« Carl Schmitt: l'humanité | Page d'accueil | Entretien avec Aurel Cioran »
mercredi, 22 octobre 2008
Culinair conservatisme
Culinair conservatisme
Het gebeurt niet vaak dat er – in Nederlandse vertaling nog wel – een nieuw boek verschijnt dat we meteen een vaste plaats in onze Gwenvedbibliotheek kunnen geven. Dat het boek over eten gaat verklaart misschien een deel van de belangstelling, met name van uitgeverij De Arbeiderspers (de meeste mensen bekommeren zich nu eenmaal meer om eten dan om metafysische problemen). Het heet ‘Een pleidooi voor echt eten’ en is van de hand van de Amerikaan Michael Pollan. In de boekhandel zag ik het bij kookboeken staan, maar dat is een monumentale vergissing. De relevantie van het boek en de eventuele invloed die het kan hebben situeren zich – via het ‘kanaal’ van de factoor eten – op cultureel en maatschappelijk vlak, zoveel was me al duidelijk na het lezen van een eerste bespreking in de krant. En toen spoedig daarna de tweewekelijkse aflevering van ‘The American Conservative’ in de bus viel, met daarin een interview met auteur Michael Pollan, was het duidelijk: in dat boek over voedsel was ook ideologisch voedsel te vinden.
Een eerste prettige verrassing: in een tijd waarin wetenschap (‘op haar smalst’, voeg ik er graag aan toe) in toenemende mate alles en iedereen lijkt te overheersen is Michael Pollan eerlijk onwetenschappelijk, een tikje antiwetenschappelijk zelfs. Het nutritionisme (precies de poging om ons voedingspatroon wetenschappelijk te regelen) is zijn favoriete schietschijf. Die typische contaminatie van wetenschap en industrie heeft ons plezier in eten zowel als ons aanvoelen wat gezond eten is grotendeels te niet gedan. ZE spreekt niet meer over voedsel maar over voedingsstoffen, die men dan blijkbaar verondersteld wordt willekeurig tot iets eetbaars te kunnen synthetiseren. Het gaat niet meer over granen, groenten, fruit en vlees of vis, maar over oxydanten, omega-weet-ik-veel, vezels, aminozuren en (on)verzadigde vetzuren. De industrie ging alles wit raffineren: bloem, rijst, suiker. Het gamma voedingsmiddelen dat in allerlei etensmiddelen terug kwam werd steeds smaller: rijst, tarwe, maïs en soja. Voor de ‘smaak’ zorgen vet, zout en zoet. Gezellig empirisch-anekdotisch gaat de auteur daartegen in met de volgende natte-vingeradviezen. Bijna vanzelfsprekend roept hij op om kunstmatige kleur-, smaak- en zoetstoffen te mijden en pleit hij voor zo vers mogelijke producten van de lokale markt, als het kan van de biologische teelt. Voor sommigen minder evident zal zijn advies zijn om niets te eten wat niet kan rotten of wat ingrediënten bevat die onbekend, niet uit te spreken of meer dan vijf in getal zijn. Even schitterend onwetenschappelijk is zijn goede raad betreffende hetgeen je in de supermarkt (als dat al de plaats is waar je voedsel wil kopen) moet aanschaffen: neem in gedachten je grootmoeder of je overgrootmoeder mee en koop slechts datgene wat zij zou kennen en appreciëren. In zijn overigens enthousiaste bespreking van het boek in De Standaard schrijft Kerel Verhoeven: “Mocht (Pollan) het hele systeem van landbouw en voedselvoorziening willen ombouwen, dan was hij een gevaarlijke utopist. Maar hij blijft in de keuken.” Het is in het licht van die toch ietwat onderkoelde reactie dat het interview in The American Conservative interessant is. Want daarin gaat Michael Pollan nog een stukje verder in politiek-maatschappelijke richting. Voor Karel Verhoeven misschien ‘gevaarlijk’, voor ons een extra meerwaarde bovenop zijn op zich al genietbaar en waardevol boek.
Een eerste prettige verrassing: in een tijd waarin wetenschap (‘op haar smalst’, voeg ik er graag aan toe) in toenemende mate alles en iedereen lijkt te overheersen is Michael Pollan eerlijk onwetenschappelijk, een tikje antiwetenschappelijk zelfs. Het nutritionisme (precies de poging om ons voedingspatroon wetenschappelijk te regelen) is zijn favoriete schietschijf. Die typische contaminatie van wetenschap en industrie heeft ons plezier in eten zowel als ons aanvoelen wat gezond eten is grotendeels te niet gedan. ZE spreekt niet meer over voedsel maar over voedingsstoffen, die men dan blijkbaar verondersteld wordt willekeurig tot iets eetbaars te kunnen synthetiseren. Het gaat niet meer over granen, groenten, fruit en vlees of vis, maar over oxydanten, omega-weet-ik-veel, vezels, aminozuren en (on)verzadigde vetzuren. De industrie ging alles wit raffineren: bloem, rijst, suiker. Het gamma voedingsmiddelen dat in allerlei etensmiddelen terug kwam werd steeds smaller: rijst, tarwe, maïs en soja. Voor de ‘smaak’ zorgen vet, zout en zoet. Gezellig empirisch-anekdotisch gaat de auteur daartegen in met de volgende natte-vingeradviezen. Bijna vanzelfsprekend roept hij op om kunstmatige kleur-, smaak- en zoetstoffen te mijden en pleit hij voor zo vers mogelijke producten van de lokale markt, als het kan van de biologische teelt. Voor sommigen minder evident zal zijn advies zijn om niets te eten wat niet kan rotten of wat ingrediënten bevat die onbekend, niet uit te spreken of meer dan vijf in getal zijn. Even schitterend onwetenschappelijk is zijn goede raad betreffende hetgeen je in de supermarkt (als dat al de plaats is waar je voedsel wil kopen) moet aanschaffen: neem in gedachten je grootmoeder of je overgrootmoeder mee en koop slechts datgene wat zij zou kennen en appreciëren. In zijn overigens enthousiaste bespreking van het boek in De Standaard schrijft Kerel Verhoeven: “Mocht (Pollan) het hele systeem van landbouw en voedselvoorziening willen ombouwen, dan was hij een gevaarlijke utopist. Maar hij blijft in de keuken.” Het is in het licht van die toch ietwat onderkoelde reactie dat het interview in The American Conservative interessant is. Want daarin gaat Michael Pollan nog een stukje verder in politiek-maatschappelijke richting. Voor Karel Verhoeven misschien ‘gevaarlijk’, voor ons een extra meerwaarde bovenop zijn op zich al genietbaar en waardevol boek.
Het interview wordt afgenomen door Texaan Rod Dreher, redactie van de ‘Dallas Morning News’ en de man achter iets wat ‘Crunchy Cons’ heet (ongeveer te vertalen als ‘knabbelende conservatieven’). Dat Dreher een conservatief is mag duidelijk zijn, maar dan wel een conservatief van het type dat niet uitsluitend denkt aan het kapitalistische rijkdom en economistische doelmatigheid. Traditie, rustig en kwaliteitsvol leven, kleinschaligheid en gemeenschapszin (maar ook een nogal streng-christelijke visie!) zijn voor deze ‘paleoconservatieven’ belangrijk. En het behoort niet tot ons onderwerp maar ze zijn ook tegenstander van buitenlandse militaire avonturen en van de huidige globalisering. En hij ontmoet dus Michael Pollan, niet speciaal politiek geëngageerd maar – voor zover hij dat toch zou zijn – eerder vaak linkserig. Pollan voelt sympathie voor rechte mensen die via een andere weg tot gelijkaardige conclusies als de zijne gekomen zijn en is tegelijk wat ontgoocheld dat zij in hun eigen ideologisch achtertuin niet meer bijval vinden. Hij steekt van wal door het te hebben over de Amerikaanse voedingsindustrie die haar uiterste best doet om de rol van ouders in het gezinsdienst te ondermijnen. Elk gezinslid ‘microgolft’ maar zijn eigen schoteltje, liefst 24 uur elke zeven dagen van de week en af en toe kruisen ze elkaar wel eens aan tafel. En de televisie speelt haar rol in het als gangbaar voorstellen van die levensstijl. Het consumptiekapitalisme erodeert een toch traditionele waarde als de gezinsmaaltijd en het Amerikaans conservatisme kijkt passief toe.
Dreher bevestigt dat ook hij kritiek krijgt van medeconservatieven wegens het ‘elitaire’ (dus ook in Amerika een populair scheldwoord) karakter van zijn visie op goed of verkeerd eten. En Pollan weet iets te vertellen over gelijkaardige opmerkingen die hij van links opvangt: “Jouw manier van eten is te duur voor gewone mensen”. Waarop hij dan antwoordt dat het echte te onderzoeken probleem is hoe het andere voedsel zo goedkoop geworden is: door rechtstreekse overheidssubsidiëring voor bepaalde teelten en door de agrobusiness niet te doen betalen voor de milieuschade die hij teweeg brengt. Honderd jaar geleden berustte de landbouw op fotosynthese en zonne-energie. Nu zijn wij afhankelijk van fossiele brandstof, maar gezien de kosten zullen wij naar het vroegere systeem moeten terugkeren. En we krijgen in een notendop een natuurvisie die ik zelf in diepgravende ecologische teksten iets te zelden terugvind. Er is een spanning, aldus Pollan, tussen de manier waarop natuurlijke systemen werken en het kapitalisme. Dit laatste wil boven alles efficiency en komt aldus tot monocultuur. De natuur daarentegen werkt met wederkerige relaties tussen verschillende soorten. Die hebben geen economisch maar wel ecologisch nut. Er wordt ‘geïnvesteerd’ in schokbrekers, in weerbaarheid voor het geval er iets misloopt. Maar monocultuur doet ziekten uitbreken, die dan – in het geval van dieren – met antibiotica moet voorkomen of genezen worden.
Economische is het misschien zinvol: geconcentreerde varkenskweek plus geneesmiddelen. Biologisch is het een ramp. En er vallen namen, van personen, bewegingen en politieke strekkingen, uiteraard bij ons niet allemaal even bekend, maar sommige uitdrukkingen spreken op zichzelf al tot de verbeelding. Pollan kreeg steun van een ‘Tory anarchist’ (Tory is het traditionele woord voor de Britse Conservatieve Partij). En een zekere Joel Salatin wordt vernoemd, een biologische landbouwer en tevens ‘localist libertarian’. Ook Wendell Berry komt ter sprake, in Amerika zeer bekend, bij ons veel minder. Onder meer te bestempelen als bioregionalist en dus als ‘kleinschaligheidsconservatief’. Tot slot zijn Dreher en Pollan het erover eens dat het onderwerp voedsel, samen met de verwante thema’s landbouw en milieu, in toenemende mate politek-maatschappelijk relevant kan worden. Allerlei coalities die de links-rechtstegenstelling overschrijden zijn in die context denkbaar. En is het uit vriendelijkheid voor zijn interviewer of wat, Michael Pollan voegt eraan toe dat hij het schitterend zou vinden mocht het een van de rechts afkomstige politicus zijn die politieke munt uit ‘the food issue’ kan slaan: “Ik zal hem of haar steunen”, verklaart hij.
En al was het maar om te tonen dat het menens is, een andere medewerker van The American Conservative, Hohn Schwenkler, bespeelt in eigen naam hetzelfde thema in een artikel ‘Food for thought’. Hij wil iets gematigder zijn, het kapitalisme en de moderne landbouwtechnieken niet te veel veroordelen. En hij citeert nog een belangrijke naam, Bill Mc Kibben, schrijver van het beroemde ‘The end of Nature’. Diens recentste boek, ‘Deep Economy’,wordt als een communautraristisch manifest bestempeld. Tot besluit en, aangezien het hoofdzakelijk hier neergeschreven wordt om de sfeer weer te geven, in het oorspronkelijke Engels, nog dit paragraafje uit Schwenklers artikel: “Neigborhood gardens, cooking classes in schools and church basements, and the promotion of local and co-operative markets are the kinds of projects that will build community; revitalize regional economies; encourage stable, healthy families; and instill the kinds of civic attitudes that make centralized government appear burdensome. They are not merely aesthetic or gustatory concerns, nor are the esttentially private or familial ones: eating is part of our politics, too.”
Uit: Culinair Gwenved nr. 87: september - oktober 2008 P.2-3
***
‘Gwenved’: Keltisch (Bretoens) voor: ‘de blanke wereld’, de naam die de Kelten gaven aan het
paradijs, de hemel of wat in het oosten ‘verlichting’ wordt genoemd; het onbekende,
onnoembare dat de basis is van alles, onszelf inbegrepen.
Gwenved is een nieuwsbrief met o.m. als belangstellingsterrein: mystiek en spiritualiteit;
natuur en ecologie; tribale, d.w.z. stabiele, kleinschalige en traditiegerichte samenlevingen; afkeer van de zgn. ‘vooruitgang’ en van de hedendaagse smeltkroes; de Keltische wereld en cultuur, de overbevolkingsproblematiek; dierenwelzijn; belangstelling voor de factor ‘taal’ en met name voor varianten van het Nederlands die vanuit officieel Nederlands standpunt ‘niet correct’ zijn: de dialecten, de algemene Vlaamse omgangstaal, het in Zuid-Afrika gesproken Afrikaans.
Voor een jaarabonnement (6 nummers) schrijf je €10 (buitenland €15) over op rekeningnummer:
000-1000856-10
Een eventueel steunabonnement kan resp. €18 en €25 bedragen, of om het even welk ander gewenst bedrag.
Voor meneer de Martelaere te contacteren:
Guy de Martelaere
Heirweg 2C
9990 Maldegem
Tel. 050/71.77.93
00:10 Publié dans Cuisine / Gastronomie | Lien permanent | Commentaires (1) | Tags : conservatisme, écologie, écologisme, alimentation, diététique, sociologie, anthropologie | | del.icio.us | | Digg | Facebook
Commentaires
It is great that people can get the personal loans moreover, it opens up completely new chances.
Écrit par : KimRebekah | mardi, 06 juillet 2010
Les commentaires sont fermés.