Ok

En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez l'utilisation de cookies. Ces derniers assurent le bon fonctionnement de nos services. En savoir plus.

lundi, 23 mars 2020

Migratie en taalcontact veranderden het Nederlands - 15 eeuwen Nederlandse taal

Nederlands-woordenboek.jpg

Migratie en taalcontact veranderden het Nederlands

15 eeuwen Nederlandse taal

Auteur: Peter Debrabandere

Ex: LinkedIn - Peter Debranbandere

Door migratie en contact met een eerder al in Europa levende bevolking is de taal van de groep Indo-Europeanen die zich na 2000 v.Chr. in Zuid-Scandinavië en aan de kust van Duitsland gevestigd heeft, Germaans geworden. Onder andere hierover gaat dit schitterende boek van Nicoline van der Sijs, van wie we al het een en ander gewend zijn. Ze verbaast ons nogmaals met een bijzonder boeiend boek over taalcontact en taalverandering, dat tegelijk een vrij grondige beschrijving is van de ontwikkelingsgeschiedenis van de Nederlandse taal.

15-eeuwen-Nederlandse-taal.jpgVan Indo-Europees naar Nederlands

15 eeuwen Nederlandse taal begint met het verhaal over het ontstaan van het Germaans uit het Indo-Europees en vervolgens van het West-Germaans uit het Germaans en daarna van het Nederlands uit het West-Germaans. Telkens maakt Van der Sijs duidelijk dat migratie en taalcontact daarbij een belangrijke rol speelden. De migratie van een groep Germanen tussen 1500 en 500 v.Chr. naar een westelijker deel van Europa en het daardoor ontstane contact met andere volkeren (Kelten en Romeinen) zorgde ervoor dat het West-Germaans ging verschillen van het Germaans van andere Germanen. Die taalverandering deed zich op verschillende niveaus voor. Er verdwenen woorden uit de eigen taal en er kwamen er andere voor in de plaats. Er kwamen nieuwe woorden voor zaken waarvoor de Germanen geen woorden hadden, omdat de zaken die die woorden benoemden, bij de Germanen niet voorkwamen. Zo hadden de Germanen wanden (= met leem bestreken vlechtwerk van twijgen), maar geen stenen muren. Die muren (< Latijn murus ‘stenen muur’) hebben de Germanen van de Romeinen overgenomen.

Zo hadden de Germanen wanden, maar geen stenen muren

Daarnaast zorgde taalcontact voor veranderingen in de uitspraak en de grammatica. Zo markeert onder andere de zogenaamde Germaanse klankverschuiving de overgang van Indo-Europees naar Germaans. Dat is een reeks veranderingen waarbij medeklinkers van het Indo-Europees systematisch veranderden in andere medeklinkers. De p, t en k werden f, th en ch en later in het Nederlands v, d en ch of h. Die verandering deed zich in andere Indo-Europese talen niet voor, zodat we de oorspronkelijke p nog zien in het Latijnse woord piscis, maar niet meer in Engels fish, Duits Fisch en Nederlands vis. Een vergelijkbare verschuiving deed zich voor van b, d en g naar p, t en k. In het Latijnse labium is de oude b nog zichtbaar, maar in het Engels, Duits en Nederlands hebben we lip, Lippe en lip. En een derde verschuiving was die van bh, dh en gh naar b, d en g. In het Latijnse frater herinnert de f nog aan de oorspronkelijke bh (een aangeblazen b), maar in de het Engels, Duits en Nederlands zien we een b: brother, Bruder en broeder. Die veranderingen ontstonden doordat voor-Indo-Europese bevolkingsgroepen de taal van de Indo-Europese indringers overnamen en daarbij vereenvoudigingen in hun nieuwe taal aanbrachten, omdat ze het ingewikkelde medeklinkersysteem niet juist konden vernemen.

Interessant is dat een vergelijking van Latijn en Nederlands soms tot schijnbare overtredingen van die taalwet – zo’n klankverschuiving noemen we een taalwet – leiden. Het Latijnse piper zou overeen moeten komen met Nederlands vever i.p.v. peper. Fout gedacht. Het Nederlandse peper is een Latijns leenwoord dat in het Nederlands opgenomen is toen de Germaanse klankverschuiving allang uitgewerkt was. Van der Sijs beschrijft ook hoe nog andere Indo-Europese medeklinkers en klinkers in de Germaanse talen veranderden. En ook de overgang van het Germaans naar het Nederlands wordt gedetailleerd beschreven. Ook grammaticale veranderingen (vereenvoudigingen) zijn het gevolg van taalcontact: sprekers van andere talen die het Germaans overnamen, kregen dat Germaans niet perfect onder de knie en brachten gaandeweg vereenvoudigende veranderingen in de taal aan. Zo is het systeem van de zwakke werkwoorden (met achtervoegsel -de of -te in de verleden tijd, bv. leefde) geïntroduceerd, wat een vereenvoudiging van het taalsysteem inhield.

Oudnederlands, Middelnederlands, Nieuwnederlands

Vanaf ongeveer de 6e eeuw na Christus kunnen we van Nederlands spreken. Van der Sijs deelt de geschiedenis van het Nederlands in zes verschillende fasen (en dus hoofdstukken) in: Oudnederlands (6e eeuw – tweede helft 12e eeuw), Middelnederlands (tweede helft 12e eeuw – begin 16e eeuw), het ontstaan van de standaardtaal (16e en 17e eeuw), de cultivering van de standaardtaal (18e en 19e eeuw), de emancipatie van de spreektaal en de opmars van de taalpolitie (20e eeuw) en ten slotte pluricentrisch, digitaal en gelaagd Nederlands (21e eeuw).

In elk van die hoofdstukken wordt aandacht geschonken aan culturele, politieke of maatschappelijke ontwikkelingen die invloed hadden op de taal: volksverhuizingen, schrijfcentra in de middeleeuwen, de boekdrukkunst, het onderwijs, de geletterdheid … Voor elke periode worden ontwikkelingen in het klanksysteem, het ontstaan van nieuwe afleidingen en samenstellingen, het opduiken van nieuwe voor- en achtervoegsels, de komst van nieuwe leenwoorden en leenvertalingen, nieuwe voegwoorden, bijwoorden en voorzetsels, veranderingen in de zinsbouw, ontwikkelingen in de spelling … beschreven.

Naarmate de eeuwen op elkaar volgen, wordt de drang om kunstmatig in de taal in te grijpen steeds sterker

Van eeuw tot eeuw verandert het Nederlands van een nog relatief synthetische taal met vervoegingen en verbuigingen (naamvallen) in een analytische taal, waarin voorzetsels in de plaats komen van naamvallen en waarin het wegvallen van naamvallen gecompenseerd wordt door een vastere volgorde van zinsdelen. Steeds wordt duidelijk gemaakt dat taalcontact en migratie daarbij een belangrijke rol gespeeld hebben. Tegelijk is het Nederlands van vandaag ook het resultaat van eeuwenlang sleutelen aan de taal. Van de middeleeuwen tot vandaag hebben taalkundigen en schrijvers hun invloed op de taalontwikkeling doen gelden. Simon Stevin, P.C. Hooft, Joost van den Vondel, Christiaen van Heule, Pieter Weiland en nog vele anderen hebben elk op hun manier hun stempel op het Nederlands gedrukt. Nicoline van der Sijs mag dan wel meermaals laten doorschemeren dat de taal evolueert en dat het geen of weinig zin heeft om te proberen de taalevolutie tegen te gaan, toch blijkt meermaals dat ingrijpen eigenlijk vaak succesvol was. Dat we vandaag een onderscheid maken tussen sommige en sommigen, mij en mijn, na en naar, te en tot is het gevolg van bewuste taalberegeling. Meer zelfs: naarmate de eeuwen op elkaar volgen, wordt de drang om kunstmatig in de taal in te grijpen steeds sterker. Er ontstaan steeds meer regels die eigenlijk niet steunen op de oorspronkelijke taalwerkelijkheid.

De auteur beschrijft taalontwikkelingen zonder daarbij alle details te geven die wel in gespecialiseerde literatuur over historische taalkunde te vinden zijn. Daardoor kan de geïnteresseerde leek het verhaal wellicht zonder al te grote problemen volgen. Dat is een van de grote verdiensten van dit boek, dat niet als een studieboek of als een wetenschappelijk naslagwerk op te vatten is, maar als een leesboek. De hele ontwikkelingsgang van de Nederlandse taal wordt in doorlopende tekst beschreven. Voorbeelden worden in de tekst opgenomen en slechts af en toe duikt een tabel of een reeks uit de tekst afgezonderde voorbeelden op. De informatiedichtheid is dan weer zo groot, dat de lezer er goed zijn aandacht bij moet houden om niet te verdwalen in de enorme hoeveelheid taalfeiten die elkaar in een serieus tempo opvolgen. De lezer die erin slaagt om die aandacht vol te houden, wordt beloond met een prachtig verhaal met een duidelijke rode draad: migratie en taalcontact hebben het uitzicht van het Nederlands grondig veranderd.

Nicoline van der Sijs,
15 eeuwen Nederlandse taal,
Sterck & De Vreese, Gorredijk, 2019, ISBN 978 90 5615 534 6, 256 pp.
Prijs: € 22,50

Peter Debrabandere is docent Nederlands, Duits en copywriting aan de Katholieke Hogeschool VIVES, Brugge. Hij is hoofdredacteur van Neerlandia. Contact: peter.debrabandere@scarlet.be

Deze boekbespreking werd gepubliceerd in Neerlandia 2020/1.

samedi, 05 février 2011

Frans-Vlaanderen en de Nederlandse taal

Frans-Vlaanderen en de Nederlandse taal

Ex: Deltastichting - Nieuwsbrief nr. 44 -Februari 2011

Ook in onze kringen woedde – en woedt nog steeds? – een (beperkte) taalstrijd: de voorstanders van de gesproken dialecten stonden er soms (met zinnige argumenten, je moet het ze toegeven) met min of meer getrokken taalmessen tegenover de voorstanders van de cultuurtaal, het Algemeen Nederlands. Oud-redacteuren en iets oudere lezers van dit tijdschrift zullen zich de periode zeker nog herinneren.

Als er in Vlaanderen, een in wezen eentalig Nederlandstalig gewest, een strijd bestond welke taal men het beste hanteert, welke taalpolitiek de Vlaamse natie moet volgen, hoe moet het dan wel zijn in die gebieden waar het Nederlands zelfs geen officiële taal is, zoals in de Franse Nederlanden, Zuid-Vlaanderen of Frans-Vlaanderen? 

Wido Bourel, geboren in Frans-Vlaanderen, heeft uitdrukkelijk voor het Nederlands gekozen, niet in het minst omdat hij van mening is dat men op die manier ook iets voor het “Vlaamse dialect” van de streek kan proberen te doen. Zijn ouders spraken thuis nog Vlaams – hij is wellicht de laatste generatie die hierover zal kunnen getuigen – en iedereen waarschuwde hem dat niemand het Nederlands begreep of sprak. Wido Bourel sprong op de fiets, reed naar Ieper en kocht zich het Standaard vertaalwoordenboek. Hij heeft er Nederlands in geleerd, hij onderging ook de continue fascinatie voor een taal. De voorliefde voor woordenboeken en woordenlijsten bleef, schrijft hij in deze “erfenis zonder testament”.

In verschillende publicaties werd al gewezen op het boek “Hoe ik mijn taal en mijn volk terugvond” van Abbé Gantois, de Vlaamse voorman uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Dit werk is minder zwaar op de hand liggend, en heeft minder hoge pretenties. Het is best een interessant werkje, vooral voor jonge mensen, die hierdoor de relativiteit van tijd en grenzen zullen ervaren. Nog tot op het einde van de 19de eeuw werden doden in Frans-Vlaanderen onder grafstenen begraven met Vlaamse opschriften.

Interessant ook voor de wat oudere lezers, omdat men uit lezing van Bourels werkje onthoudt dat iedereen wel zijn eigen weg vindt naar zijn idealen en naar een volks bewustzijn. Er is inderdaad maar één weg, en die is voor iedereen anders, schrijft Bourel de grote Duitse filosoof Nietzsche na.

WIDO BOURELVia de Nederduitse calvinistische denker Johannes Althusius (1557-1638) kwam Wido Bourel in aanraking met het subsidiariteitsprincipe en met het federalisme (jaren 70 van de vorige eeuw). Het duurde natuurlijk niet lang of Bourel zat in kringen rond het Komitee voor Frans-Vlaanderen van mensen als Luc Verbeke en Cyriel Moeyaert, en hij zou er de gewaardeerde lessen Nederlands volgen. Als zoekende, jonge idealist legde Bourel al vlug contacten ook met allerlei regionalistische bewegingen die als paddenstoelen uit de grond schoten in Occitanië, Bretagne, enzovoort. De tijd van de grootse Vlaamse dromen.

Het is in diezelfde (politiek) belangrijke periode dat Wido Bourel tot de slotsom kwam dat de taal die moest worden gepromoot, ook in Frans-Vlaanderen, wel degelijk het Nederlands moest zijn. Alleen op die manier zou het mogelijk zijn een vuist te maken tegen het opdringerige Frans, alleen op die manier kon men proberen in Europa – samen met Vlaanderen en Nederland – te overleven. Alleen op die manier zou het misschien mogelijk zijn iets van het gesproken Vlaamse dialect in de streek te redden.

Wido Bourel sluit zijn (eerste?) bedenkingen af met dankbare groeten in de richting van het KFV, van mensen als Luc Verbeke, André Demedts, Valère Arickx, en zovele anderen.

Aangename lectuur dus.

 
P.L.

Een erfenis zonder testament. Hoe en waarom ik Nederlands leerde?
Wido Bourel
2010, eigen beheer, 29 pagina’s,
12€ (verzendingskosten inbegrepen)

Bestellen door overschrijving

IBAN: BE66 0011 1648 4043 
BIC: GEBABEBB
Vermelding: ERFENIS
 
Of via E-post