« Negras perspectivas para el hombre europeo | Page d'accueil | La invasion israeli de Gaza y los yacimientos marinos de gas »
mercredi, 04 février 2009
Rechtse kunst, een paradox? Over van Ostaijen en Dali
Rechtse kunst, een paradox? Over van Ostaijen & Dali
Ex: http://www.nationalisme.info/
(fragment ‘Boem Paukeslag’ van Ostaijen)
Vandaag de dag lijkt het er wel op dat als je kunst wilt maken, of kunstenaar wilt zijn, je links-progressief moet wezen. En Vlaamsgezind al zeker niet. Althans toch in ons landje ‘België’. Ik denk maar aan groepen als Deus en evenementen als de 01/10 concerten. Ik denk aan het feit dat de onderwerpen steevast ‘tegen de kapitalistische/rechtse/conservatieve maatschappij’ of ‘tegen discriminatie’ of ‘tegen de opkomst van extreem-rechts’ zijn. Maar kunst hoeft niet links progressief te zijn. Ja, kunst mag en kan maatschappij kritisch zijn, maar heeft links daar dan het monopolie op? Moet je links zijn om kunst te maken? Is Vlaams nationalisme dan ook niet maatschappij kritisch en revolutionair? We mogen als NSV’ers niet vergeten dat er ook bekende rechtse/Vlaamsgezinde kunstenaars bestaan. Inderdaad, ook van eigen bodem…
Paul van Ostaijen (1896-1928)
Paul van Ostaijen wordt beschouwd als de belangrijkste modernistische auteur uit de Nederlandstalige literatuur. Vooral bekend vanwege zijn spectaculaire vormexperimenten en bekende gedichten als ‘Marc groet ’s morgens de dingen’. In zijn korte leven (hij stierf op 32-jarige leeftijd) slaagde hij er in om tegelijk een zeer omstreden figuur alsook een van de meest invloedrijke dichters van de 20ste eeuw te worden.
Op 22 februari 1896 werd Paul van Ostaijen te Antwerpen geboren als de jongste van zeven kinderen. Hij slaagde er niet in de middelbare school af te maken, het ontbrak hem aan interesse, ijver en discipline. Hij ontwikkelde op school wel een passie voor moderne literatuur en schilderkunst en een Vlaamse gevoeligheid die uitmondde in enkele flamingantische acties. Hij kwam in contact met Jef Van Hoof (stichter van de Vlaams Nationale Zangfeesten) bij wie jonge kunstenaars, journalisten en flaminganten elkaar ontmoetten. In 1914 werd hij bediende op het stadhuis van Antwerpen en niet veel later verscheen zijn eerste artikel ‘Carolus’, het ‘weekblad van de Vlamingen’. Wat verder tijdens Wereldoorlog I was hij bevriend met Peter Baeyens, de uitgever van ‘De Vlaamsche Gazet – Het Laatste Nieuws’ waarin van Ostaijen meerdere artikels publiceerde. Verder was hij medewerker van ‘Antwerpsche Courant’, ‘Ons Land’ en ‘De Goedendag’. In dit laatste blad (een tijdschrift voor Vlaamse studenten) toonde hij zich een flamingant en groot-nederlander. In november 1917 behoorde hij tot activistische jongeren die kardinaal Mercier uitfloten tijdens een bezoek aan Antwerpen. Hiervoor werd hij veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. De kerk maakte deel uit van het Belgisch establishment dat, dixit van Ostaijen, bestond uit het ‘wereldberoemde trio Godsdienst & Vorst & Staat.’
Intussen had hij ook al twee bundels gepubliceerd: ‘Music Hall’ en ‘Het Sienjaal’. Music Hall bevat ook een gedicht waarin van Ostaijen het flamingantisme omschrijft als zijn “nieuw en groot geloof”. Het nationalisme van van Ostaijen was geen traditioneel, romantisch gevoelsflamingantisme. Dat vond hij ’sentimenteel geklets’. Het was beredeneerd en voor hem niet in tegenspraak met zijn internationalisme. Politiek situeerde hij zich links met sympathie voor het communisme. Toch had hij weinig vertrouwen in de socialistische werkliedenpartij. Ze schonk te weinig aandacht aan de Vlaamse kwestie. Dit schreef hij in 1920 in een open brief aan de socialistenleider Huysmans. Hij vond ze verder ook te verburgerlijkt en te overdreven antiklerikaal. Hij zag de Vlaamse kwestie vooral als een sociaal probleem en wees op het verband tussen de taalstrijd en de klassenstrijd. In Vlaanderen, waar de elite Frans sprak, werd de arbeider dubbel uitgebuit, stelde hij. ‘Ten eerste als arbeider, ten tweede als Vlaamse arbeider zonder kennis.’ Bij de wapenstilstand vond hij het raadzaam om te verhuizen naar Berlijn. Hier leerde hij het dadaïsme kennen. Hij had het er niet breed en deed er vele jobs (liftboy, boekenhandelaar, etc.). Om er zijn gevoelens af te reageren schreef hij er zijn eerste grotesken (satirische werken). Zijn Berlijnse periode is dan ook erg belangrijk geweest. Deze introduceerde hem niet alleen aan het dadaïsme maar ook aan het kubisme, surrealisme, het expressionisme en aan de avant-garde kunstenaars. In 1921 keerde hij terug naar Vlaanderen en kreeg er amnestie. Na twee jaar legerdienst werd hij gedemobiliseerd en ging hij buiten schrijven zich ook bezig houden met kunst te verkopen. In 1927 kreeg hij longtuberculose en nam hij intrek in een privésanatorium te Miavoye-Anthée (bij Namen). In 1928 overleed hij ten gevolge van zijn longtuberculose en werd ter plaatse begraven. In 1932 werd zijn stoffelijk overschot naar Antwerpen naar het Schoonselhof gebracht. In 1972 kreeg hij daar een definitieve rustplaats in het erepark.
Tijdens zijn leven zijn er maar drie bundels van hem gepubliceerd geweest. Een groot deel van zijn werk is postuum uitgebracht.
Algemene erkenning en bewondering kreeg hij dan ook pas na zijn dood. Tijdens zijn leven was hij een zeer omstreden persoon. Hij klonk ondermeer te modern, was flamingant en was een dandy. Na een crisis enkele maanden voor zijn dood schreef hij dan ook in een brief aan een vriend: “Ik sta alweer overeind en zeg: vooruit dan maar, zonder supporters!”
Een leuze die we als nationalisten altijd in ons achterhoofd zouden moeten hebben…
Een tweede voorbeeld is de Spaanse Surrealistische schilder:
Salvador Domingo Felipe Jacinto Dali i Domènech, markies de Dali de Pubol (1904-1989)
Een korte biografische schets: Dali werd geboren in het kleine stadje Figueres aan de voet van de Pyreneeën. Al heel vroeg begon hij met schilderen (in zijn tiende levensjaar kreeg hij al les van de impressionistische schilder Ramón Pichet). In zijn jonge jaren was Dali geïnteresseerd in klassiekers als Diego Velázquez, El Greco en Francisco de Goya. Hij richtte toen zijn aandacht vooral op impressionisme en kubisme. Dali ging studeren in Madrid en in die tijd was hij al een excentriek figuur. Een paar jaar later, in 1929, ging hij naar Parijs waar hij Pablo Picasso en André Breton leerde kennen. Daar begon hij dan ook aan het surrealisme. Hij zou daar gaan samenwerken met de surrealistische cineast Luis Bunuel. Hij zou daar dan ook een van zijn bekendste werken schilderen: ‘the persistence of memory’.
In 1934 kwam het tot een huwelijk met Gala (een Russische immigrante met als echte naam Elena Ivanovna Diakonova). Paar jaar later zou hij uit de groep van surrealisten verbannen worden omdat hij Hitler niet veroordeelde maar juist een obsessie had voor wat hij ‘het Hitler fenomeen’ noemde. Iets wat zijn marxistische collega’s natuurlijk niet goedkeurden. Verder steunde hij ook het aan de macht komen van Franco na de Spaanse burgeroorlog. Hierna spraken de andere surrealisten over hem in de verleden tijd, alsof hij al dood was, en tot zijn dood zouden deze surrealisten (waaronder Breton en Ted Joans) hem blijven veroordelen en zelfs proberen werken van hem te weigeren op tentoonstellingen.
In 1940, bij het uitbreken van Wereldoorlog II, gingen Dali en Gala naar de Verenigde Staten waar ze acht jaar zouden verblijven. Daar aangekomen zou hij zich bekeren tot het katholicisme. In 1949 zou hij dan terug reizen naar Catalonië. Het feit dat hij er voor koos te gaan leven in het Spanje van Franco oogstte hernieuwde kritiek bij veel artiesten. Hij zou dan ook beginnen met andere kunstvormen, onder meer met zijn geloof erin te verwerken. Hij zou ook sterk beïnvloed zijn geweest door de atoombom op Hiroshima. Dit in combinatie met zijn geloof noemde hij het ‘nucleair mysticisme’.
In 1980 zou zijn gezondheid sterk achteruit lopen en hij had waarschijnlijk zelfs Parkinson. In 1982 zou Koning Juan Carlos van Spanje (een liefhebber van Dali) hem de titel ‘Markies van Pubol’ geven. In dat zelfde jaar zou ook zijn vrouw sterven. Dit heeft waarschijnlijk zijn wil om verder te leven gebroken. Na nog enkele jaren van slechte gezondheid in zijn kasteel in Pubol, geholpen door andere kunstenaars, zou hij uiteindelijk opgenomen worden in het ziekenhuis, waar hij nog door de koning zelf werd bezocht.
Op 23 januari 1989, terwijl zijn lievelingsmuziek (‘Tristan en Isolde’ van Wagner) speelde, zou hij sterven aan een hartstilstand op 84-jarige leeftijd. En, passend voor iemand die om traditie gaf, werd hij begraven dicht bij zijn huis, bij de kerk waar hij was gedoopt en waar hij zijn eerste communie had gedaan.
Politiek is duidelijk een belangrijke en zelfs bepalende factor geweest in Dali zijn leven. In zijn jonge jaren had hij sympathie voor communisme en anarchisme. Dit zou later sterk veranderen, zeker toen de surrealistische beweging sterk onder invloed van de trotskistische Breton kwam te staan. Zoals in zijn biografie te lezen was, stond hij zeker niet negatief tegenover Franco. En na zijn terugkeer naar Spanje zou hij Franco nog meer steunen. Zo zou hij hem bedanken voor ‘het verwijderen van de destructieve krachten uit Spanje’. Die destructieve krachten waren voor Dali (ook vanwege zijn katholieke geloof) de communisten, anarchisten en socialisten die bijna 7.000 priesters en nonnen hadden vermoord tijdens de burgeroorlog. Hij stuurde ook telegrammen naar Franco waarin hij Franco prees voor het ter dood veroordelen van politieke gevangenen. Hij zou ook Franco ontmoeten en een portret schilderen van zijn kleindochter. Zijn enige vorm van oppositie tegen Franco was dat hij bleef bewondering tonen voor Federico Garcia Lorca, wiens werken in die jaren verboden waren in Spanje.
“Anything that does not spring from tradition is plagiarized. Begin drawing and painting like the old masters; after that always do as you wish, you will always be respected.” (Salvador Dali)
Gorik
Commilito NSV!-Gent
[Ontgroeningswerk]
00:15 Publié dans art | Lien permanent | Commentaires (0) | Tags : art, peinture, surréalisme, flandre, espagne, catalogne, dali | | del.icio.us | | Digg | Facebook
Les commentaires sont fermés.