« Céline, la peinture et les peintres | Page d'accueil | Russia e Ucraina, la vera posta in gioco »
dimanche, 18 janvier 2009
Odal: Germaanse Gewoonterecht en Eigendom
Odal: Germaans Gewoonterecht en Eigendom
De eerste plaats waar georganiseerde eigendomsrechten een fundamentele hoeksteen van de maatschappij werd, is bij de Germaanse stammen in de derde eeuw na Christus. Op een moment dat Rome voor de eerste keer experimenteert met gecodificeerde wettelijke bronnen die voor eens en voor altijd het bezit van, de rechten op en de handel in eigendommen moeten regelen, floreert de Germaanse economie, en kennen de stammenkoninkrijken in Hessen, Thuringen, Sachsen en Jutland grote welvaart. Terwijl Rome intussen nog verder sukkelt met praktische vraagstukken ter zake en moeilijk gehoor vindt bij de Romeinse handelaren en boeren worden de Germaanse volkeren beheerst door een algemeen aanvaard en afdwingbaar gewoonterecht. Ze hebben er zelfs een rune voor. Odalâ of Opalan, de rune van bezit, eigendom, erfenis, waarde en eigenheid.
De Germanen hadden geen geschreven wetteksten. Ze hadden zelfs geen werkelijk schrift. Maar ze hadden ondanks hun gebrek aan codices, wel wet en recht. Zij het ongeschreven. De Germaanse volkeren aan de overkant van de Rijn hadden lang voor Justinianus zou komen aandraven met zijn exhaustieve wetbronnen, een allodiaal recht en een asses-recht. Dit laatste was het recht van het oudste kind om de grondeigendommenvan de ouders te erven, met voorrang op de andere kinderen. Let wel, het betreft hier het oudste kind, en niet de oudste zoon. Na de kerstening werden dochters verboden te erven, hetgeen weldegelijk mogelijk was binnen het Germaanse gewoonterecht. Sterker nog, in het Germaanse gewoonterecht waren er strikte regels met betrekking tot de bescherming van vrouwen bij huiselijk geweld. Tacitus, de Romeinse geschiedschrijver, heeft heel wat verslagen geschreven over zijn reizen over de Rijn en beschrijft nauwkeurig hoe het Germaanse eigendomsrecht in elkaar steekt. Zowel man als vrouw kunnen erven en eigendommen bezitten. Bij het huwelijk kunnen de statische goederen (wat de partners bezaten voor het huwelijk) onder eigendom van de individuele partner blijven, of er kan bedongen worden voor de stamkoning, zodat de goederen in gemeenschap zullen worden beheerd. Een zeer logische en spontane regelgeving, die door de kerstening sterk werd teruggedrongen.
De Germanen hadden geen geschreven wetteksten. Ze hadden zelfs geen werkelijk schrift. Maar ze hadden ondanks hun gebrek aan codices, wel wet en recht. Zij het ongeschreven. De Germaanse volkeren aan de overkant van de Rijn hadden lang voor Justinianus zou komen aandraven met zijn exhaustieve wetbronnen, een allodiaal recht en een asses-recht. Dit laatste was het recht van het oudste kind om de grondeigendommenvan de ouders te erven, met voorrang op de andere kinderen. Let wel, het betreft hier het oudste kind, en niet de oudste zoon. Na de kerstening werden dochters verboden te erven, hetgeen weldegelijk mogelijk was binnen het Germaanse gewoonterecht. Sterker nog, in het Germaanse gewoonterecht waren er strikte regels met betrekking tot de bescherming van vrouwen bij huiselijk geweld. Tacitus, de Romeinse geschiedschrijver, heeft heel wat verslagen geschreven over zijn reizen over de Rijn en beschrijft nauwkeurig hoe het Germaanse eigendomsrecht in elkaar steekt. Zowel man als vrouw kunnen erven en eigendommen bezitten. Bij het huwelijk kunnen de statische goederen (wat de partners bezaten voor het huwelijk) onder eigendom van de individuele partner blijven, of er kan bedongen worden voor de stamkoning, zodat de goederen in gemeenschap zullen worden beheerd. Een zeer logische en spontane regelgeving, die door de kerstening sterk werd teruggedrongen.
Het allodiaal recht is misschien nog interessanter. Dit recht, dat gedeeld werd door vrijwel alle Germaanse stammen, impliceerde dat eigendom een verbod op taxatie inhield. Belasting op eigendom en vermogen was niet aan de orde in het Germaans gewoonterecht, enkel op handel, doortocht, verbruik, vruchtgebruik en huur. De taxatie op eigendom, zoals de tienden op de opbrengsten van landbouwgrond, werden pas later door de christenen en de Katholieke Kerk opgelegd, opdat zij het monopolie op allocatie van ruimte en eigendomsrechten kon usurperen.
In de vergelijking tussen Rome die weinig gewag maakte van eigendom en eigendomsrechten en de Germaanse stammen die een duidelijk en niet te ingewikkeld netwerk van rechten en overheidsonthoudingen hanteerden via het allodiaal recht – vallen enkele zaken meteen op:
- Er was vooreerst een Romeins Imperium en geen Germaans Imperium. Rome was een hierarchische republiek en later een nog hierarchischer keizerrijk met een al even hierarchisch leger. De krijger en de burger waren sterk van elkaar gescheiden. Zelfs fysisch, door de Rubicon. In de Germaanse stammenkoninkrijken was dat volledig anders. Het krijgerschap en burgerschap waren een tweesnijdend zwaard. Ze waren geen synoniemen, maar gingen met elkaar gepaard. In beperkte, kleine samenlevingsvormen als de Germaanse stammenkoninkrijken, drong arbeidsverdeling en comparatieve samenwerking zich niet zo sterk op als in het Romeinse wereldrijk. Zij waren ook alles behalve gestructureerd en hierarchisch ingesteld.
- Gezag was er nauwelijks aangezien er weinig was om aan te gehoorzamen. De orders van Rome waren eenvoudig: wereldoverheersing. Er waren geen Germaanse marsorders. De koningen bekampten elkaar niet, in tegendeel. Er was geen vraag naar territoriumuitbreiding, maar enkel naar ordentelijke en veilige handel. Germanen hadden zich ook nooit toch tot zover wij weten bezig gehouden met abstracte kunsten, zoals toneel of poëzie. En ondanks hun gebrek aan Romeins mondialisme en Romeinse kunstzinnigheid en smaak, was hun persoonlijke vorming veel ruimer dan die van de modale Romein of Gallo-Romein. De Germaan was compleet. Hij wist van alles iets, maar van niets alles. Dat was ook niet nodig in zijn omstandigheden. Pas toen de Hunnen en de Romeinen de centraal-Europese bossen en bergen binnenmarcheerden kwam de Germaanse strijdbaarheid tot ontwikkeling. Daarom is het misschien niet opportuun te stellen dat een Germaan een burger en een krijger is; maar eerder een burger is en een krijger als de nood zich stelde. Helaas is het anders uitgedraaid. De ongestructureerde en onsamenhangende ordening van de Germaanse stammenkoninkrijken heeft haar levenswijze uitgeroeid.
Het imperialistische Romeins mondialisme en later het Kerkelijk imperialisme hebben, tot op de dag van vandaag, de spontane orde van de Germaanse samenlevingen en hun organisch gewoonterecht, dat haar cumulatiepunt kende in haar eigendomsrechten, met de grond gelijk gemaakt. Misschien zorgen de huidige crises ervoor, of zij nu van existentiële, metafysische, sociale of economische aard zijn, dat wij die christelijke en romeins-imperialistische gedachte gaan herzien. Volgens mij staren we ons blind op de verkeerde dichotomieën en pseudo-politieke vraagstukken. Kapitalisme, socialisme of solidarisme? Volk en staat? Volk of staat? Democratie of gezag? Europa der volkeren of Europese Unie? Rente of renteloosheid? Zwart of wit? Egalitair of niet? Dat zijn vragen die net ontspruiten aan Romeins en Kerkelijk Imperialisme. Hoe wil ik ingrijpen in de maatschappij en het leven van andere mensen? Neen. De vraag is niet : In welke wereld wil ik morgen wakker worden en wat moet ik daarvoor doen? Neen. De stelling is : Hoe wil ik morgen wakker worden en wat moet ik daarvoor doen!
Wanderer
[Wanderer is Commilito en medewerker aan de Nationalistische Vormingscel. De meningen geuit in dit opiniestuk weerspiegelen echter niet noodzakelijk deze van de NSV!]
00:15 Publié dans Traditions | Lien permanent | Commentaires (0) | Tags : germanité | | del.icio.us | | Digg | Facebook
Les commentaires sont fermés.