vendredi, 20 mars 2015
IN MEMORIAM - BERT VAN DEN BRANDE
IN MEMORIAM - BERT VAN DEN BRANDE
door Hilde de Lobel
Uit: Nieuwsbrief Deltastichting n°92 (Maart 2015)
Op zaterdag 7 maart namen we in Antwerpen afscheid van onze goede vriend en medewerker Bert Van de Brande. Bert was als een van de eersten bij de Deltastichting en bij het tijdschrift TeKoS betrokken en hij bleef dat tot de dag van zijn overlijden.
Voor een In Memoriam in het nummer van TeKos dat u volgende week in de bus krijgt was het te laat maar in het nummer van juni publiceren we een uitgebreid artikel over het boeiende leven van deze buitengewone man. Intussen drukken we hieronder de toespraak af die Hilde de Lobel, bestuurslid van de Deltastichting, hield op Berts ‘Afscheidsfeest’. Antwerpen, 17 bloeimaand 1925 - Antwerpen, 26 sprokkelmaand 2015
Herinnering aan Bert Van de Brande Herinneringen aan Bert in vertellenswaardige anekdotes? Hebt u een paar dagen tijd?
De meeste van mijn herinneringen komen uit z’n eigen verhalen:
Hoe hij als 12 jarig jongetje uit de Seefhoek, onder invloed van een inspirerende leraar Nederlands in het atheneum, plots besloot: Vanaf nu spreek ik steeds beschaafd Nederlands.
En hoe hij, toen hij voor de eerste keer in de buurtwinkel om “Twee kilo aardappelen” vroeg, zich de commentaar van twee comeren moest laten welgevallen:
Is da ni den Albèrt van Marie van Bère den Bol ? Joa, diejen is zekers zot geweurre! Het bracht hem niet van zijn voornemen af, in tegendeel: een verzorgde taal, goede articulatie en liefde voor woordkunst bleven hem kenmerken zijn hele leven lang. Hoe hij, een paar jaar later, op kamp met het ADJV, als enige in een hele slaapzaal bleef liggen terwijl alle anderen in houding naast hun bed stonden om luidop het ochtendgebed te bidden. Zich verzetten tegen de mening dat nationalisme in Vlaanderen niet anders dan katholiek kan zijn en er zijn plaats opeisen als vrijdenker en echte heiden: hij bleef ervoor vechten zijn hele leven lang.
Hoe hij als kampleider van de Germaanse Landdienst als 16 jarige in Polen, de verantwoording droeg over 34 Vlaamse kinderen en hoe hij daar zwaar in conflict kwam met een of ander Duitse strependrager die hem wou verbieden met deze kinderen Zuid-Afrikaanse liederen te zingen en hen over Jan van Riebeeck te leren. Gebrek aan respect voor het officiële gezag en misprijzen voor de domme en kortzichtige handhavers ervan, het bleef hem eigen zijn hele leven lang.
Hoe hij door de lompe reactie van diezelfde SS officier besloot zich niet voor het Vlaams Legioen maar wel voor de Kriegsmarine te melden. Na een eerste inzet in Denemarken (het ‘Butter und Eierfront’ noemde hij dat) kreeg hij overplaatsing naar Reval (vandaag Tallinn) waar hij zijn vriend Dirk Lameir terugvond. Dirk had net het EK1 gekregen en dat gingen ze uitgebreid vieren. Bij terugkeer aan boord liet Dirk z’n medaille domweg in zee vallen en Bert had alle moeite om hem ervan te weerhouden erachter te springen. Belangrijke feiten in het leven vieren met een fameus zatsel en op cruciale momenten daar zijn als een kameraad je nodig heeft, zo was Bert, zijn hele leven lang.
Hoe hij, door reorganisatie van alle Vlaamse vrijwilligers in 1944 toch van de marine bij de Division Langemarck terechtkwam. Over oorlog en gevechten vertelde hij niet zo vaak, zoals de meeste oud-soldaten, maar des te meer over wat ze onder elkaar graag ’Thema Eins’ noemden: de meisjes en de Liefde! En ja Bert heeft veel liefgehad en is veel liefgehad en ook dat zijn hele leven lang.
De terugkeer naar Vlaanderen; 6 maanden onderduiken in Antwerpen bij een Portugese jood; de vlucht naar en het onderduiken in Franrijk via een organisatie op touw gezet door Frans Van Immerseel; de arrestatie en 4 maanden Franse gevangenis; de uitlevering aan België en dan de Begijnenstraat en Beverlo. Na de vrijlating : gaan varen als steward op een Zweeds koopvaardijschip dat Midden en Zuid-Amerika aandeed. Twee weken met een meisje op Cuba, en een ander in Mexico dat zo graag met hem wilde trouwen. En terug aan de wal in Antwerpen: zijn tijd als handelsvertegenwoordiger, het stichten van z’n gezin, het opbouwen van de eigen zaak. Maar ook al heel snel de pogingen om gewezen strijdmakkers terug bij elkaar te brengen. Eerst als secretaris van het ‘Verbond van oud Oostfrontstrijders” daarna van het Sint Maartensfonds. En ook zijn originele acties om geld in te zamelen voor prothesen voor geamputeerde kameraden….
Uit al deze periodes van zijn leven duiken zoveel anekdotes, zoveel verhalen in mij op. Maar u hebt natuurlijk geen paar dagen tijd. Daarom maak ik in de geschiedenis een sprong van dik vijftig jaar, naar de tijd die ik niet meer uit zijn verhalen ken maar waarin ik het bijzondere voorrecht had een stukje met hem te mogen meelopen.
Het begon toen hij mij begon mee te nemen naar reünies van Kameraden in Duitsland en Oostenrijk. In die kringen bleek hij Pol en klein Piereke te kennen. Van hooggedecoreerde officiers tot gewone maar bijzonder kameraadschappelijke oud soldaten. De gewezen Reichsreferendin Jutta Rüdiger en de beeldhouwer Arno Breker behoorden tot zijn persoonlijke vriendenkring.
En daarna kwamen de vele reizen naar Zuid-Frankrijk, naar de Domus, die prachtige Provençaalse ‘Mas’ die onze franse gemeenschap daar bezit in Ventabren. We gingen er iedere zomer heen om te trachten iets op te steken op de zomeruniversiteiten van GRECE en de zonnedagen van Terre et Peuple. Maar ook – en misschien vooral – om de vrienden, de gelijkgestemden te ontmoeten.
Wat hebben we daar prachtige zomeravonden beleefd onder de platanen! Met koele Provençaalse wijn, voordrachten, gedichten, en vooral veel liederen in verschillende Europese Talen. Zingen! Ja zingen ! Hoe kan je aan Bert terugdenken zonder zijn fenomenale liederschat te vermelden. Hij was geen wandelend liederboek meer, hij was een wandelende lieder-encyclopedie!
Het is al gezegd, Bert was een heiden. Dat was een diep doorleefde levensovertuiging, geen soort surrogaat godsdienst. Aan dogma’s of religieuze regeltjes had hij een hekel. Bij een van zijn eerste ontmoetingen met Maurice Rollet op de Domus vroeg Maurice hem : “Bert tu crois à nos dieux?” en Bert antwoordde “Maurice, je crois surtout à nos déesses”. Dat was Bert te voeten uit en Maurice werd de beste vriend uit zijn latere levensjaren.
Bet hield er ferme, soms extreme overtuigingen op na – tegen sommigen ervan bestaan in dit land zelfs muilkorfwetten. Maar hij was geen fanatiekeling. Hij koppelde zijn uitgesproken mening aan een opmerkelijke tolerantie en respect voor fatsoenlijke mensen ‘van de andere kant’ zoals hij dat noemde. Hij leerde mij het motto van Frederik de Grote : “Jeder soll selig werden, nach Seine Façon”. En dat gunde hij ook werkelijk iedereen. Zolang het hem maar gegund werd zijn eigen leven maar naar zijn eigen ‘façon’ te leven en zijn mening op zijn ‘façon’ te uiten.
Op vele belangrijk kruispunten in zijn leven koos Bert vaak – meestal – voor de minder voor de hand liggende en in elk geval minder platgetreden paden. Dat heeft hem meer dan eens in moeilijkheden gebracht en is af en toe zelfs wel eens helemaal verkeerd afgelopen. Maar het maakte hem uniek en het gaf hem ook veel vreugde, vriendschap en liefde. Tegen het einde van zo’n wijnovergoten avond op de Domus vatte hij dat graag zelf zo samen :
Und wäre es auch eine großer schmerz,
Uns wär’s sogar auch eine Sünde,
Stand ich noch einmal vor der Stunde
Ich tät es noch einmal, mein Herz!
Ik zal hem missen. Ik zal z’n stem, de verhalen, de liederen, de discussies, heel erg missen. Maar toch is het belangrijkste wat ik vandaag voel: Dankbaarheid en ook trots, dat ik zo een bijzondere mens een ‘kameraad’ mocht noemen! Hilde de Lobel
|
14:09 Publié dans Hommages | Lien permanent | Commentaires (0) | Tags : hommage, bert van de brande | | del.icio.us | | Digg | Facebook