Zee als de Mare Nostrum.

In augustus 1888 hield hij op met z’n werk bij ‘La Tribuna’ en werkte aan z’n eerste roman, ‘Lust’, hetgeen hem tot ver buiten Italië bekend maakte. Het hoofdpersonage, graaf Andrea Sperelli, vertegenwoordigt een bijzondere klasse van Italiaanse adel die van generatie op generatie een hoogstaande cultuur, elegantie, kunstzin beleeft en doorgeeft. Dit wordt geplaatst tegenover een grijze democratie waarin zoveel edel en schoon ondergaat. Sperelli als één van de laatste telgen van een intellectueel ras, doordrongen van kunst, waar kunst nog geen decor is maar zelfs de eigen persoon tot kunstwerk wordt gemaakt, geschapen. Het begrip schoonheid vormt de as van hun ziel waarrond alles draait. In november 1889 trekt d’Annunzio naar het leger en meldt zich als zessentwintigjarige vrijwilliger bij het 14de Cavallerieregiment in Alessandria, hij leed er onder de ontberingen en militaire discipline maar kon gunsten verkrijgen. Maar hij zou er toch malaria oplopen hetgeen hem voor de rest van z’n leven parten zou spelen. Toen hij uit het leger kwam verliet hij z’n vrouw en trok in bij z’n geliefde Barbara Leoni. Maar z’n verkwistende levensstijl, enkele geflopte publicaties en een financieel bankroet van z’n familie ruïneerden hem zodat hij in 1892 opnieuw bij Michetti aanklopte. 

Ongeveer terzelfdertijd werd d’Annunzio meer en meer een intellectueel woordvoerder van het anti-liberaaldemocratische rechts. Dit ontstond als reactie op de mislukte imperialistische politiek van de Italiaanse regering in Oost-Afrika en het versterken van de marxistische arbeidersbeweging. D’Annunzio stelde een crisis vast in de historische idealen en veroordeelde het heersende positivisme. Er diende een nieuwe waarheid te komen, een nieuw geloof. Zijn werken boden een elitair wereldbeeld en wezen op de missie van Italië en Rome die voortspruitte uit de Romeinse traditie en oudheid. Een ethische schoonheidscultus werd als Latijns cultuurgoed tegenover de industrialisering en het materialisme geplaatst. Als medewerker van de Napolitaanse krant lanceerde hij regelmatig aanvallen op de liberale staat en haar democratie die hij als “een strijd van egoïsmen” beschouwde. De aristocratische geboorte-adel zou door een nieuwe geestesadel vervangen worden, door een van sociale herkomst onafhankelijke kracht die zou regeren.

Meer en meer werd een Nietzscheaanse invloed in d’Annunzio’s werk sterker in vergelijking met zijn Wagneriaanse beïnvloeding. Hij bewonderde de kritiek van Nietzsche op de “evangelische doctrine van de genade en met medelijden”. Nietzsche verpersoonlijkte de levenskracht terwijl Wagner een symbool werd van de moderne decadente tijd omdat de functie van een kunstenaar er volgens hem in bestond “de tijdsgeest waarin hij leeft uit te drukken”. D’Annunzio verwierp de lijdzaamheid van Wagner maar vond hem een voorbeeld als persoon en zijn kunst voor een mythisch voorbeeld van de culturele en politieke inhoud van een natie. Deze geschetste invloed in d’Annunzio z’n werk werd vooral aangetoond in de essays ‘La bestia elettiva’ en ‘Il caso Wagner’ uit het najaar van 1892. D’Annunzio constateerde de fysische en spirituele crisis waarin Europa verkeerde, een uitdrukking van de overwinning van de ideeën van de Franse Revolutie. De nietzscheaanse cultus van het Ich stond tegenover elke doctrine, predikte de nieuwe aristocratie, het “ras van de Edelen en Vrijen”, die tot de strijd tegen de bourgeois-moraal en de massa geroepen waren, alsook tot de stichting van een nieuw tijdperk.

In 1894 verscheen de derde roman, ‘Triomf van de dood’, volgens velen één van de sleutelwerken van d’Annunzio. Opnieuw biedt de zelfoverwinning, de herwaardering van waarden, een uitweg uit het lijden. Uitbraak en zoektocht naar het onbekende land en de volledige bevrijding uit tradities. Teruggrijpen naar het nog wijdverspreide katholieke geloof in het mysterie biedt geen oplossing. De strijd tegen de eigen dodelijke zwakheden moet verdergezet worden. Wie wil leven moet eerst geestelijk afschuw opwekken voor de waarheid en zekerheid. Uitgangspunt voor de nieuwe oriëntatie werd geboden door de Griekse Oudheid. De oude Grieken, met hun sterke Wil tot leven die in zovele zaken tot uiting kwam, deden niks anders dan zich met de natuur der dingen identificeren. Net als Nietzsche verwierp d’Annunzio zwakheid, gevoeligheid, sentimentaliteit, medelijden, zelfverloochening, verlangen naar het Geloof en de Verlossing. Daar tegenover plaatste hij een optimistische levenshouding, pijn als tucht der sterkere, afwijzen van geloof in moraal, gerechtigheid door ongelijkheid, machtsgevoel, strijd, heerszucht, overwinning, verwoesting en schepping. D’Annunzio gebruikte Nietzsches antiburgerlijke houding voortaan voor z’n eigen esthetiek en z’n radicaal nationalisme. In 1895 verschijnt ‘Le vergini delle rocce’ met een uitdrukkelijk antidemocratisch accent, het verwerpen van de moderne massamaatschappij en de afbraak van de Romeinse traditie. Er werd gepolemiseerd tegen de massabeweging van de laagste klasse en tegen de corruptie van de handelsbourgeoisie. Van de vrijheid en gelijkberechtiging ging niks anders uit dan de “stormwind van de barbarij”. 

In september 1895 ontmoette d’Annunzio in Venetië de wereldberoemde toneel-en theaterspeelster Eleonora Duse. De relatie en samenwerking tussen beide genieën leidde Italië naar het begin van een nieuwe episode in theater. Beide sloten een pact om Italië een nationaal theater te geven naar Wagners voorbeeld. Het verbond zou tot aan hun scheiding in 1903 standhouden. Zijn relatie met Eleonora Duse was gebaseerd op genegenheid, als enige echt geliefde van d’Annunzio eindigde Duse dan ook niet in waanzin of ellende. Tussen 1900 en 1905 schreef d’Annunzio 20000 lyrische verzen en zo’n 12000 verzen voor Drama’s. Zijn onnavolgbare werklust leidde in 40 jaar tot ongeveer 21 miljoen regels en verzen, meer dan duizend per dag. Daarmee is hij allicht één van de meest productieve schrijvers uit de menselijke geschiedenis. Op de theaterplanken schiep hij de theatrale middelen en mogelijkheden die hij later in politiek zou gebruiken. Hier werd voorbereid wat al snel in gans Italië zou gaan gebeuren: de culturele en nationale vernieuwing. D’Annunzio verwaarloosde in tegenstelling tot sommige andere symbolisten nooit het succes bij het publiek, want theater was tenslotte een propagandaorgaan voor ideologie. Op 8 november 1895 sprak d’Annunzio in het theater La Fenice tot slot van de eerste Biennale in Venetië. Z’n eerste openbare redevoering werd een ware triomf, hij bemerkte er z’n uitzonderlijke retorische begaafdheid.    

D’Annunzio die zich totnogtoe steeds van zowel links als rechts in de politiek had weggehouden, werd sindsdien door conservatieven gesteund. In 1897 werd hij voor de kieskring Ortona in het Italiaanse parlement afgevaardigd. In de verkiezingsstrijd had hij zich verdedigd met voor boeren op te komen voor privaat bezit, tegen de socialistische coöperatieve beweging en de radicale landarbeiders. Als verkozene nam d’Annunzio evenwel nauwelijks deel aan de parlementszittingen. Door z’n vitalistische esthetiek, z’n Dionysische levensvisie met afwijzing van parlementarisme en z’n geloof in de superioriteit van de Latijnse cultuur werd hij een symboolfiguur van de intellectuele jeugd. Zijn politieke initiatieven concentreerden zich op het verbeteren van de schoonheid en de kracht van de Italiaanse steden en haar bewoners. Op 24 maart 1900 liep hij in het kader van een verhit parlementair debat over naar de socialisten. Deze zware provocatie betekende het einde van zijn “parlementaire carrière”, d’Annunzio kandideerde kort nadien nog tevergeefs in Florence met de hulp van de socialisten. Zijn agitatie deed bijna anarchistisch aan. In een interview met de Franse krant ‘Le Temps’ stelde hij: “Denken jullie dat ik een socialist ben? Ik ben steeds dezelfde gebleven… Ik ben en blijf een individualist… Het socialisme in Italië is een absurditeit. Bij ons geldt slechts één politieke weg, namelijk verstoren en afbreken. Wat is, is vermolming, is de dood, is tegen het leven. Men moet buit maken. Op een dag zal ik de straat optrekken.” 

In 1908 kwam de voordruk van de tragedie ’La Nave’ in het tijdschrift ‘Poesia’. D’Annunzio bedreef nu duidelijk meer en meer vloot- en grootmachtpropaganda in een theaterverpakking, bedoeld als bijdrage in de wederopstanding van de Italiaanse grootheid. Het stuk werd gekenmerkt door oorlogshandelingen en massascènes, het toejuichen van militaire techniek en een wraakzuchtig heroïsme. Na de opvoeringen doken er al snel her en der imperialistische eisen en uitspraken op. De overeenkomsten met een zich aggressief en nationalistisch uitende literatuur bleven niet zonder invloed en een zelfs beslissende betekenis bij het Futurisme, ook al werd dit door F.T. Marinetti ontkend. Het heroïsme bij d’Annunzio is evenwel individueel en niet collectief. Zijn verhouding tot het moderne blijft kunstmatig geformuleerd, de gepropageerde maatschappelijke orde richt zich op premoderne modellen, de latere botsing met de Futuristen zat er aan te komen. Voor Marinetti verving het “rijk der machines” immers de traditionele leefwereld. D’Annunzio zat volgens de Futuristen gevangen in het verleden, z’n verhouding tot techniek werd esthetisch en symbolistisch geformuleerd. Zijn levenswerk werd reeds in 1908 door Marinetti tot museumstuk verklaard. ‘Poesia’ werd vanaf 1909 het eerste centrale orgaan van de Futuristen.

Met de scheiding van Eleonora Duse in 1903 was d’Annunzio z’n leven ondertussen gedegenereerd tot een spektakel. Na jaren als een Italiaanse Renaissance-vorst te hebben geleefd (een peperduur interieur, 20 huisbedienden, 36 honden, 31 paarden, 200 duiven en 5 katten) moest hij in 1910 als gevolg van de schuldenlast Italië verlaten. Hij trok naar Frankrijk waar hij z’n laatste grote roman schreef, genaamd ‘Misschien, mischien ook niet’. Het boek start met een snelle en risicovolle autorit, de hoofdfiguur Paolo Tarsis is een snelheidsfanaticus. D’Annunzio pikte de mythe van het vliegen op, herinnerend aan de “uitvluchten” van Antoine de Saint-Exupéry en Ernst Jünger in de luchtvaartpropaganda. Inspiratie deed hij op bij z’n bezoek aan de eerste internationale vliegshow in Italië, meer bepaald in Brescia in september 1909. D’Annunzio vloog als passagier mee en had meteen een nieuwe passie ontdekt. De mythe van de machine werd aan het idee van de übermensch gekoppeld. Bij het vliegen verhief de mens zich boven het lot en de aardse bindingen. Voortaan verving het beeld van de Daadmens, de mythe van snelheid, agressiviteit en techniek vervingen de twijfels aan zichzelf in z’n voorgaande werken. D’Annunzio brak uit z’n burgerlijke romans uit waarbij hij voortaan gevaar tot bestanddeel van de orde beschouwde. Hij was hiermee duidelijk naar de Futuristen opgeschoven.  

Ondertussen werkte de Italiaanse propagandist van de Übermensch mee in een voorbereidingscomité voor een Nietzsche-monument nabij Weimar. Naast d’Annunzio behoorden ondermeer nog tot het comité: Maurice Barrès, Hugo von Hofmannsthal, Gustav Mahler, Gerhart Hauptmann en Walter Rathenau. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zou vroegtijdig een einde maken aan deze pogingen om tot een pan-Europese Nietzsche-beweging te komen. Nog in Frankrijk werkte d’Annunzio mee aan de film ‘Cabiria’ van Giovanni Pastrones waardoor hij als één van de medeuitvinders van de beweeglijke camera kan aanzien worden. Met zijn medewerking aan de krant ‘Corriere della Serra’ verkreeg d’Annunzio opnieuw een propagandamogelijkheid voor het verspreiden van zijn activistisch mensbeeld. De verwachtte oorlog in Europa zou het Uur van de Waarheid worden voor het Latijnse ras. Reeds tijdens de Tripoli-oorlog tussen Italië en Turkije schakelde d’Annunzio zich in in de nationalistische propaganda tegen Duitsland en Oostenrijk en bouwde z’n populariteit in Italië ermee op. De onvrede en ontgoocheling over de vrede van 1912 versterkte de nationalistische stemming in Italië, het land werd een heksenketel waarin zich de eerste tekenen van het zich ontwikkelende fascisme aftekenden. De arbeidersbeweging was verdeeld, de nationaal-syndicalisten scheidden zich af van de socialisten en vanuit Frankrijk stak de gedachte de kop op dat het proletariaat geen revolutionaire kracht meer was. Ontgoochelde en geradicaliserede linksen zochten naar een nieuw revolutionair subject en ontdekten de Natie. En dit subject kon vooral in het irredentistische Italië door niets zo gemakkelijk gemobiliseerd worden als door oorlog.

Met de uitbraak van W.O.1 drongen brede publieke kringen van zowel rechtse als linkse interventionisten in Italië aan op de Italiaanse intrede in de oorlog, tegen Duitsland en Oostenrijk. Benito Mussolini verliet de redactie van ‘Avanti’ en verklaarde zich solidair met de Futuristen van Marinetti. Ook d’Annunzio was aanhanger van de interventionistische gedachte en propageerde de strijd van de Latijnse staat tegen het “Germaanse barbarendom”. Met een rol als propagandist was d’Annunzio al snel niet meer tevreden, op 23 mei 1915 meldde hij zich vrijwillig op 52-jarige leeftijd als cavallerie-luitenant. Uiteindelijk zou hij dienen bij de marine en vooral bij de vliegertroepen. Boven Trieste wierp hij een manifest af ter bevrijding van de er onder Oostenrijks bestuur levende Italianen. De regering in Wenen zette daarop een prijs van 20000 Kronen op z’n gevangenneming. D’Annunzio betrok in Venetië het huis van de Prins Hohenlohe en voerde van daar uit zowat zijn eigen private oorlog ter zee en in de lucht tegen de Oostenrijkers. In juni 1916 verloor hij bij een ongeval een oog maar drie maanden later vloog hij alweer bombardementsvluchten. Voortaan werd hij de “Comandante” genoemd en in 1917 verzocht hij in een memorandum aan de Italiaanse stafchef Cadorna de vliegertroepen op een agressieve wijze in te zetten met de bedoeling een strategische bommenwerpersvloot in te zetten tegen de infrastructuur en industrie van de vijand alsook bombardementsvluchten ter ondersteuning van de infanterie. Onvergetelijk werd d’Annunzio in de militaire vliegerij toen hij met zijn eskader op 9 augustus 1918 pamfletten afgooide boven Wenen. In de herfst van 1917 was de “Comandante” nochtans op het nippertje aan een lynchpartij ontsnapt van eigen Italiaanse infanteristen na de Italiaanse nederlaag nabij Caporetto. Onbewogen zag hij zelf toe hoe 38 van deze infanteristen geëxecuteerd werden. Het einde van de oorlog maakte d’Annunzio mee aan het westelijke front als luitenantkolonel in de reservetroepen.

Fiume – het hoogtepunt

Zoals zovelen in het toenmalige Europa kon ook d’Annunzio niet gemakkelijk omschakelen van de van de totale inzet in de Grote Oorlog naar de vrede. De “verkwanselde overwinning” werd zijn slagwoord voor de afloop van die oorlog vanuit Italiaans perspectief. Ondertussen werd het verzet tegen de Italiaanse propaganda in Dalmatië sterker, vooral in de stad Fiume, waar Italianen en Servo-Kroaten wedijverden om de macht. Rome stond op het naleven van het Verdrag van Londen van 1915, dat naast Zuid-Tirol ook het schiereiland Istrië en Dalmatië als oorlogsbuit voor Italië voorzag. Toen reeds overlegde d’Annunzio met hoge officieren voor een actie tegen de stad Split. In de zomer van 1919 ontwikkelde Nino Host-Venturi als lid van de Italiaanse Nationale Raad in Fiume het plan om via een paramilitaire actie de stad Fiume bij Italië te laten aansluiten, en voorzag d’Annunzio als leider van het commando. Er volgden nog enkele plannen, maar na enkele schietpartijen tussen Italiaanse troepen en Franse troepen moesten de Italiaanse troepen de stad verlaten in augustus 1919. Een groep jonge officieren, de “zeven gezworenen”,  wende zich tot d’Annunzio: “we hebben gezworen: opnieuw Fiume of de dood. En wat doen jullie voor Fiume?” De “Comandante” verklaarde daarop in het tijdschrift ‘Vedetta d’Italia’ bereid te zijn tot elke denkbare stap. Kort daarop deelde hij Mussolini –ondertussen leider van de fascisten- mee dat hij actie zou ondernemen i.v.m. Fiume en hij vroeg zijn steun.

 Op 12 september zette een trein van zo’n 300 vrijkerels in beweging, vergezeld van vrachtwagens en pantservoertuigen, richting Fiume. D’Annunzio leed ondertussen zwaar aan koortsaanvallen die hij bestreed met een cocktail van cocaïne en strychnine. Bersaglieri-eenheden en soldaten uit de legendarische “zwarte vlammen”-divisie sloten zich aan. Een belangrijk deel van d’Annunzio’s troepen bestond uit gedemobiliseerde veteranen van de Arditi-stormtroepen van wie het strijdlied ‘La Giovinezza’ door de vrijkerels overgenomen werd en nadien de fascistische hymne werd. Tegen de middag bezette het tot ondertussen 2500 manschappen aangegroeide leger gans Fiume zonder noemenswaardig verzet. Gabriele d’Annunzio werd tot gouverneur van de stad uitgeroepen en sprak de menigte toe: “Hier ben ik, ecce Homo… Ik vraag slechts het recht om burger van de Stad des Levens te zijn. In deze gekke en laffe tijden is Fiume vandaag het teken van de vrijheid.” Italië was volgens d’Annunzio nu van de schande harer “verkwanselde overwinning” verlost. Zonder het stilzwijgend dulden van de actie door de Italiaanse regering en het leger was zijn overwinning evenwel nauwelijks mogelijk geweest. In Fiume ontstond het ‘Commando di Fiume’ om de stad te besturen, de geallieerden bliezen de aftocht en toen admiraal Casanuova de Italiaanse oorlogsschepen uit de haven wou laten varen, liet d’Annunzio hem arresteren. De reeds langer bestaande Italiaanse Nationale Raad in Fiume had voortaan in haar beslissingen de goedkeuring van de “Comandante” nodig. De marine van Fiume, grotendeels bestaande uit deserteurs en Milanese maritieme anarchistische vakbondsleden, noemde zich de Uscochi, naar de langverdwenen piraten die eens de plaatselijke buitengaatse eilanden bewoonden en de Venetiaanse en Ottomaanse scheepvaart belaagden. De moderne Uscochi behaalden enkele wilde overwinningen: verscheidene rijke Italiaanse handelsschepen gaven de Republiek plotseling een toekomst: geld in de schatkist.

De ganse onderneming van d’Annunzio en zijn troepen kreeg onmiddellijk de steun van de linkervleugel bij de fascisten, vooral vanwege de Nationaal-syndicalisten en de Futuristen, duizenden nieuwe vrijwilligers stroomden toe in Fiume. Iedere ochtend las d'Annunzio vanaf zijn balkon poëzie voor en elke avond weerklonk muziek en spatte vuurwerk boven de republiek open. Mussolini sprak zich evenwel niet uit wat tot een boze reactie bij d’Annunzio leidde. Marinetti, grondlegger van de Futuristen, kwam samen met Ferruccio Vecchio, literair vertegenwoordiger van de Arditi, naar Fiume om er de oorlog als enige hygiëne in de wereld te vieren. Als medestichter van de Fasci di Combattimento eiste hij de uitbreiding van de actie naar gans Italië, het volgende doel moest Trieste worden. Marinetti en Vecchi zetten hun plannen niet door, wat niet in het minst te maken had met hun persoonlijke rivaliteit jegens d’Annunzio. Ook onderhandelingen met Mussolini zelf over een machtsgreep in Italië bleven zonder gevolg, zelfs toen Mussolini zelf naar Fiume kwam. De “Comandante” en zijn legionairs legden de basis van de uiterlijke kenmerken van het fascisme: het Marokkaanse Fez-hoedje als hoofddeksel, het zwarthemd en de doodskop als symbolen van de macht over leven en dood, hun vlag toonde de Romeinse adelaar met gespreidde vleugels. Geometrisch ingerichtte massa-marsen golden er als symbool van verzet tegen de burgerlijke anonimiteit, er heerste een gevoel van bevrijding en gemeenschappelijkheid. Een quasi-wereldlijke ersatzreligie ontstond hieruit, de toestand van de mobilisatie en bereidheid werden door Mussolini tot één van de axioma’s van de fascistische beweging verheven.   

De internationale pers verwachtte het ineenstorten van de Italiaanse regering en een drastische machtsuitbreiding van d’Annunzio. Het Vuur van Fiume verspreidde zich evenwel niet. Al snel traden er spanningen op. De Italiaanse Nationale Raad in Fiume was eerder gekant tegen revolutionaire experimenten en wenste de aansluiting bij Italië. Conservatieven stonden er meer en meer tegenover Futuristen en Nationaal-syndicalisten, terwijl d’Annunzio tussen beide in stond. Hij was er vooral mee bezig zich en zijn troepen als het échte Italië te stileren en een nieuwe werkelijkheid te scheppen. In zijn rede van 24 oktober nam hij voor het eerst wat afstand van zijn fixatie op Dalmatië. Fiume zou voortaan het model worden voor de strijd van etnische minderheden in de ganse wereld. “Alle rebellen van alle rassen zullen voortaan onder ons teken verzameld worden. En de verdrukten zullen bewapend worden. En geweld zal met geweld beantwoord worden.” D’Annunzio predikte de kruistocht van de onderdrukte volkeren tegen de uitbuiters-naties en de winnaars van de oorlog. In die vrijheidsstrijd meende hij dat de blanke volkeren zich moesten verenigen met de gekoloniseerden, dat de christenen zich met de moslims in deze strijd moesten verenigen. Al snel ontstonden er goede contacten met nationalistische bewegingen in Ierland, Egypte, Turkije, Armenië, Kroatië en Albanië. In de afloop hiervan werd op 28 april 1920 de Fiumi-Liga voor de Onafhankelijkheid van de Volkeren opgericht. De Liga werd opgevat als een alternatief voor de Volkenbond en de zelfbevrijding van alle volkeren naar Fiume’s voorbeeld nastreven.

Maar de problemen namen toe. In enkele weken tijd was het financiële vermogen van de stad verloren gegaan aan feest- en braspartijen vanwege de legionairs alsook aan de talrijke parademarsen. Het conflict tussen de gematigden en conservatieven enerzijds, en de revolutionaire radicalen anderzijds verscherpte zich. De chaos en criminaliteit in de stad namen zienderogen toe. Van d’Annunzio verwachtte men de opbouw van een Nieuwe Orde. Ondertussen zakte Italië weg in een ernstige economische crisis en in zware sociale onrust die op burgeroorlog begon te lijken. Eind november 1919 was d’Annunzio bereid tot de overgave van de stad indien Italië de stad zou annexeren. De Italiaanse Nationale Raad in Fiume nam het Italiaanse aanbod aan om de stad aan te hechten en de legionairs te vervangen door Italiaanse troepen. Maar heel wat vrouwen in Fiume alsook de legionairs weigerden het voorstel. Een twijfelende d’Annunzio sloot zich aan bij de tegenstanders en annuleerde het resultaat van een volksrefendum ten gunste van het Italiaanse aanbod. Het verzet tegen de “Comandante” groeide aan.    

In deze omstandigheden verscheen in december 1919 Alceste de Ambris ten tonele. De Ambris behoorde tot de links-fascistische vleugel van de Nationaal-Syndicalisten en werd uitgenodigd door d’Annunzio. Alceste de Ambris werd de nieuwe kabinetchef in Fiume en wou de legionairs als bondgenoten voor zich winnen tegen de koers van Mussolini. Hij wou vanuit Fiume een revolutionair proces in gang zetten in gans Italië. Omdat Mussolini steeds verder naar rechts opschoof, waarschuwde De Ambris dat de fascistische beweging tot een antirevolutionair instrument van de bourgeoisie kon degenereren. De Ambris stuurde aan op een verbond met linkse revolutionairen om een mars op Rome te houden, maar dat verbond kwam er niet. Ook de gewenste directe contacten met de Sovjetregering in Moskou kwamen niet tot stand, hoewel Lenin op het Kominterncongres in Moskou d’Annunzio erkende als een revolutionair. Resultaat van het sterker geworden verbond met de Nationaal-Syndicalisten was ondermeer het op 30 augustus 1920 afgekondigde Carta del Carnaro als grondwet voor de Vrijstaat Fiume. D’Annunzio werd tot regent uitgeroepen en Alceste de Ambris werd regeringsleider. De grondwet moest het model vormen voor een nationaalsyndicalistisch Italië. Het document werd ondermeer naar alle grote Italiaanse kranten opgestuurd, met uitzondering van één: ‘Popolo d’Italia’ van Mussolini.

Ondanks een legerverordening van 27 oktober 1920 die hen tot onmiddelijke bevelshebbers benoemde, verloren d’Annunzio en De Ambris in toenemende mate macht en invloed aan de conservatieven. De doodsteek voor het ganse Fiume-avontuur kwam er in november 1920 door het Verdrag van Rapallo tussen Italië en Joegoslavië. Het schiereiland Istrië werd bij Italië gevoegd, maar Fiume werd een vrijstaat die neutraal diende te zijn. Mussolini weigerde de gevraagde hulp vanwege de legionairs. Het Uitvoerend Comité van de fascisten stelde zich achter de Italiaanse Nationale Raad die zich na het invoeren van de Carta del Carnavaro definitief van d’Annunzio verwijderd had. Voorlopig had Mussolini het pleit gewonnen, maar het conflict met de Intransigenti, de revolutionaire vleugel van de fascistische beweging zou zich nog doorzetten. Eind november ging de Italiaanse regering over tot een volledige blokkade van de stad Fiume. Na de ratificatie van het Verdrag van Rapallo door de Italiaanse senaat richtte Rome een ultimatum aan de “Comandante” om Fiume onmiddellijk te verlaten. D’Annunzio geloofde niet dat de Italiaanse regering het meende en bleef. Op Kerstavond 1920 volgde de reactie: het slagschip ‘Andrea Doria’ opende het vuur op het regeringspaleis van Fiume. Enkel de radicale revolutionairen onder de legionairs boden weerstand tegen de inrukkende regeringstroepen. 203 legionairs sneuvelden, het grote avontuur was definitief voorbij. In de nieuwe Vrijstaat Fiume grepen in maart 1922, nog voor de Mars op Rome plaatsvond, de fascisten samen met voormalige legionairs de macht.

De Carta del Carnaro

D’Annunzio liet zich voor de grondwet inspireren door het werk van Plato, meerbepaald door ‘De Republiek’, waarin de idee van de “Filosoof-koning” die een stadstaat met harde doch rechtvaardige hand tot de perfectie kneedt, voorgesteld wordt. Waar Plato slechts met deze idee speelde, zette D’Annunzio ze in de praktijk om. De Carta del Carnaro was het eerste model van een nationalsyndikalistische maatschappij en was gebaseerd op de principes Autonomie, Productie, Gemeenschap en Corporatisme. Een volkssoevereiniteit werd erkend maar enkel voor de productieve burgers van beide geslachten, ongeacht geloofsovertuiging of nationaliteit. Voorts waren ingeschreven: scheiding der machten, sociaal zekerheidssysteem, minimumlonen, recht op onderwijs, gelijkheid in rechte en gedachtenvrijheid, persvrijheid, vrijheid op bijeenkomen en organiseren. Deze vrijheden mochten evenwel niet misbruikt worden om ongrondwettelijke doeleinden na te streven of de gemeenschap te verstoren. De nieuwe staat baseerde zich op drie zuilen: burgers, gilden en communes. Uitgestotenen / vogelvrijverklaarden, deserteurs en dienstweigeraars, nalatige belastingbetalers, fraudeurs en leeglopers bezaten geen politieke rechten. Alle burgers waren verplicht te behoren tot één van de tien gilden: arbeiders, techniek en organisatie, ambtenaren, werkgevers, bedienden, intellectuelen, vrije beroepen, leiders van industriële en agrarische coöperatieven en zeelui. De tiende en laatste gilde had geen naam noch aantal leden, ze was gewijd aan het “Onbekende Genie, het verschijnen van de volledig nieuwe mens”. Voor deze mythische gilde brandde in het burgerheiligdom van de stad een eeuwige lamp. Elke gilde was een publiekrechtelijk orgaan.  

Eind 1920 nam D'Annunzio bezit van een inbeslaggenomen villa aan het Gardameer, Il Vittoriale, in het hart van de latere Republiek van Salo. In 1924 werd hij geadeld en verkreeg de titel Principe di Montenevoso. Gabriele D’Annunzio was zeker geen socialist of communist, eerder een linkse fascist, iemand die tot de Intransigenti behoorde. Na het Fiume-avontuur verouderde hij snel en takelde lichamelijk af, ondermeer als gevolg van malaria en z’n drugverslaving. De verovering van Abessinië vierde hij in 1936 als een redding, een bevrijding van Italië. In één van zijn laatste brieven aan Mussolini op 16 januari 1938, toonde hij voldoening met de inzet van Italiaanse militairen in de Spaanse burgeroorlog. Op 1 maart 1938 stierf Gabriele d’Annunzio in het Il Vittoriale, zittend aan zijn schrijftafel waar hij werd gevonden door een huisbediende. Men kan de residentie van d’Annunzio nog steeds bezoeken. Het werd uitgeroepen tot nationaal monument en één van de bezienswaardigheden is het vliegtuig waarmee d’Annunzio de beruchte vlucht over Wenen maakte, alsook de vele bizarre kunstobjecten die d’Annunzio in zijn leven verzameld heeft.

Het is vooral de unieke manier waarop d’Annunzio esthetiek, kunst, politiek en economie wist te verenigen, die van grote invloed geweest is op latere nationaal-revolutionaire bewegingen. De wil om kunst, symboliek en architectuur te verenigen als uitdrukking van politieke macht werd geconcipieerd door deze dichter-filosoof-politicus. D’Annunzio creëerde als eerste in de westerse geschiedenis een utopisch-poëtische stadstaat naar eigen politieke, esthetische en morele opvattingen. Hoewel op relatief kleine schaal, vormde dit een eerste aanzet tot de Nieuwe Orde die in de jaren dertig en veertig van vorige eeuw een greep probeerde te krijgen op Europa. Hij toonde hierbij in wezen aan dat een perfect (lees ‘intern coherent’) systeem in wezen mogelijk zou kunnen zijn, indien aan de voorwaarden van kundige leiding, respect voor hiërarchie en discipline voldaan zijn. D’Annunzio oefende een grote invloed uit op zijn landgenoten Julius Evola (de voornaamste vertegenwoordiger van het Traditionalisme in Europa) en Benito Mussolini en dit zowel op esthetisch als op ideologisch vlak.

“De wetenschap kan de lege hemel niet meer bevolken, ze kan de zielen geen vreugde meer schenken… We willen geen waarheid meer. Geef ons de droom!” (G. d’Annunzio)

13:48 Publié dans Littérature | Lien permanent | Commentaires (0) | |  del.icio.us | | Digg! Digg |  Facebook

Les commentaires sont fermés.