Ok

En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez l'utilisation de cookies. Ces derniers assurent le bon fonctionnement de nos services. En savoir plus.

dimanche, 05 octobre 2014

Russlands Agrarsanktionen kosten EU weitere 165 Millionen

Russlands Agrarsanktionen kosten EU weitere 165 Millionen

Ex: http://www.unzensuriert.at

Obst und Gemüse wird mit 165 Millionen Euro gestützt.
Foto: Arnaud 25 / Wikimedia (PD)

Ein neues EU-Hilfsprogramm für den Agrarsektor wurde nun im Gesamtumfang von 165 Millionen Euro gestartet. Grundlage sind die Russland-Sanktionen, die als Retourkutsche für die Sanktionspolitik der EU gegen Moskau eingeleitet worden sind. Ein ursprüngliches EU-Hilfsprogramm im Ausmaß von 125 Millionen wurde wegen des begründeten Verdachts des Subventionsbetrugs durch Brüssel gestoppt. Nun sollen die Millionen aus den EU-Töpfen den Ruin der west- und südeuropäischen Landwirte stoppen.

Vor allem die Produzenten von Äpfeln und Birnen, Zitrusfrüchten, Karotten, Gurken, Paprika, Tomaten, Kiwis, Pflaumen und Tafeltrauben sind durch den Einfuhrstopp Moskaus schwer betroffen. Allein die oberösterreichischen Gemüsebauern mussten bisher 600 Tonnen Kraut einackern, das sie wegen der Russland-Sanktionen nicht absetzen konnten.

EU-Fleisch- und Viehwirtschaft ebenfalls schwer betroffen

Die Gemüse- und ObstproduzentensindabernureinTeil des betroffenenLandwirtschaftssektors, der durch die SanktionspolitikBrüsselszumHandkusskommt. Daneben sind auch die Fleisch- und Viehwirtschaftsowie die LebensmittelindustrieWesteuropasschwer in Mitleidenschaftgezogen.

Hält der Konflikt um die Ukraine weiter an, dann werden auch hier mehrere hundert Millionen Euro an Subventionen notwendig sein, um die Landwirtschaftsbetriebe vor dem Ruin zu retten. 

Bij het heengaan van Peter Scholl-Latour

PSL2-format43.jpg

Bij het heengaan van Peter Scholl-Latour
 
Peter Logghe
Ex: Deltastichting, Nieuwsbrief, Nr. 87, Oktober 2014
 
Op 90-jarige leeftijd is de journalist en publicist, Peter Scholl-Latour, in Rhöndorf gestorven en zal er op het Waldfriedhof worden bijgezet, van waar men “een werkelijk uniek zicht heeft op de Rijn”, aldus de auteur in een vroeger interview. In TeKoS hebben wij in de loop van de jaren minstens 5 boeken van de reisjournalist besproken en regelmatig verschenen zijn bijdragen bijvoorbeeld ook in het Duits-nationale en conservatieve weekblad Junge Freiheit. Scholl-Latour had het werkelijk niet nodig om in controversiële tijdschriften te schrijven, maar het bewijst in elk geval dat hij nooit zijn ideeën verborgen hield of terugschrok voor intimidatie.

In Wikipedia wordt hij steevast een “Frans-Duits” journalist genoemd en het beeld van een Franse Duitser of een Duitse Fransman klopt natuurlijk wel. In 1924 geboren uit een Saarlandse vader (die in Lotharingen opgroeide) en een Elzasser moeder zat Peter Scholl-Latour tussen twee vaderlanden in. In 1944/1945 zou hij zich melden voor dienst bij de Franse parachutisteneenheid Commando Ponchardier. Een avonturier en waaghals is Scholl-Latour zijn ganse leven gebleven, maar hij haalde bijvoorbeeld in de jaren 50 van de vorige eeuw aan de Franse Sorbonne ook het Diplôme des Sciences Politiques!

Scholl-Latour haalde zijn wijsheid niet uit boeken, maar deelde zijn ervaringen aan het front en in allerlei strijdgebieden met het grote publiek. Maar minder bekend is bijvoorbeeld dat hij tussen 1954 en 1955 de woordvoerder was de Saarlandse ministerpresident (en separatist) Johannes Hoffmann. Hij zou zich na deze politieke ervaring definitief afwenden van de politiek en voluit gaan voor het journalistieke werk: zo werd hij de vaste correspondent in Vietnam, Kampudschea, en andere oorlogsgebieden. Hij behoorde tot het kleine groepje journalisten dat Ayatollah Komeini bij zijn terugkeer in Iran mocht volgen en interviewen.

Teveel om op te noemen: televisiedirecteur van de Westdeutschen Fernsehen (nu WDR), directeur van Stern-Verlag, lid van de raad van advies van de UFA-Film- und Fernseh-GmbH, enzovoort. Een gevuld leven, dat hij vanaf 1988 vooral in de richting van “vrij publicist” zou invullen. Zwaartepunten van zijn aandacht: Zuid-Oost-Azië, maar ook Afrika in de nasleep van de dekolonialisering.
Analyticus van de terugtocht van de Europeanen en de opkomst van de islam.

Eén van de aandachtspunten van Peter Scholl-Latour was zeker Indochina, waar hij zeer punctueel de terugtocht van de Europeanen beschreef. Hij had het er moeilijk mee, aldus Gunther Deschner in Junge Freiheit, dat een volk, zijn volk, wel 100 miljard euro had voor nieuwe telefonienormen, maar niet in staat was haar eigen strijdkrachten op peil te houden. Hij had het er ook moeilijk mee dat Europa zonder meer het ineenstorten van haar eigen geboortecijfer noteerde en overging tot de orde van de dag, terwijl overal in de wereld de geboortecijfers explodeerden.  Hij citeerde regelmatig dit woord van Paul Valéry: “In de afgrond van de geschiedenis is er plaats voor alle.

Hij keek vooral onbevangen naar de wereld en naar de gebeurtenissen die er zich afspeelden, en hij zat nooit om een mening verlegen. Bijvoorbeeld in het Syriëconflict was de journalist zéér duidelijk: “Velen in Europa menen dat achter het conflict in Syrië de roep om vrijheid en mensenrechten schuil gaat. Dat is klinkklare onzin. In dit conflict gaat het om een machtskwestie, met naam daarover of Iran een landverbinding naar de Middellandse Zee krijgt (langs Syrië, Irak en Libanon dus) of niet. Dat is de achtergrond van de acties tegen de Syrische president”.

Hij doorprikte de fabel van de democratiseringsgolf als eigenlijke grondreden van de Arabische Lente en stelde keer op keer dat het in de internationale politiek enkel gaat om macht en veiligheid van de staten, die een belangenpolitiek voeren op basis van hun zeer verschillende en dikwijls tegengestelde waardensystemen, culturen en religies.

Hij durfde het aan in machtspolitieke dimensies te denken, en stelde zich dus sowieso conservatief op. Hij keek naar de werkelijkheid en hij baseerde zijn analyse daarop: niet dus hoe de wereld er volgens bepaalde utopische ideologieën moest uitzien, maar hoe hij er werkelijk uitzag. Dat werd hem niet in dank afgenomen door bepaalde hogepriesters van de “Goedmens”-ideologie.

Dank dus, Peter Scholl-Latour, voor uw onbevangen kijk op de wereld. Wij zullen uw inzichten missen!
 
 
Peter Logghe

00:05 Publié dans Actualité, Hommages | Lien permanent | Commentaires (0) | Tags : peter scholl-latour, hommage, allemagne | |  del.icio.us | | Digg! Digg |  Facebook

Une histoire du libéralisme

andJar$(KGrHq.jpgArchives de "Synergies Européennes", 1985
 
Une histoire du libéralisme
 
par Ange Sampieru
 
◘ Recension : André JARDIN, Histoire du libéralisme politique, de la crise de l'absolutisme à la constitution de 1875, Hachette, Paris, 1985, 437p.
 
Les plus récentes parutions des éditeurs parisiens démontrent au moins une chose : le libéralisme, ça se vend bien ! André Jardin, qui est, on s'en souvient, l'un des meilleurs spécialistes de Tocqueville, grâce à un livre paru chez Hachette en 1984, nous revient aujourd’hui avec cette monumentale histoire de l'idée libérale, depuis la grande crise intellectuelle de l'absolutisme jusqu'à la fondation de la IIIe République en 1875. Ce livre est important à plus d'un titre. D'abord parce qu'il vient combler une lacune de l'historiographie. C'est en effet le premier ouvrage de fond sur la genèse de la France libérale. La révolution de 1789, mi-jacobi­ne mi-bourgeoise, a enfanté une société libérale. Il fallait nous en conter les péripéties. Ensuite, c'est une analyse souvent pénétrante des valeurs libérales telles qu'elles s'exprimèrent dans le contexte de jadis avec ses sensibilités particulières, celles de l'aristocrate Alexis de Tocqueville, du grand bourgeois Constant ou des "pères fondateurs" que furent Voltaire et Montesquieu. Jardin nous révèle une méthode d'analyse originale qui ne néglige aucun aspect du libéralisme : tant celui des groupes sociaux que celui des individualités pensantes sans oublier les institutions. Ce maître-ouvrage, enfin, peut nous apporter les références chronologiques et historiques nécessaires au grand débat actuel, d'où resurgissent les vieux schémas libéraux que les politiciens occidentaux véhiculent tantôt avec fanatisme tantôt avec cette conviction bourgeoise, naïve et vexante à la fois, un mélange que l'on retrouve souvent chez les “reaganiens” européens.
 
Le tout premier essai sur l'évolution du libéralisme européen, Harold Laski nous l'avait livré. Pour Laski, le libéralisme est apparu rapidement comme la transposition idéologique de la croissance capitaliste réelle depuis le XVIe siècle. Cette première phase expansive fut ensuite arrêtée par les régimes traditionnels monarchiques. Ce premier échec fut alors rattrapé par les explosions révolutionnaires d'Angleterre (1688) et de France (1789). Les révolutions libérales ont été la superstructure idéologique du grand mouvement de fond que portait la croissance des forces productives. Ce schéma marxiste, avancé par Laski, est à la fois riche d’enseignements pour une étude du libéra­lisme moderne et trop simple à cause de son “mécanisme” ; en effet, Laski n'a pas assez tenu compte de l'interaction constante qui transforme infrastructure et superstructure en deux pôles indissociables. Face à cette thèse qui date déjà (elle est marquée par son époque : 1950 !), André Jardin ne prétend pas à une ambition égale. Il ne veut pas embrasser une fois pour toute l'histoire du libéralisme mais réduit avec prudence son champ de recherches. Géographiquement d'abord, puisqu'il s'agit du libéralisme en France. Historiquement ensuite, puisqu'il limite sa vision aux XVIIIe et XIXe siècles. Cette prudence l'honore mais on peut pourtant regretter la disparation de ces fortes personnalités qui, dans un effort à la fois intuitif et scientifique, s'affrontaient pour promouvoir une conception planétaire de l'histoire humaine. Notre société libérale actuelle n'a plus besoin de pareils géants. Chénier affirmait que la Révolution française n’avait pas besoin de poètes. On peut dire que notre société refuse les historiens, les grands historiens. Ne sont-ils pas, en un certain sens, eux aussi, des poètes ?…
 
Mais revenons à notre ouvrage. Dès son introduction, l'auteur remarque que la véritable naissance de la notion de “libéralisme” date du Consulat. Il tient en effet pour négligeable la première apparition du mot dans le Journal de d'Argenson, aux environs de 1750. À partir de 1815, la notion devient un mot-clef du vocabulaire politique français. On commence alors à parler de “tendances libérales”, il se forme un “parti libéral” et l'Empereur Alexandre, Tsar de toutes les Russies, est qualifié de “libéral” puisqu'il prône, pour la France, un régime de Charte constitutionnelle… Pourtant, auparavant, les philosophes et les écrivains partisans des libertés individuelles dites “fondamentales” étaient aussi des “libéraux”. En consacrant ces principes, ils étaient libéraux sans le savoir. Comme les autres grands mouvements idéologiques de leur époque, socialisme et romantisme, le libéralisme manquait d'un appui, celui de groupes sociaux acquis à sa cause. Cette conquête, écrit Jardin, est essentielle en ce qu'elle donne une “épaisseur” aux idées jusque là désincarnées. Les partisans de la doctrine s’organisent alors en groupes armés d'une idéologie et d'une stratégie. Leur objectif le plus évident est la conquête du pouvoir politique. Ce pouvoir qu'ils convoitent, il devra être à l'image des idéaux qui les animent. Ils vont appliquer à l'idéologie un processus historico-chimique de “réalisation”. En d'autres termes, traduire dans des institutions précises leurs valeurs fondatrices. C'est précisément cet acte historique­-là qui justifie le mélange méthodologique que Jardin utilise : comparer les idéologies, les institutions et les hommes dans leurs interactions diverses. Son livre est, précise-t-il, une histoire des rapports entre ces forces pendant un siècle donné, le XIXe.
 
Une question importante s'est posée dès le départ chez notre auteur : faut-il séparer ou relier l'étude du libéralisme politique et du libéralisme économique ? Il y a sans aucun doute une liaison historique entre ces deux “libéralismes”. Le libéralisme politique a été le masque, le paravent qui justifiait, au plan des idées, la mise en place du libéralisme économique. Ces thèses, que l'on retrouve chez les émules de Marx comme chez certains penseurs contre-révolutionnaires du XIXe siècle (cf. la thèse de Taine qui, dans Les Origines de la France contemporaine, parle de la révolution politique comme de la justification formelle d'un désir immense : accès à un nouveau partage de la propriété foncière), révèlent, par­-delà leur explication mécaniciste de 1789, un aspect de “psychologie collective et individuelle” non négligeable. Si de nombreux penseurs “libéraux” (selon l'analyse de Jardin), à savoir Voltaire, Montesquieu et Fénelon, font avoisiner, dans leurs écrits, idéaux purs et préoccupations économiques, Jardin refuse cette liaison à son avis trop rigoureuse. L’histoire démontre, selon lui, l'erreur de cette théorie du parallélisme. Les créateurs du libéralisme économique, les Physiocrates, n'étalent pas des libéraux proprement dit. Même idée chez les saint-simoniens qui, bien que grands promoteurs de la politique libre-échangiste, n'adhéraient pas au “libéralisme politique”. Enfin, si la bourgeoisie industrielle, créatrice du capitalisme dur du XIXe siècle, veut la liberté des entreprises et la libre initiative des individus (lesquels ?), elle s'appuie sur une puissance publique active, prête à enrayer tout mouvement social et, surtout, en défend l’idée. La notion d’“ordre social” couronne cet édifice, destinée à apaiser toute divergence de fond entre le pouvoir politique et le pouvoir économique. D'ailleurs, reprenant son analyse des groupes sociaux, Jardin nous fait remarquer que la plupart des grands “libéraux” ne sont pas des membres de cette caste des industriels et des hommes d'affaires. Ce sont, pour la plupart, des propriétaires ruraux, des fonctionnaires, des membres de professions libérales (avocats, médecins, etc.). La notabilité est libérale et considère comme un devoir social de se consacrer à la “chose publique”. Toujours cette même idée de “classe utile”, que Saint-Simon consacrera comme seule indispensable à la vie d'un pays moderne. André Jardin ajoute néanmoins qu'il leur arrive d'être victimes de “faiblesses vénales”. Aveu comique s'il en est.
 
Cette défense pourtant ne peut nous satisfaire. Il est pour nous difficile voire impossible de distinguer “libéralisme politique” et “libéralisme économique”. Si on voulait dégager des critères discriminants, nous serions, en fin de compte, bien en peine de définir des frontières sûres. Il n'y a pas, ici, de frontières sûres ni de bornes fixes. Les deux terrains sont par trop interdépendants pour qu'il y ait, si ce n'est dans un but idéologique lui-même, différenciation sérieuse entre les deux libéralismes. Il n'y a, au vrai, qu'un seul et unique libéralisme, né de l’idéologie égalitaire bourgeoise. On ne peut pas nier que cette idéologie, avatar récent d'une conception du monde ancienne que l'on retrouve dans les écrits religieux des Pères de l’Église, les seuls vrais inspirateurs du “libéralisme essentiel”, a connu des expressions diverses, liées à des sensibilisés tout aussi diverses. Pourtant, il y a, au fond, référence constante à une matrice commune qui est l'héritage idéologique égalitaire (et nous entendons par “égalitaire” tout ce qui refuse les impondérables liés à un sol et à une communauté historique précise).
 
André Jardin ne le nie pas puisqu'il nous conseille de chercher le socle de l’idée libérale dans une conception de l'homme et de l'histoire. L'influence de l'enseignement "humaniste" baigne en effet toutes les réflexions des premiers tenants du libéralisme. L'idée de “Liberté”, comme attribut naturel de l'homme, leur est commune. Ils sont partisans du bonheur individuel (égoïste) comme impératif social et moral catégorique. De ces quelques valeurs (dont on trouvera l'analyse chez Max Weber mais aussi chez Friedrich Nietzsche dont la théorie de la “psychologie du ressentiment” est éclairante à ce sujet), les “libéraux”, qu'ils soient “politiques” ou “économiques”, tirent une même conception de l'histoire. Critique féroce contre l'Empire romain, admiration, mal placée à notre point de vue, des républiques athénienne et romaine — les libéraux se font une “idée” de ces régimes qui n'a que peu de rapports avec ce qu’ils furent réellement et ils négligent le fait incontournable de la “divinisation” du sol et du destin propre à ces cités antiques — exaltation du mouvement des communes bourgeoises au Moyen Âge, à tort une fois de plus, par opposition à l'idée impériale gibeline. Face à l'ordre traditionnel de type impérial et spirituel, les “libéraux” prônent un ordre social “naturel”, que Madame de Staël décrira avec talent.
 
Ils ont, quelques soient leurs particularités, un programme commun : respect de l’individu et garantie des “droits de l'homme”, ensuite organisation particulière des pouvoirs politiques, fondée sur le régime représentatif, et la pluralité des autorités, sociales. C'est en vertu de ces mêmes principes que des hommes aussi différents que Voltaire, Royer-Collard et P.L. Courier s'opposeront aux institutions publiques. Pourtant, il est facile de reconnaître, derrière cette phraséologie libérale généreuse et, le plus souvent, sincère, le camoufla­ge d'intérêts économiques précis. Le libéralisme est un[e mystification car prétendant incarner l'intérêt général alors qu'il défend des intérêts particuliers]. Il s'exprime selon des discours spécifiques, différenciés en apparence, uniques au fond. En lisant le livre d'André Jardin, on reconnaîtra sans peine cet héritage commun qui unit, aujourd'hui comme hier, toutes les espèces de libéraux. Et parmi les legs : confiscation du pouvoir par une minorité possédante, dédain des attaches et des enracinements historiques. Le libéralisme organise une société selon des principes égalitaires économiques. Égalitarisme de principe, inégalités injustes de fait, puisque le critère social universel est économique. La propriété, foncière au XVIIIe, industrielle pendant le XIXe puis financière et technique au XXe, est l'axe essentiel de cette nouvelle société. Propriété conçue non plus seulement comme source de pouvoir (la féodalité est aussi un système de partage des terres, donc de fidélité à un espace géographique quasi sacré) mais comme notion suprême, clef de voûte d'une construction “révolutionnaire subversive”. La propriété est un tabou, un principe sacré dont la défense est le point commun à tous les libéraux européens.
 
Le pouvoir libéral est une organisation du pouvoir qui se réclame d'une pseudo-­légitimité économique. En contestant l'ancien régime, les libéraux, physiocrates ou penseurs politiques, contestent davantage une conception du pouvoir qui s'appuie encore sur le sacré et la reconnaissance de castes hiérarchisées — il est vrai que les trois états sont alors une image très appauvrie des anciennes sociétés traditionnelles et trifonctionnelles indo-européennes — qu'un pouvoir qui perpétue des injustices intolérables. L'Ancien Régime est un pouvoir figé. Les forces sociales subissent des blocages de plus en plus insupportables. Il n'y a à proprement parler “inégalités” puisque la monarchie capétienne est à la fois au-dessus de la société (il est de “droit divin”) et immergé dans cette même société (le pouvoir joue du jeu contradictoire des forces sociales et se veut toujours “pouvoir de justice”). C'est cette ambiguïté que conteste les “libéraux”. “L’absolutisme” n’est contesté que dans la juste mesure où il retient toute ambition excessive des classes sociales. La bourgeoisie française ne peut plus supporter cette politique de justice, qui protège certaines inégalités comme fécondes socialement. En somme, une monarchie indépendante est “négative” en ce qu'elle ne privilégie pas UNE forme de collaboration par rapport aux autres. Le libéralisme est l'idéologie d'un groupe social. Celle de la “classe qui monte”. Il devient alors une idéologie subversive, qui recueille les vieilles contestations égalitaires sous-jacentes à toutes les sociétés anciennes et trouve enfin une conjoncture historique favorable. Cette conjoncture est la suivante ; les autres forces sociales, oublieuses de leurs propres valeurs collectives (je pense en particulier à la noblesse et au paysannat) adhèrent à cette conception contestatrice. De cet oubli, conjugué avec la volonté conqué­rante de l'idéologie bourgeoise montante, naîtra la révolution de 1789. C'est le point de départ du régime libéral moderne.
 
Dans sa postface, André Jardin rappelle cette continuité qui s'inscrit entre le XIXe siècle et notre XXe siècle, continuité qui trouve son fondement, d'une part, dans la constitution de 1875, qui dominera la France jusqu'en 1958 (si on excepte l'épisode constitutionnel de 1940), la IVe République étant la fille légitime de la llle défunte, et, d’autre part, dans la permanence d'un personnel politique stable. Les fils et petit-fils de nos libéraux seront aussi les dirigeants et les héritiers déclarés du patrimoine idéologique du libéralisme du XIXe siècle. C'est cette continuité que l'on constate encore depuis que le général de Gaulle a quitté le pouvoir suprême. Les partis de “l'arc constitutionnel” français (sauf peut-être le PCF mais le Front National [pro-reaganien alors] y compris) sont les rejetons de ce libéralisme historique qui reste pour nous l'ennemi principal. Parce qu'il ne peut rien apporter de réellement neuf.
 
► Ange Sampieru, Vouloir n°13, 1985.
http://i66.servimg.com/u/f66/11/16/57/47/ouie10.gif
◘ Ressources :
  • Les Libéraux français, 1814-1875, L. Girard (abrégé d'un cours sur le libéralisme en France, 1966), Aubier-Montaigne, 1985
  • Essai sur le libéralisme allemand (Jean de Grandvilliers, 1914)
  • Le Contrat social libéral (SC Kolm, PUF, 1985)
  • Tocqueville et les deux démocraties (JC Lamberti, PUF, 1983)
  • Histoire intellectuelle du libéralisme (P. Manent, Julliard., 1987)

Ernst Jünger, contemplatore in uniforme e maestro di libertà

cache_2433942559.jpg

Ernst Jünger, contemplatore in uniforme e maestro di libertà

Ernst Jünger fu maestro insuperabile della contemplazione, esempio memorabile di azione, teologo della nuova epoca, platonico moroso, entomologo competente, pedagogo della libertà. Infine amante dell’Italia, dalla Dalmazia irredenta all’assolata Sicilia, da quel di Napoli fino alla più amata di tutte, quella Sardegna dalla terra «rossa, amara, virile, intessuta in un tappeto di stelle, da tempi immemorabili fiorita d'intatta fioritura ogni primavera, culla primordiale».
 

L’anno è il 1895. Röntgen era vicino alla scoperta dei raggi X; in Francia esplodeva l’affaire Dreyfus. Amava ricordare questi due avvenimenti, Ernst Jünger. Essi attraversarono tacitamente la sua vita e le sue riflessioni, le quali non sono altro che lo specchio di un secolo: quel Novecento veloce e potente come il fulmine di Eraclito, fulmine che «governa ogni cosa», come era scritto sopra la soglia della baita di Heidegger nella Selva Nera. La scoperta di Röntgen aprì il secolo della tecnica, dando la possibilità all’uomo di “vedere l’invisibile”, di osservare ciò che al microscopio era precluso, di sviluppare la ricerca sull’atomo e sulla fissione nucleare. Cinquanta anni separarono la tanto casuale quanto fortunata scoperta del 1895 da Little Boy, dolce artificio statunitense, che Hiroshima ricorda come fuoco celeste: meno modesto del giottesco bagherino luminoso di san Francesco, più furioso dell’infuocato carro del Libro dei Re, dipinto da Roerich sulle calde tonalità del rosso. L’atomica non lasciò niente; non rimase a terra il mantello che a Elia cadde durante l’ascesa. Chi ha vissuto il Novecento ha timore dell’uomo più che di Dio, le cui distruzioni narrate nell’Antico Testamento sembrano delle grazie in confronto ai massacri di due guerre mondiali. Il caso Dreyfus inaugurò invece l’arma migliore delle democrazie occidentali: l’opinione pubblica, lama dotata della più affilata critica, aumentò il grado di incertezza politica, incassando una vittoria sulle baffute e polverose forze conservatrici. Il secolo passato è stato mutevole come l’acqua, oltre che terribile come il fulmine. Ernst Jünger è nato così: con l’invito a riflettere sulla tecnica e sulla politica, ma senza cadere nella spirale della sola contemplazione. Il tempo dell’uomo è limitato, l’educazione costosa. Alla contemplazione riunì l’azione, ma lo fece in modo più armonico e costante del giapponese Mishima, altro equilibrista a metà tra la luce notturna del pensiero e quella diurna dell’atto senza scopo. La bellezza, ne siamo suggestionati, è un tramonto: il momento in cui le forze lunari e solari si dividono il campo, e contemplazione e azione diventano Uno, nell’ascesa di un pilota verso la stella più vicina, su un affilata lama dei cieli. Mishima in Sole e acciaio insegna che «corpo e spirito non si fondono mai».

Jünger lottò con l’acciaio, quello dell’artiglieria inglese e francese, sul fronte occidentale. E, checché ne dica un beffardo adagio militare, non bastò la colazione a tenere insieme anima e corpo: ci volle ben altro. Già nel 1913, appena maggiorenne e fuggito dall’ambiente borghese della casa familiare, si arruolò nella Légion étrangère, covo di avventurieri e delinquenti più che di disciplinati soldatini. L’esperienza algerina a Sidi-bel-Abbès, a suo dire «avvenimento bizzarro come la fantasia», fu pubblicata in forma di confessione romanzata nel 1936, con il titolo di Afrikanische Spiele (Ludi africani). Ma Jünger allora era già noto per le sue imprese nella Prima guerra mondiale. Rimpatriato dall’Africa per l’intercessione del padre Ernst Georg Jünger, farmacista confidente più con la vetreria da laboratorio che con le pallottole, accolse con gioia l’invito del 1914, arruolandosi come volontario nell’esercito del Kaiser Guglielmo II. Aveva da poco incontrato su carta ciò che stava per vedere sul fronte. Le letture di Friedrich Nietzsche lo gettarono tra le braccia della guerra come un vitello che, spinto al mattatoio, si sente nel suo palazzo reale. Ma la carne di Jünger non fu tenera come quella di un vitello, e sopravvisse con estremo ardimento a ben quattordici ferite, di cui l’ultima molto grave, passando da semplice fante a Strosstruppfüher (capo di commando d’assalto), fino all’onore di portare al petto due Croci di Ferro, una Croce di cavaliere dell’Ordine di Hohenzollern e una Pour le Mérite, riconoscimento di una volontà dura come il ferro della medaglia, privilegio che ebbero solo dodici ufficiali subalterni dell’esercito imperiale.

In una caserma della Reichswehr (madre della Wehrmacht), tra il 1918 e il 1923, scrisse i suoi primi libri, tra cui un titolo imprescindibile per chi subì (e subisce) il fascino della Grande guerra: In Stehlgewittern (Nelle tempeste d’acciaio), frutto della rielaborazione di appunti dalla trincea sotto forma di memorie belliche, pubblicato nel 1920. Il destino dell’opera fu diverso da quello di altri racconti di guerra. Non è Il fuoco di Barbusse, apparso in pieno conflitto, ma nemmeno il celebre Niente di nuovo sul fronte occidentale di Remarque. Se il successo di questi fu lesto e universale, In Stehlgewittern – pubblicato tardi in traduzione italiana (1961) – circolò in ambienti di destra, tra circoli militari, associazioni di reduci, gruppi nazionalisti e conservatori, i quali ne compresero solo in parte lo spirito. L’esperienza bellica – descritta poi in altre memorie quali La battaglia come esperienza interiore (recentemente pubblicato per i tipi di Piano B), Il tenente Sturm, Boschetto 125, Fuoco e sangue – non solo aveva catturato la gioventù «come un’ubriacatura» ed emancipato le nuove generazioni di tedeschi dal «minimo dubbio che la guerra ci avrebbe offerto grandezza, forza, dignità», ma aveva il sapore dell’«iniziazione che non apriva soltanto le incandescenti camere del terrore, ma anche le attraversava». Le incessanti esplosioni degli shrapnels, angeli del cielo che più che nuove portano palle di piombo a lacerare la carne, furono soltanto uno degli aspetti più terribili di quella guerra tecnica, di materiali. Non è la Francia dipinta dagli impressionisti, quella di macchie e pennellate giustapposte, ma è terreno di mutilazioni, di corpi insanguinati e ricoperti di fanghiglia, di un cielo di pallottole. È la guerra di trincea. È il soldato «che canta spensierato sotto una volta ininterrotta di shrapnels», come immaginato con futuristica eccitazione da Marinetti. E il giovane Jünger coglie tutto ciò con un nichilismo estetizzante, cristallizzato in una prosa magistrale. Il soldato e l’artista qui celebrano la loro intima parentela, giacché la guerra è un’arte e viceversa. Valgono le parole riferite ad Aschenbach, protagonista de La morte a Venezia di Thomas Mann: «Anche lui era stato soldato e uomo di guerra come alcuni dei suoi maggiori; poiché l’arte è una guerra, è logorante battaglia». In Stehlgewittern è una splendida glossa a Novalis, spirito europeo e cristiano, nella sua esaltazione del dinamismo poetico della guerra. La notorietà procuratagli dal libro permise a Jünger un’attiva partecipazione a movimenti nazionalistici e antidemocratici e la collaborazione a giornali come «Arminius», «Der Vormarsch» e «Widerstand», rivista dell’amico nazionalbolscevico Ernst Niekisch. Fu nel primo dopoguerra che cominciò la sua produzione saggistica, incisa ne La mobilitazione totale, Il dolore, L’operaio. Hans Blumenberg non aveva torto quando affermava che Jünger è l’unico autore tedesco ad aver lasciato testimonianze di un confronto pluridecennale con il nichilismo.

Nella sua opera sono forti l’inevitabilità del suddetto confronto e la sfida a tale problema. Egli ha cercato il nulla, l’annientamento del vecchio mondo di borghesi, scienziati e parrucconi; lo ha inseguito, infaticabile, nel deserto (Ludi africani), nello sprezzo della vita di fronte alla guerra (Nelle tempeste d’acciaio), nell’ebbrezza (Avvicinamenti. Droghe ed ebbrezza), nel dolore (Sul dolore), «equivalente metafisico del mondo illuminato-igienico del benessere» (Blumenberg, L’uomo della luna). L’annientamento dell’uomo passa per il suo innalzamento, per la pianificazione totale della società “mobilizzata” nel lavoro e nello studio, per la riduzione finale della persona nella monade tecnico-biologica prospettata nella metafisica de L’operaio, libro fondamentale nelle tappe dell’evoluzione intellettuale del pensatore tedesco, testo oggetto di studio per due grandi filosofi come Martin Heidegger, che negli anni Trenta organizzò sul tema dei seminari privati, e Julius Evola, che ne fece un commento (L’operaio nel pensiero di Ernst Jünger).

Ma c’è un evento nel mezzo della vita del nostro, luminoso come quella cometa di Halley che Jünger contemplò due volte (Due volte la cometa). Mentre lo Stato totale del lavoro da lui immaginato andava realizzandosi, ecco una «svolta imprevista, che va annoverata tra gli eventi più importanti della storia spirituale tedesca» (ancora Blumenberg): Sulle scogliere di marmo, il diamante prezioso tra i piccoli vetrini luccicanti nell’asfalto. Soffermarvisi è d’obbligo. I precedenti biografici del libro chiariscono meglio la svolta. Come ebbe a dire Goebbels, Ministro della Propaganda del Terzo Reich, «abbiamo offerto a Jünger ponti d’oro, ma lui non li volle attraversare». L’insofferenza dello scrittore per i modi pacchiani e volgari del Partito Nazionalsocialista gli procurò antipatie tra i gerarchi: la stampa smise di parlare dei suoi libri e la Gestapo gli perquisì la casa. Nel romanzo decisivo per sua vita, egli descrive un Paese – la Marina, in cui ogni elemento sociale e politico è in armonia – minacciato da un pericoloso popolo di confine, barbaro, portatore di violenza e distruzione, dallo stile terribile e plebeo, guidato dal Forestaro (figura che molti identificarono con Hitler, altri con Stalin). La canaglia del bosco si muove contro la civiltà, l’anarchia nichilistica contro le forze della Tradizione. I due protagonisti, due fratelli (allusione all’autore stesso e a suo fratello, Friedrich Georg), sono supportati da quattro personaggi: Padre Lampro, dietro cui si può scorgere la Chiesa, o almeno la forza spirituale della religione; Belovar, vecchio e coraggioso barbuto a rappresentanza del vecchio mondo rurale; di nobile stirpe, invece, il principe Sunmyra, la cui testa mozzata dopo un’eroica impresa è recuperata dal protagonista e diventa oggetto di rituali; infine Braquemart, bellicoso sodale del principe ed effigie del nobile intellettuale nichilista, che interpreta la vita come meccanismo le cui ruote motrici sono la violenza e il terrore, uomo di «fredda intelligenza, sradicata e incline all’utopia». Chiunque abbia confidenza con la letteratura jüngeriana ricorderà le parole che aprono Sulle scogliere di marmo: «Voi tutti conoscete la selvaggia tristezza che suscita il rammemorare il tempo felice: esso è irrimediabilmente trascorso, e ne siamo divisi in modo spietato più che da quale si sia lontananza di luoghi». La ricerca della bella morte in guerra fa spazio alla «vita nelle nostre piccole comunità, in una casa ove la pace regni, fra buoni conversari, accolti da un saluto affettuoso a mattina e a sera». A chi vive l’esistente come poesia non resta altro che chiedere asilo ai manieri della propria interiorità, confidando nella resistenza dei nobili contro il nulla, nella sublimazione di tutto nel fuoco catartico dello specchio di Nigromontanus.

Fu Hitler a salvare Jünger da morte certa. Il Forestaro apprezzava la penna che lo tratteggiò. Lo salvò anche dopo il 20 luglio del 1944, data del celebre attentato al Führer. Se è vero che non furono trovate prove della collaborazione tra gli attentatori e Jünger (che durante la Seconda guerra mondiale si occupava dell’ufficio di censura a Parigi, come ufficiale dello Stato Maggiore), lo è altrettanto il fatto che i sospetti su di lui erano più che forti, tanto da fargli recapitare un’espulsione dall’esercito per Wehrunwürdigkeit (indegnità militare). Era definitivamente finito il tempo dell’eroe di guerra, cominciava quello del contemplatore solitario. Sottoposto a censura durante l’occupazione alleata, sorte condivisa con gli amici Martin Heidegger e Carl Schmitt (il quale era, tra le altre cose, padrino del secondo figlio di Ernst, Alexander Jünger), si ritirò nel paesino di Wilflingen, prima nel castello degli Stauffenberg (famiglia da cui proveniva Claus Schenk von Stauffenberg, organizzatore del fallito attentato a Hitler), poi nella foresteria del conservatore delle acque e delle foreste della stessa famiglia, edificio che fu sua abitazione fino alla morte. Vasta è l’opera di questo grande scrittore tedesco. Fu il diarista del Novecento, interprete del suo spirito. La costanza con cui annotò fatti e riflessioni sui suoi diari è nota. Anche nella scrittura, Ernst Jünger mostrò coraggio: il diario è più di altre la forma stilistica attraverso la quale un pensatore o un letterato si mostra nella sua intima debolezza di uomo, sottoponendosi a una dilapidazione di credibilità; l’estrema rinuncia alla plasticità dell’artista in cambio dell’autenticità dell’origine dei propri pensieri. I diari completano gli altri scritti, dimostrando che Jünger non offrì prodotti, ma indicò vie. Lo fece in tutta la letteratura successiva a Sulle scogliere di marmo, da Heliopolis a Eumeswil, da Il libro dell’orologio a polvere a Al muro del tempo, da Il nodo di Gordio (dialogo a due voci con Carl Schmitt) a Oltre la linea (con Martin Heidegger). Proprio in quest’ultimo testo, composto da due scritti che omaggiano il sessantesimo giorno genetliaco del rispettivo interlocutore, avviene il confronto sul tema del nichilismo tra due dioscuri simbolici del tramonto vivo di un’epoca, un duello a colpi diretti nel quale ognuno, ça va sans dire, si compiace della maestria dell’altro. Interrogarsi sul nichilismo è, nel secondo dopoguerra, cercare una risposta alla domanda: quale poesia dopo Auschwitz?

Non condividiamo il giudizio di Evola sul secondo Jünger. Non fu un pluridecorato «normalizzato e rieducato», come ebbe a mugugnare il filosofo romano durante un colloquio con Gianfranco de Turris, ma un pensatore capace di profonde riflessioni, di analisi e previsioni rivelatesi tanto esatte quanto inquietanti. Fu uno dei pochi che riuscì a disvelare, con tormentata quiete, la patina ideologica che copre la realtà. Ecco, le ideologie. Egli non le amava, perché «un errore diviene colpa soltanto quando si persevera» (Sulle scogliere di marmo); rifuggì tutti gli ismi, ma si arrogò il diritto di vivere la vita come un esperimento, non come un processo soggetto a logiche limitative. «Il suffisso ismo ha un significato restrittivo: accresce la volontà a spese della sostanza» (Eumeswil). La sua scrittura è «espressione di ciò che è problematico, del qui e del là, del sì e del no», come si espresse Thomas Mann pensando a se stesso nelle Considerazioni di un impolitico. Ernst Jünger fu maestro insuperabile della contemplazione, esempio memorabile di azione, teologo della nuova epoca, platonico moroso, entomologo competente, pedagogo della libertà. Infine amante dell’Italia, dalla Dalmazia irredenta all’assolata Sicilia, da quel di Napoli fino alla più amata di tutte, quella Sardegna dalla terra «rossa, amara, virile, intessuta in un tappeto di stelle, da tempi immemorabili fiorita d’intatta fioritura ogni primavera, culla primordiale». «Le isole – insegna – sono patria nel senso più profondo, ultime sedi terrestri prima che abbia inizio il volo nel cosmo. A esse si addice non il linguaggio, ma piuttosto un canto del destino echeggiante sul mare. Allora il navigante lascia cadere la mano dal timone; si approda volentieri a caso su queste spiagge» (Terra sarda). E la sua opera fu un’isola di luce lontana dalla baruffa letteraria del Novecento, oasi per gli spiriti assetati di libertà.

Livr'Arbitres: Kleber Haedens

Vrijhandelsverdrag: EU schakelt macht nationale parlementen uit

Vrijhandelsverdrag: EU schakelt macht nationale parlementen uit

Ex: http://xandernieuws.punt.nl

Nationale recht zal wijken voor recht op Europees niveau

ECB krijgt onbeperkte zeggenschap over financiering nationale staten

Sluizen herverdeling welvaart Eurozone worden geopend’

Het Europees Gerechtshof in Luxemburg krijgt stap voor stap steeds meer macht, ten koste van de nationale lidstaten.

De CETA en TTIP vrijhandelsverdragen met respectievelijk Canada en de Verenigde Staten worden door de Europese Unie geheel buiten de invloed en inspraak van de nationale parlementen om afgesloten. Critici zeggen dat dit met een ‘goede’ reden gebeurt, namelijk dat de verdragen enkel de banken en multinationals ten goede komen, en juist nadelig zijn voor de gewone man (2). De Duitse grondwetrechter Christoph Degenhart verwacht dat de trend waarin de EU-lidstaten stap voor stap hun macht verliezen ten gunste van Brussel, zich de komende jaren verder zal doorzetten.

 

Degenhart is één van de Duitse aanklagers tegen het Europese Stabilisatie Mechanisme (ESM), waar de nationale parlementen eveneens geen enkele zeggenschap over hebben, maar wel verplicht zijn om miljarden aan bij te dragen.

Nationaal recht wijkt voor Europees recht

Ook bij de vrijhandelsverdragen met Noord Amerika ‘worden de medewerkingsrechten van de nationale parlementen uitgehold. Dat is grondwettelijk weliswaar zeer bedenkelijk, maar een tendens die we met het oog op het Gemeenschapsrecht van de EU (EuGH) kunnen vaststellen.’

De grondwetrechter vreest dat het nationale recht ‘steeds vaker moet wijken voor het recht op Europees niveau’. Het probleem met het EuGH is dat ‘het recht op een dermate wijze wordt geïnterpreteerd en geschapen, dat het ten bate komt van de integratie... In deze structuur kunnen politiek en recht nauwelijks worden gescheiden. De verdieping van de integratie in de EU is een doel van de jurisdictie van het EuGH en heeft in dit opzicht ook een politieke opdracht.’

Onbegrensde financiering failliete staten

Degenhart gaat ervan uit dat ECB-president Mario Draghi in oktober met behulp van het EuGH het omstreden OMT-programma erdoor zal drukken. Hiermee kan de ECB onbegrensd de staatsobligaties van feitelijk failliete EU-landen zoals Frankrijk en Italië opkopen.

Het Duitse Grondwettelijke Hof in Karlsruhe heeft geoordeeld dat dit OMT-programma niet met de grondwet verenigbaar is, omdat op deze wijze tientallen of desnoods honderden miljarden euro’s Duits –en dus ook Nederlands- belastinggeld zonder tussenkomst van het parlement kunnen worden gebruikt om andere landen overeind te houden.

Door het EuGH wordt ‘de monetaire staatsfinanciering geldend recht’, waardoor de ECB de macht krijgt om ‘in te grijpen in de financiering van staten, zonder dat de nationale staten in de EU hier iets tegen kunnen ondernemen. Tot op zekere hoogte is dat nu al het geval, omdat de diverse geldpolitieke maatregelen van Draghi uiteindelijk op een staatsfinanciering uitlopen.’

‘Sluizen herverdeling welvaart gaan open’

Als het OMT-programma erdoor komt, dan ‘worden de sluizen van de herverdeling (van de welvaart) in de Eurozone geopend. Dit zal ten koste van de belastingbetaler gebeuren, en er zal zich een soort Europese financiële gelijkstelling ontwikkelen.’

Kortom: de volgende stap naar het grote einddoel van de globalisten in Brussel en hun vazallen in Den Haag en andere hoofdsteden, een Verenigde Staten van Europa, komt er onverbiddelijk aan.

 

Xander

(1) Deutsche Wirtschafts Nachrichten
(2) Deutsche Wirtschafts Nachrichten

Zie ook o.a.:

11-09: Grote investeringsbanken verwachten dramatische euro-crash
01-09: ..; ‘Europese superstaat in 2016’ (/ Op zijn laatst in 2016 een euro-staatsschuldencrisis, waarna de ECB de EU-landen tot een financiële en politieke unie zal
25-08: Frankrijk op rand instorting;
16-08: Amerikaanse topeconoom Armstrong ziet instorting democratie VS en EU (/ ‘Brussel vastbesloten om ieder democratisch proces te verwijderen’)
16-06: EU-Commissaris Andor: Eurozone integreert of stort in (/ ‘EU in huidge vorm niet levensvatbaar’)
11-06: Duitse CDU erkent dat eurozone op kosten van spaarders wordt gered (/ Regeringen en centrale banken laten burgers staatsschulden betalen en laten banken vrijuit gaan)
10-06: Duitse EU-parlementariër bevestigt plannen voor wereldregering
06-06: Banken: Maatregel ECB verraadt hoe slecht het met de eurozone gaat
04-06: Crisis verergert: 123 miljoen mensen in EU onder armoedegrens (/ ‘Einde Europese welvaart en beschaving binnen 10 jaar in zicht’
30-05: Front Natonal eist veto EU-toetreding Turkije en einde vrijhandelsverdrag
25-05: Onderzoeksjournalist: Netwerk Europese elite maakt einde aan democratie
18-05: ‘Spaarders in EU worden na verkiezingen gedwongen eurozone te redden’ (/ Overeind houden eurozone gaat iedere Nederlander omgerekend minstens € 12.000 kosten)
13-04: Onderzoeksjournalist: EU-elite stuurt bewust aan op humanitaire catastrofe (/ ‘Hoge schulden en reddingsfondsen lang van tevoren gepland om controle ove rlanden over te nemen’)
13-02: Bevestigd: EU-Commissie wil beslag leggen op spaargeld en pensioenen
01-01: Verenigde Staten van Europa al in 1948 in Duitse grondwet opgenomen

samedi, 04 octobre 2014

Satire : Le terrorisme au Proche-Orient

[Vidéo] Satire : Le terrorisme au Proche-Orient

Programme satirique allemand sur la politique américaine au Proche-Orient et le terrorisme radical islamiste.

Ce programme se nomme « Die Anstalt », c’est-à-dire l’institution. Le terme peut servir d’euphémisme pour désigner un asile (Heilanstalt). Il s’emploie aussi pour parler d’une chaîne de télévision (Fernsehanstalt).

Sous-titré en français

La France peut gagner la bataille contre ses «saboteurs»

La France peut gagner la bataille contre ses «saboteurs»

Auteur : Eric Le Boucher
 

Eric Le Boucher publie en cette rentrée Les saboteurs, Quand les politiques bloquent une France qui veut avancer (Plon). En voici quelques extraits.

Il existe un génie français. Non qu’il n’y ait d’autres peuples admirables sur la Terre, mais le nôtre a, bien chevillés ensemble, une intuition de l’universel et un sens terrien, une tête et des pieds. Les Français ressentent l’injustice et ils savent cultiver leur jardin. Au XXIe siècle, ce sont là deux avantages inouïs. Son éthique collective et son autonomie individuelle mettent la France en concordance avec le siècle qui vient. Contrairement à ce qu’ils pensent et à ce que l’on ne cesse de leur répéter, les Français ont un bel avenir, ils sont doués pour l’époque. Inventifs, débrouillards et autonomes, ils peuvent individuellement trouver leur place ; exigeants, ils peuvent ensemble redevenir un modèle de société équilibrée.

Encore faut-il le leur dire et les y conduire.

Il existe aussi un mauvais génie français: la politique. L’histoire a forgé un pays où tout procède de la politique, tout en dépend, tout y revient. La société civile y est asservie. Et malheureux Français! Leur classe politique est dans un état de décomposition avancée. Au bout de trente ans d’aveuglement, de manque de courage et d’inaction, les responsables ont mis la France dans une impasse totale: économique, sociale, institutionnelle, culturelle et désormais psychologique.

[Il est temps] d’inverser le regard sur la France et sur le monde. Le moment est le bon. Bon parce que les Français ont envie de retrouver des motifs d’espoir. Bon parce que la crise financière débouche sur une nouvelle phase de la mondialisation qui devrait –en tout cas, qui pourrait– être beaucoup plus favorable. La France a souffert dans ses gènes depuis trente ans, mais elle arrive devant un horizon nouveau où, pour peu qu’elle reprenne goût à l’avenir, il lui sera permis d’épouser son temps.

Les périls sont immenses, il faut les mesurer avec lucidité. Les technologies d’abord forcent à une mise en mouvement permanente. Il ne s’agit plus de faire une «réforme», de passer de A à B, mais d’en faire tout le temps, de les engager, de les amender, de les modifier sans plus de cesse, de réformer les réformes. Le monde a «dérivé» mais au sens des mathématiques qui «dérivent» les fonctions, qui transforment la position en vitesse, la vitesse en accélération. Rien ne sera plus jamais «stable», comme après guerre. La planète restera en course, toujours mouvante, toujours fragile. Economiquement, nous passons d’un univers «keynésien», autour de l’équilibre, à un univers «schumpétérien» de destructions et créations permanentes à la façon décrite par l’économiste Joseph Schumpeter. Il faut se mettre en mouvement pour des adaptations continues, les plus rapides gagneront tout.

[Il faut entrer] dans l’âme de la France afin d’y découvrir que le mal-être peut être surmonté dès lors que les responsables politiques cesseront de nous enfermer dans le passé. Dans le monde et ses périls, où tout change, tout peut changer. Au sein de cette nouvelle mondialisation, la France peut retrouver un rôle humaniste qui lui ressemble, une ambition qui la vivifie et une thérapie à sa névrose. Elle devra en passer par une première étape, l’Europe, l’échelle à laquelle le nouveau modèle fera la démonstration de l’exemplarité de ses «valeurs».

[...]

Depuis trente ans, gauche et droite ont saboté la France en reculant devant les adaptations et les réformes. Ils ont maintenu le «modèle français» à coups d’impôts et de déficit. François Mitterrand s’est fait réélire en 1988 sur un programme «ni-ni», ni privatisation ni nationalisation, autrement dit, ni libéralisme ni socialisme, la France depuis n’a plus avancé. Son successeur Jacques Chirac, après l’échec des tentatives d’Alain Juppé de réformer les régimes spéciaux de retraite en 1995, n’a plus jamais voulu toucher à rien. Surtout à rien! Un de ses ministres de la Justice qui proposait une nouvelle organisation m’a raconté les coups de fil du Président:

«Tu me fais ch... avec tes réformes. Arrête tout de suite! Et viens boire une bière.»

Nicolas Sarkozy a promis la rupture avec cet immobiliste «ni-ni» français, mais l’indétermination était au fond de lui. Entre étatisme et libéralisme, il allait de l’un à l’autre. De la sorte impréparé, courageux mais versatile, il n’a pas su faire. La crise, certes, ne l’a pas aidé. François Hollande, encore plus impréparé, est contraint par les événements à engager une politique d’économies budgétaires et une politique de l'offfre  favorable aux entreprises, qui est à l’opposé du «socialisme de la relance par la demande» tel que l’envisage une majorité de ses amis. Il doit composer dans un nouveau ni-ni.

 [...]

La politique française n’est plus que la gestion des échéances électorales doublée d’une furieuse guerre des ego. Qu’importe l’impréparation, qu’importe les mille rapports sur le déclin français et les solutions proposées, qu’importe les voyages à l’étranger pour apprendre et comparer, la classe politique française a une autre stratégie beaucoup plus payante : attendre que le parti au pouvoir, lui aussi impréparé et médiocre, tombe. L’alternance est une bénédiction: on arrive au pouvoir en faisant des promesses de père Noël, on rate, l’élection vous balaie, mais on retrouve un siège dans l’opposition, on rentre au chaud dans sa région et on attend tranquillement l’échec inévitable des successeurs. Tournez manège! [...] Dans un pays d’essence aussi politique, la perte de crédit de la classe dirigeante est inédite et alarmante. Quand, d’un côté, les Français attendent tout de l’Etat et que, de l’autre, ils en regardent les responsables avec dégoût, la France est en grand danger.

[...]

«Il y a quarante ans, tous les Français ?pouvaient citer les noms de dix hommes d’Etat, de droite ou de gauche. Ce n’est plus le cas aujourd’hui», commente Valéry Giscard d’Estaing pour qui «la classe politique s’est recroquevillée». La compétence en telle ou telle matière ministérielle n’importe pas, comptent seulement la carrière faite au sein du parti et le poids acquis dans les «courants» et les écuries internes.

Les cabinets ministériels de l’actuel gouvernement sont une caricature de la dérive. Ils sont remplis de jeunes issus d’associations étudiantes devenus attachés parlementaires ou permanents du PS. Hier, la France était dirigée par les énarques, aujourd’hui par ceux qui ont raté l’ENA. La vie politique s’inspire au pire de la vie syndicale: ceux qui n’arrivent pas à percer dans l’Administration par leur talent prennent leur carte du PS pour, l’alternance venue, accéder aux cabinets ministériels ou à la députation et commander enfin. Un «tour extérieur» d’une épouvantable espèce.

«Les médias ne sont pas étrangers à la pire forme que prend la politique, analyse Jürgen Habermas. D’un côté, les dirigeants politiques ne résistent guère à la douce contrainte de médias les invitant à se mettre eux-mêmes en scène, fût-ce sans la moindre originalité. De l’autre, les programmateurs des médias sont eux-mêmes pris au piège de cet emballement qu’ils suscitent et qui s’empare de la moindre occasion.»

Médias et politiques ont en commun l’intérêt de la superficialité, ils ont partie liée dans la course à l’immédiateté. Cette intime promiscuité explique pourquoi les deux sont associés dans l’opprobre et le discrédit, les uns enfonçant les autres et vice versa.

Que la classe politique française soit, comme toutes les autres dans tous les pays, dépassée par les problèmes globaux et que l’éclatement des solidarités d’hier lui pose de redoutables problèmes de décision sont une réalité. La difficulté du «métier» est devenue grande. Mais au moins les autres essaient, tentent courageusement des réformes. En France, le fatalisme domine. Les politiques constatent leur impuissance et ils se réfugient derrière les électeurs pour partager leur peur de l’avenir. Ils ne savent que proposer un retour en arrière, une France «protégée», «démondialisée». Toujours ce goût pour les lignes Maginot.

On arrive ici au cœur de l’accusation de «sabotage». La classe politique française s’est intellectuellement renfermée, elle ignore le monde des idées. [...] Des centaines de rapports décrivent le monde et disent sérieusement quoi faire. Jean Pisani-Ferry a remis en juin 2014 un très réfléchi rapport: «Quelle France dans dix ans?» au président de la République. Comme les précédents, Michel Camdessus (2004), Michel Pébereau (2006) ou Jacques Attali (2008), il sera sans suite ou presque, des réformes au tiers de ce qu’il faudrait. Mais le commanditaire ne tarit pas d’éloges, lance des «chantiers d’approfondissement», d’autres études, d’autres rapports... L’organisme que préside Pisani-Ferry s’appelle «France Stratégie», il se veut un nouveau Commissariat au Plan supprimé dans les années 1980. France Stratégie nommée par antithèse, la France n’a plus de stratégie. La politique gère au pied levé, avec pour seule boussole l’élection qui vient.

Il existe encore en France des intellectuels qui essaient de penser. Quelques think tanks, dotés de maigres moyens, font de sérieuses propositions. Les sciences sociales accouchent d’un nombre impressionnant de livres. Economistes, sociologues, historiens travaillent avec une ouverture internationale et produisent des analyses nouvelles et riches, en traitant par analyses statistiques le nombre immense de données sociales désormais disponibles. Les meilleurs obtiennent une réputation à l’étranger, comme le prouvent le succès aux Etats-Unis des thèses de Thomas Piketty sur les inégalités ou l’écoute qu’obtient Esther Duflo sur la pauvreté auprès de Barack Obama, mais aussi partout sur la planète, sauf en France.

[...]

Il est temps de se «retourner» et de se porter en avant. L’âme française n’est pas si contraire au monde, l’avenir n’est pas si horrible. La France n’est pas condamnée au renoncement à elle-même, elle peut tout à l’inverse se rétablir sur ses principes et les porter haut, en Europe et dans le monde. Elle peut être regardée non plus comme l’homme malade de l’Europe mais, à nouveau, le coq et le renard réunis, comme un modèle de créativité, d’équilibre et d’humanisme.

Ce qu’il faut faire, concrètement, est connu depuis longtemps, écrit dans des dizaines d’excellents rapports, compilé dans les réussites étrangères. La voie est tracée. Elle est radicale, elle impose de changer nos façons d’approcher les problèmes, d’adopter un pragmatisme résolu, de remplacer un modèle stable pour un modèle mobile, de combattre la défiance et de rénover la solidarité, de mettre au pilon les montagnes de règlements, de lois fiscales et sociales pour libérer, en grand, les capacités des créateurs, des ingénieurs, des scientifiques, de refaire l’école, de réhabiliter le risque et l’argent du succès, de donner des «capabilités» à chacun, de ne plus assister mais rendre autonome.

La condition est de trouver les dirigeants qui oseront «se tourner» vers l’avenir, ne plus promettre vainement de nous en «protéger» mais de nous y préparer. Il suffit des peureux qui ne se maintiennent qu’en encourageant nos peurs. Trouver les hommes et les femmes capables de chasser les chimères pour éclairer positivement le monde qui vient et redonner aux Français ce qui leur manque: une tranquille confiance et un ferme élan. Qu’ils aient –revenons au bon génie français– dans la tête une vision et des pieds solides.

[...]

L’autre condition concerne les citoyens eux-mêmes. Nos responsables sont ignorants du monde, médiocres dans leurs idées, lâches dans leurs comportements, mais les Français les élisent. Par excès d’espoir ou de désespoir? Par désintérêt pour le sort collectif? A l’heure du renard, d’une prise en main de la société civile par elle-même, à chacun de montrer son intelligence et sa débrouillardise d’une part, mais aussi, d’autre part, sa civilité et son implication. Aux Français d’être moins égoïstement renfermés sur eux-mêmes. On ne peut rétablir la solidarité nationale, européenne et mondiale sans donner de la générosité.


- Source : Eric Le Boucher

Will the US use ISIL to attack Assad?

 

WASHINGTON.jpg

Author: Jim Dean

Will the US use ISIL to attack Assad?

Monday mornings can always be a scary way to start the week. But with Obama’s new version of “Pax Americana”, that the US now claims the right to bomb anywhere it deems necessary, we have all been on pins and needles as to how the White house war schemers were going to manipulate the ISIL-Dash crisis into a “get two for one” deal…using it to topple Assad in the process.

I had been expecting this to be done in steps like the camel moving into your tent during the sandstorm by sticking his nose in first. The next thing you know it is all the way inside and there is no room for you anymore.

But Obama has started the week with a new red line, threatening to trigger a full bombing campaign on Syria if a US plane gets shot down while conducting unauthorized strikes inside Syria. It sounded like George Bush (43) had come back and hijacked a press conference to do his cowboy routine that he so enjoyed like a teenage boy, one last time.

Remember that Syria, despite being aware of the camel’s nose in the tent story, graciously consented to US strikes against ISIL and Al-Nusra as long as the targets were coordinated with Damascus. It is the least one would expect from any country with an ounce of dignity and pride to request.

Syrian’s foreign minister, Walid al-Moallem, using the non-confrontational Russian diplomatic style which has helped keep the lid on things, was most gracious in stating his county would cooperate with regional and international anti-terror efforts in the way it is supposed to be done, under UN resolutions and respecting the country involved. He made no threats to shoot down American planes.

So here we have a non aggressive, non-threatening country asking that such a dangerous and delicate tactic such having terrorist targets bombed by a third country, that it be done under international law to prevent accidental escalation, or as it seems to be in this case…planned escalation.

Syria is the country that took advantage of Lavrov’s lead to deflect an earlier US overt threat by offering to remove all of its chemical weapons stockpiles and facilities. This has been successfully completed and conveniently forgotten by the White house and Western media despite its positive contribution to avoiding a wider regional war.

We seem to forget that Syria was not charged with the 9-11 attack, it has blown up no US embassies or beheaded American journalists, done anthrax attacks here, or used mini-nukes to bring the World Trade Towers down, as released recently by Veterans Today with the leaked 2003 Sandia nuclear laboratory report confirming that the dust sample mass spectrometry tests confirmed the use of nuclear explosives that day.

On the contrary, this confirmation of 9-11 being a nuclear attack was classified and nothing done to track down those responsible. The perpetrators are still walking around free, they have more mini-nukes at their disposal to use when they want, and our entire national security apparatus has been stood down from protecting us. Why? It seems like an impossible scenario.

What we got instead, besides the Patriot Act and a massive increase in foreign and domestic surveillance, is the launching of the Bush-Cheney-NeoCon cabal’s, “Pax Americana” by fire and brimstone. We later got Obama’s Asia Pivot, and the cranking up of another new totally manufactured crisis with the anti-Russian Jihad that the war schemers here, in NATO and the EU have launched for some yet to be explained reason. We have inflicted more 9-11’s on other countries than I can count, including several our own military personnel who were sent to fight in faraway lands when they should have been used to root out the real nuclear terrorists of 9-11 hear at home.

One would think that with all the instability in the world today due to an escalating East-West confrontation that wise leadership would avoid planting more land mines and trip wires to create more mayhem, but that is exactly the path the Obama administration continues to choose. The only anomaly to this has been the positive movement toward ending the manufactured tensions over Iran’s non-existent nuclear weapons program.

But there is another layer to this new anti-ISIL AmeriKanzi Jihad. As 9-11 is now a proven false flag attack, by the most preeminent sources on the planet, the bomb designers at Sandia Labs and the IAEA nuclear proliferation investigators, so was the al-Qaeda bogeyman construction. The IAEA people have told us that the dust sample analysis of many of the big terror bombings done over that “al-Qaeda period” also tested positive for nuclear explosives being used. Why was this classified then, and why did not more serve their country and oath of office by getting this out sooner so public pressure could be brought to bear to hunt those responsible down?

The result of their failure is we now live in a climate of false flags and psyops where under the guise of protecting us, new redlines, hair triggers, escalations and confrontations are being put upon us every month. And this overt aggression is sold to us under the now worn out mantra of an anti-terrorism campaign when we have a mountain of evidence now of Western state sponsored terrorism.

The present Jihadi proxy terror brigades that were created by the West, Israel, and the Gulf states is now an old story. We also have Turkey, a NATO country, so involved that John Kerry had to fly there to beg to use the airbases for ISIL strikes in Syria. We have been reporting for some time now that Turkey has been a major logistics supporter for ISIL with not a peep out of the US, NATO, or the UN. Even our reports on it were generally ignored in US mass media and only got out primarily due to Press TV.

But today we had official confirmation, and more. The EU’s ambassador to Iraq, Jana Hybas-kova gave us a present with a briefing she gave to the EU’s Foreign Affairs Committee, one that we could have given. She spilled the beans that certain EU countries had been buying crude oil from ISIL. Mind you that these are countries “in addition” to Turkey and Jordan.

And what EU countries are these who are ”aiding and abetting terrorism by providing material support”, a very serious felony? The ambassador would not say despite the request from committee members. Think about that for a minute, how bizarre a situation that is. We have an allegedly democratic institution like the EU where an official report like this was made, kind of…but again we see the automatic stand down. In this case not only is no action being taken to stop it, but on the contrary, the EU is protecting the perpetrators by keeping their identities secret.

So we are left with this incredible situation of the West engaged in a War on Terror, and a War of Terror at the same time. But now we have an official EU acknowledgement. Will the citizens of the EU do anything to force the disclosure of the countries involved? Will those countries feel victimized if that happens, because the US and Israel, the Gulf States, Turkey and others… none of them have been sanctioned for doing the same thing, for years? You just can’t make this stuff up.

Jim W. Dean, managing editor for Veterans Today, producer/host of Heritage TV Atlanta, specially for the online magazine “New Eastern Outlook”.
First appeared: http://journal-neo.org/2014/09/29/will-the-us-use-isil-to-attack-assad/

Islamic State Created by United States

ISIL1.jpg

Islamic State Created by United States

Nikolai BOBKIN

Ex: http://www.strategic-culture.org

 

The battle flag is raised and waving. The United States has launched an air campaign against the Islamic State delivering strikes in Iraq and Syria. It is done without the permission of the Syrian government and the United Nations Security Council. There were allegations on the part of Russia and Iran that the final objective of the US-initiated operation was the elimination of Syrian infrastructure. The concern Moscow and Tehran have expressed appears to be justified. 

Rear Admiral John Kirby, the spokesman of US Defense Department, reported that the US aviation hit 12 oil installations on Syrian soil that were supposedly under the Islamic State control. The Admiral said more similar strikes are planned. On June 25, 2011 a memorandum of understanding on the construction of Iran-Iraq-Syria pipeline was signed in Bushehr. And the unrest in Syria went on the rise right after this agreement was concluded. They are right saying the war waged by the US against the government of Bashar Assad is a war for oil and gas. Damascus was added to the list of US enemies in 2009 when Assad rejected the proposal to take part in the construction of US-sponsored Qatar-Europe pipeline going through the Syrian territory. Instead Syria preferred to strike a deal with Iran on building a gas route going across Iraq to the Mediterranean shore. Back then Henry Kissinger made his frank admittance pronouncing the phrase to become famous afterwards, «oil is much too important a commodity to be left in the hands of the Arabs». 

The creation of caliphate on the territory of Iraq and Syria will make US (ExxonMobil Corporation) and British (BP и Royal Dutch Shell) oil producing companies suffer losses in Iraq and lose access to Syrian hydrocarbons (after the regime change in Damascus as Americans apply efforts to topple the Syrian government). 

The US put up with the Islamic State till it had been fighting the Syrian government forces. It was declared war on as soon as its armed formations invaded Iraq and proclaimed the creation of a new state. No double standards, it’s all about the US elite’s aspiration to gain global control, the war with the Islamic State is nothing else but a local operation, a part of a bigger plan. 

The US policy has many inconsistencies and mismatches as Washington finds it harder to impose its conditions on the rest of the world. No doubt Syria will remain the main target for the United States as an element of the policy aimed at weakening Russia. The Islamic State was created by the United States; the goal is to generate a powerful destabilizing wave striking deeper into Eurasia. Now he US is clandestinely preparing the overthrow of Bashar Assad. That’s how many countries perceive the unilateral actions of Washington against the Islamic State. The Obama’s plans to form a broad coalition have failed. Americans have convinced the Persian Gulf states (Bahrein, Qatar, Saudi Arabia and the United Arab Emirates) to compensate the expenditure. The US has also managed to make Jordan permit the use of its infrastructure to deliver airstrikes by NATO member-states: Great Britain, France, Belgium and Denmark. According to US State Department, 54 states and three international organizations – the European Union, NATO and the League of Arab States - have promised to contribute into the campaign. But the participation is not universal as US State Secretary John Kerry has said. Few countries trust the United States of America now. 

The world has not forgotten that then United States invaded Iraq in 2003 without the sanction of United Nations Security Council. Back then Washington said that Iraq was working on weapons of mass destruction program and the use of force was needed to disarm it. There was no United Nations Security Council’s vote because Russia, China and France let know that any draft resolution mentioning the use of force against Iraq would have been vetoed. Back then the United States blatantly ignored public opinion and launched an offensive against Iraq to destroy the country. The implications are felt nowadays. Now America has done the very same thing again. 

The history is repeating itself. On January 29, 2014 James Robert Clapper, the Director of National Intelligence, made a Statement for the Record Worldwide Threat Assessment of the US Intelligence Community before the Senate Select Committee on Intelligence. He mentioned Syria presenting iffy figures on the composition of rebels’ formations. The main thing in his report was the affirmation that «moderate» opposition elements accounted for 80% of the anti-government forces in the country. He supported the idea of providing them with financial aid, something the US Senate had secretly voted for. Now all these «moderates» have suddenly turned into uncompromising terrorists. America has unleashed a war against just one of the groups. Please note – not against terror in general but only against the group called the Islamic State. It would be interesting to know what US intelligence leaders think about the «moderate» Jabhat Al-Nusra, a Syrian jihadist group and a branch of Al-Qaeda fighting against the Bashar Assad’s government?

In response to air strikes against Syria the Jabhat al-Nusra leaders said they were ready to counter the United States along with the Islamic State. The US actions consolidate terrorists. Talking to CBS two years ago Obama said that Al-Qaeda was decimated and rendered ineffective. Just recently he said that in the recent two years the militants have used the chaos brought about by the Syrian civil war to their advantage and restored their fighting capability. The President never admitted that the chaos ensuing as a result of civil war going on in Syria is a consequence of US actions in the Middle East. 

General Martin Dempsey, the current Chairman of the Joint Chiefs of Staff, believes that the Islamic State cannot be defeated neither in Syria, nor in Iraq without having boots on the ground. According to him, a political decision is needed to bring the troops in. If it happens a wave of destabilization will go beyond the boundaries of Syria and Iraq and the terrorist ranks will be filled with new warriors. It will open breath taking prospects for US military-industrial complex.

 

Stonehenge a été construit sur l'axe des solstices

 Stonehenge-we-still-dont--007.jpg

STONEHENGE A ÉTÉ CONSTRUIT SUR L'AXE DES SOLSTICES

Une découverte récente de Mike Parker Pearson
Jann Lassalle
Ex: http://metamag.fr

D'après les archéologues, l'ancien peuple qui a construit Stonehenge a choisi le site dans le Wiltshire moderne en raison de sa signification solaire.

Dans ce qui est décrit comme une "pièce manquante du puzzle" dans la compréhension du plus grand site préhistorique d'Angleterre, les fouilles confirment la théorie selon laquelle l'ancienne voie processionnelle a été construite le long d'un relief glaciaire qui était naturellement sur l'axe du solstice, selon le professeur Mike Parker Pearson, un des principaux experts sur Stonehenge: «Le but original du monument reste encore auréolé de mystère, mais c'est un indice très important».
 
 
La voie, connue sous le nom d'Avenue, fait 2.4km de long depuis le monument. Après la fermeture de la route A344, les archéologues ont pu y faire des fouilles pour la première fois. Le Professeur Parker Pearson a identifié des fissures d'origines naturelles qui se trouvaient entre les bords situés le long de la voie.

Le parcours s'étend sur 2.4km de l'entrée nord-est des menhirs à l'Ouest d'Amesbury. Il a été comparé à l'avenue londonienne The Mall menant à Buckingham Palace.

Après la fermeture de la route A344, qui traversait de la voie, les archéologues ont pu y faire des fouilles pour la première fois. Les fouilles ont été menées par le Wessex Archaeology pour l'English Heritage.

Juste en dessous de la surface de la route actuelle, ils ont mis au jour des fossés creusés par les bâtisseurs préhistoriques.

Le Professeur Parker Pearson a identifié des fissures d'origine naturelle qui se trouvaient entre les talus qui longent le tracé de l'Avenue.

Ces talus ont été créés par l'eau de fonte glaciaire et pointent naturellement, dans un sens, directement sur le coucher du soleil en plein hiver, et dans l'autre sens,  sur le lever du soleil au milieu de l'été.

Le Professeur Parker Pearson est enthousiasmé par cet indice, qu'il décrit comme «extrêmement important»: «cela nous en dit beaucoup sur les raisons pour lesquelles Stonehenge est situé où il est et pourquoi ils étaient si intéressés par les solstices. Cela n'a pas à voir avec l'adoration du soleil, une sorte de calendrier ou d'observatoire astronomique. Ce relief naturel se trouve être sur l'axe du solstice, ce qui relie le ciel et la terre en un tout».

Il a expliqué que Stonehenge à tout à voir avec le thème des solstices et nos ancêtres on pu le voir dans le paysage.
 
 
Dans la zone centrale du site, il y a les pierres bleues, avec à l'intérieur des pierres sarsen disposées en forme de fer à cheval. L'élément le plus éloigné du site est l'Avenue qui consiste en deux talus parallèles distants de 12m et des fossés internes. Les flèches rouges montrent comment le solstice s'aligne avec l'Avenue.

Le Dr Heather Sebire, conservateur de Stonehenge de l'English Heritage, a déclaré: «La partie de l'Avenue qui a été coupée par la route a évidemment été détruite pour toujours, mais nous avions bon espoir que l'archéologie en dessous de la route allait survivre. Et ici, nous l'avons: la pièce manquante du puzzle. Il est passionnant de trouver un élément de matériel qui fait officiellement la connexion que nous espérions».

Elle s'attend à ce que les dernières découvertes suscitent un débat académique important, et l'English Heritage n'a pas exprimé une opinion sur les talus formés naturellement, leur interprétation se confinant aux fossés.

La route originale A344 doit être gazonnée au cours de l'année prochaine dans le cadre d'une transformation de ce site du patrimoine mondial, qui attire plus d'un million de visiteurs annuels. Un nouveau centre d'accueil sera ouvert, à 2.4km, pour permettre à Stonehenge de renouer avec le paysage environnant. 

La dernière étude a également permis d'identifier trois trous où les pierres manquantes auraient résidé sur le cercle extérieur du sarsen; preuve, pense-t-on, que le cercle a bien été achevé à un moment donné.

C'est une découverte que même les études les plus sophistiquées n'avaient pas réussi à repérer jusqu'ici. Deux membres du personnel aux yeux d'aigle ont réussi à identifier des surfaces d'herbe sèche.

Presseschau - Oktober 2014

13PRESSE.jpg

Presseschau
Oktober 2014
 
Anbei wieder einige Links. Bei Interesse einfach mal anklicken...
 
#####
 
 
AUßENPOLITISCHES
 
Der taumelnde Westen
In den Siebzigerjahren trug Osama bin Laden noch eine Schlaghose und einen türkisen Niki. Heute ist antiwestlich das neue Cool.
 
Trigema-Chef Grupp: Schluss mit der Hetze gegen Putin
Wolfgang Grupp bürstet mal wieder kräftig gegen den Strich: Die Hauptschuld an der seit Monaten andauernden Ukraine-Krise gibt der Burladinger Trigema-Chef nicht den Russen, sondern den USA.
 
(Zur Anti-Russland-Politik und den deutschen Waffenlieferungen ins Ausland)
Ging Gauck zu weit? Der Präsident und Deutschlands Rolle
 
Alexander Dugin
Russischer Philosoph fordert „Marsch auf Kiew“
 
Rußland will Krieg?
von Thomas Bargatzky
 
Felix Dscherzynski
Russische Eingreiftruppen erhalten stalinistischen Namen
 
Ukrainer stürzen größtes Lenin-Denkmal des Landes
 
Bravo! Ungarn hält zu Russland!
Von Jürgen Elsässer
 
Strom weg: Drittgrößte Stadt Serbiens wegen Schuldenbergs im Dunkeln
 
Jugendkongress in Fréjus
Front National buhlt um Nachwuchs
Über den Einfluss junger Rechtspopulisten in Frankreich
 
Schottland wird ein Zeichen setzen
 
Schottland stimmt mit "No, thanks"
Die schottische Unabhängigkeitsbewegung hat das Referendum über die Loslösung von Großbritannien verloren. Die Wähler votierten mehrheitlich mit "Nein" – obwohl in Glasgow eindeutig "Yes" vorne lag.
 
Alle 32 Wahlbezirke So hat Schottland entschieden
Wo haben die Gegner der Unabhängigkeit ihre größten Erfolge gefeiert, wo konnten die Unionisten punkten? Ein Überblick über sämtliche 32 Stimmbezirke - und alle Ergebnisse.
 
Schotten stimmen gegen Unabhängigkeit
 
Fünf Jahre nach Entführung
Im Jemen vermisste Familie aus Sachsen ist tot
 
Unruheprovinz Xinjiang: China verurteilt Regimegegner Tohti zu lebenslanger Haft
 
Kim Jong-un offenbar krank
Nordkoreas „Marschall“ ist abgetaucht
 
INNENPOLITISCHES / GESELLSCHAFT / VERGANGENHEITSPOLITIK
 
Vor dem Abschwung
Das letzte große Hurra der hochmütigen Deutschen
Die Konjunktur im Aufschwung, die Bürger in Weltmeisterlaune: Hochmütig blickt Deutschland auf andere Wirtschaftsnationen herab und will Vorbild sein. Dabei hat der eigene Abstieg längst begonnen.
 
Globalisierung
Aktionärsstruktur von DAX-Unternehmen
In der Vergangenheit war für Deutschland die Kontrolle von Unternehmen durch Mehrheitsaktionäre oder mehrere Großaktionäre typisch. Die Aktionärsstruktur zeigt heute ein gänzlich anderes Bild.
 
Hypo Real Estate verspielte Steuergelder
 
Hanno Beck über Folgen der Geldschwemme
"Die Blase wird platzen, die Preise werden erodieren"
 
Die AfD, der Osten und der liberale Flügel
 
Noch keine Volkspartei
Kommentar: AfD zählt sich zu den Etablierten
 
„Braune Suppe“
AfD geht gegen SPD-Generalsekretärin vor
 
Wegen Auftritt bei AfD
SPD fordert Sarrazin zum Parteiaustritt auf
 
(Wegen verleumderischer E-Mail an Spiegel…)
AfD-Politiker Hein schlägt Mandat aus
 
Mecklenburg-Vorpommern
AfD-Landeschef verteidigt Zustimmung zu NPD-Antrag
 
AfD entlarvt das System Merkel
 
"Hemmungslos demagogisch": Schäuble fordert härtere Auseinandersetzung mit AfD
 
Zentralrat der Juden ist besorgt über die AfD
 
Die AfD – auf dem Weg zur wirklichen Alternative?
 
Christopher Lauer verläßt Piratenpartei
 
Duisburgs CDU nimmt "christliche Verantwortung" aus Satzung
 
Europa-Union
Preisverleihung in Berlin
… und dann kam Broder
 
Einbrecher in Deutschland werden immer dreister
Die Zahl der Einbrüche in Deutschland steigt wieder, dabei sinkt gleichzeitig die Aufklärungsquote.
 
Berlin-Tiergarten
Denkmal für „Euthanasie“-Opfer eingeweiht
 
AfD fordert würdiges Mahnmal für 13. Februar auf dem Dresdner Altmarkt
 
(1. Weltkrieg)
Gab es in Löwen 1914 doch belgische Franktireure?
"Friendly Fire" als Folge von Freischärlerbeschuss: Weltkriegsexperte Ulrich Keller stellt einen mehr als 50 Jahre alten Konsens über eines der bekanntesten Massaker des Ersten Weltkrieges infrage.
 
Darf eine Straße heute noch nach Hindenburg heißen?
Schon seit Jahren wird in Darmstadt darüber gestritten, ob die Hindenburgstraße weiter so heißen oder umbenannt werden soll. Andere hessische Städte haben ähnliche Fälle schon entschieden.
 
Hindenburgstrasse in Darmstadt umbenennen - jetzt!
 
(VfB Stuttgart – Slogan mit politisch korrekter Aufregung)
„Furchtlos und trew“
 
Antirassistisch unterfütterte Museumspädagogik
Ausstellung im Historischen Museum zeigt einseitiges Geschichtsbild
 
LINKE / KAMPF GEGEN RECHTS / ANTIFASCHISMUS / RECHTE
 
AfD
Diskussion um rechte Mitglieder
Rechte Vergangenheit holt AfD-Abgeordneten ein
 
Nach der Landtagswahl in Sachsen
AfD gibt erstes Amt zurück
Die AfD sollte den Alterspräsidenten im sächsischen Landtag stellen: Detlev Spangenberg. Der aber war in rechten Gruppen aktiv.
 
Verfassungsschutz warnt vor Gewalt gegen AfD-Mitglieder
 
AfD vermutet Hackerangriff hinter neonazistischen Tweets
 
Hessen-CDU will an NPD-Verbotsverfahren festhalten
 
Berlin
Ende im Internet verkündet
Antifa macht Schluss– aus Mangel an Aktivisten
 
„Kein Unrechtsstaat“
Heftige Kritik an Gysi-Äußerungen zur DDR
 
Gysis Persilschein
von Michael Paulwitz
 
Honecker-Verherrlichung
Friedrichstadtpalast lädt Sängerin aus
 
Themenwoche Toleranz
Hip-Hopper Jan Delay wird ARD-Maskottchen
 
"Grüne" machen Propaganda gegen "rechtspopulistische Kackscheiße"
 
Syburg
„Deutschland verrecke“ auf Mahnmal gesprüht
 
Protokoll: zwischentag in Bonn
 
300 bei Openair-Messe “zwischentag” in Bonn
 
POL-BN: Spontandemonstration in Bonner Südstadt
 
(WDR-"Monitor" zum "Zwischentag")
Schaffe, schaffe, Häusler-Bauer
 
(Linke Proteste gegen Preisverleihung an Stefan Scheil)
Schweinfurter Eifer
 
(Oliver Höfinghoff)
Prügelvorwürfe: Piraten-Abgeordneter verliert Immunität
 
Polizei-Kessel war rechtens
Juristischer Kraftakt um Blockupy
 
EINWANDERUNG / MULTIKULTURELLE GESELLSCHAFT
 
Schule mit Courage
 
Politische Korrektheit
Schwedisches Fernsehen streicht „Neger“ aus Pippi Langstrumpf
 
“Schwarz-Grün hat in der Integration schwere Fehler gemacht”
Wolfgang Hübner im FAZ-Interview
 
Björn Höcke bei Maybrit Illner – eine Kurzanalyse
 
Kommentar
Günther Jauch und der Imam
von Fabian Schmidt-Ahmad
 
Rotherham-Skandal: Polizeichef tritt zurück
 
(Migrant Offshore Aid Station - Der erste Schritt in den offiziellen Übersee-Transfer von Flüchtlingen)
Leben retten auf eigene Kosten
 
(Ebenso zur MOAS)
Humanitäre Vorbilder
Regina und Christopher Catrambone aus Malta helfen Migranten in Seenot – mit Drohnen, Schiffen und eigenem Geld.
 
Linkspartei fordert Aufenthaltsrecht für „Opfer rechter Gewalt“
 
Haushaltssperre
Flüchtlinge treiben Berliner Bezirk in die Pleite
 
Haushaltssperre wegen teurer Flüchtlingspolitik
Kreuzberg zu pleite für Klopapier
 
Berlin-Kreuzberg
Asylbewerber in besetzter Schule bewaffnen sich
 
(Kommentar zur Gewalt gegen Asylbewerber in Burbach)
Brennpunkt Asylbewerberheim
von Michael Paulwitz
 
Niedersachsen
Mieter müssen Asylbewerbern weichen
 
Für Flüchtlinge und U3-Betreuung
Dietzenbach pocht auf volle Kostenerstattung
 
(Christine Lüders klagt…)
Ablehnung von Sinti und Roma in allen Schichten
Die Politik muss nach Ansicht der Leiterin der Antidiskriminierungsstelle des Bundes mehr gegen die Stigmatisierung von Sinti und Roma tun. «Die Menschen wissen nichts über Sinti und Roma, die Bilder sind von der Straße geprägt», sagte Christine Lüders im ZDF-"Morgenmagazin"
 
(Auch hier klagt sie…)
Lüders beklagt Frauenmangel
Christine Lüders spricht sich für mehr Frauen in den Führungsetagen öffentlicher Unternehmen aus. Die Antidiskriminierungsbeauftragte findet, der Staat mache sich andererseits unglaubwürdig.
 
Der Taschendiebstahl boomt
 
(Antidiskrimnierungsstelle)
Lüders als Sprachrohr
 
Nicht von Meinungsfreiheit gedeckt
Presserat rügt islamkritischen Artikel der „Bild“-Zeitung
 
Nach islamkritischem Kommentar
Nicolaus Fest verläßt die „Bild am Sonntag“
 
Umbau in Horn: Außen noch Kirche, innen schon Moschee
Der Umzug der muslimischen Al-Nour-Gemeinde in die Kapernaumkirche in Hamburg-Horn löste gespaltene Reaktionen aus. Nun ist der Umbau des Gotteshauses fast abgeschlossen. Ein Ortstermin.
 
Offenbach
Islamisches Gräberfeld
Mehr Pflege für Allahs Kinder
 
(wohl eher stellt man sich erneut als Opfer dar…)
Bundesweiter Aktionstag
Muslime setzen Zeichen gegen IS-Terror
 
Zum Aktionstag der Muslime in Deutschland am 19. September
Hintergrundinformationen zu einem Ablenkungsmanöver
 
Halt, Scharia-Polizei!
 
„Scharia-Polizisten“ nun auch in Bonn und Köln
 
Trotz Vorstrafen
Berliner Polizei bildet ehemaligen Intensivstraftäter aus
 
Nordrhein-Westfalen
Jeder vierte Häftling ist Ausländer
 
„Steh auf – nie wieder Judenhaß!“
Staatsdemo im Paralleluniversum
 
Verdacht der Piraterie
Polizei nimmt Asylbewerber aus Somalia fest
 
Mord an Dominik Brunner: Schläger vorzeitig aus Haft entlassen
 
München
Peruanerin erfindet fremdenfeindlichen Übergriff
 
(Kurden)
Clan-Schießerei in Lüneburg: „Ehrverletzungen müssen gerächt werden“
 
83-Jährige stirbt im Celler AKH: Angehörige bedrohen Personal
 
Celle: Kurden wüten in Krankenhaus
 
Wolfsburg
Drogenstreit eskaliert
Toter bei Massenschlägerei vor Asylbewerberheim
 
(Hundehalter Oman A…)
Wut auf Polizisten in Rüsselsheim!
Internet-Aufstand wegen erschossener Kampfhunde
 
(Türkisch-Irakisches Milieu…)
Verletzte schweigen
Disco in Offenbach von Bande gestürmt?
 
Ausländerkriminalität
Vergewaltiger waren Asylbewerber
 
Ausländer dominieren Organisierte Kriminalität in Deutschland
 
(…Kollegen des Mannes aussagten, er habe versucht sie zum Islam zu bekehren.)
US-Bundesstaat Oklahoma
Mann soll Kollegin geköpft haben
 
Gewalt in Südtirol: Wenn Rom versagt, muß Bozen übernehmen
 
KULTUR / UMWELT / ZEITGEIST / SONSTIGES
 
(Deprimierend im Vergleich zum gegenwärtigen Zustand)
Video
Eine Reise in das Deutsche Kaiserreich ( 1871 - 1918 )
 
Versagen mit System
Kommentar zu öffentlichen Großprojekten
 
Wiens Kulturerbe retten! Initiative gegen Abrisse
 
33 Initiativen demonstrieren gegen die “Stadtzerstörung” in Wien
 
(Video zu Abrissen)
Gentrifizierung
Servus München!
 
Immobilienwirtschaft und Denkmalpflege
Schweizer Abrisskommando
 
Unterstützerinitiative für den Wiederaufbau der Garnisonkirche Potsdam
 
Energetische Sanierung
Stoppt den Dämmwahn!
Deutschland wird mit Styroporplatten verpackt. Das ist ökologisch zweifelhaft, absurd teuer, die Häuser gehen schneller kaputt. Und es drohen noch weitere Risiken.
 
Das Milliardengeschäft der Dämmstoffindustrie
Mächtige Lobby, gigantische PR-Maschinerie: Wärmedämmung ist ein Milliardenmarkt. Doch bei deutschen Experten wächst die Styropor-Skepsis. Sie fürchten Brände, Schäden – und ein großes Minusgeschäft.
 
Mietervertreibung für das Klima – Eine weitere Folge der Energiewende
 
Ökomanifest von rechts
von Philip Stein
 
Leichte Sprache, seichte Sprache
 
Feminismus
Die Escort-Begleiterinnen der AfD
Mit der AfD kehrt der Anti-Feminismus zurück auf das politische Parkett. Und das in einer Zeit, in der sich Frauen so uneins sind wie selten. Ein Kommentar.
 
Gender-Debatte
Vom Zorn abgehängter Männer
Im Internet wie im Feuilleton suhlen sich rechte Meinungskrieger in ihren Ressentiments. Ein Gegenangriff von Christina Schildmann und Anna-Katharina Meßmer
 
Die SPD als Gender-Streber und Fettnapftreter
 
(Aufgebauschter Sex-"Skandal" um Schweizer "Grünen"-Politiker)
Geri-Gate und unser privater Rückzugsraum
 
Gutmenschen mögen Genderdeutsch
 
Facebook
Sechzig Geschlechter sind noch nicht genug
 
Die AfD, die realpolitische Flexibilität und wir
 
Amerikanisierung – aber ja, bitte!
 
Die Deutschen verkaufen sich fast immer unter Wert
15 Jahre lang lebte unser Reporter in Amerika. Jetzt kehrt er nach Deutschland zurück und findet tatsächlich Gefallen an einem Land, das er nicht mehr wiedererkennt. Versuch einer Heimkehr.
 
Provoziert euch doch selbst!
Früher haben Studenten noch protestiert, beschweren sich die Alten. Unsere Autorin wehrt sich: Wir müssen unseren Professor nicht mehr anbrüllen, um gehört zu werden! Ein Kommentar von Muriel Reichl
 
Xavier Naidoo – ein Rechter?
 
Gewalt und theologische Tradition im Islam
Töten im Namen Allahs
 
Shift happens
Die Computer sind uns auf den Fersen. Unsere Arbeit wird sich radikal ändern. Es geht uns allen an den Kragen: Und das ist gut so Von Gunter Dueck
 
TV-Kritik: Maybrit Illner
Der neue Freizeitsozialismus
An Jeremy Rifkins Buch „Die Null-Grenzkosten-Gesellschaft“ kommt auch die Bundesregierung nicht vorbei. Bei Maybrit Illner zeigt Kanzleramtschef Altmaier im Gespräch mit dem Autor, wie drängend das Thema und wie ideenlos die Politik ist.
 
Udo Ulfkotte: Gekaufte Journalisten
 
Japans heiliger Berg Fuji mit Fäkalien verschmutzt   

The CIA & the Construction of the Sixties Counter-Culture

Allen Dulles’ Lonely Hearts Club Band:
The CIA & the Construction of the Sixties Counter-Culture

By James J. O'Meara

Weird_Scenes1Ex: http://www.counter-currents.com

Dave McGowan
Weird Scenes Inside the Canyon: Laurel Canyon, Covert Ops & the Dark Heart of the Hippie Dream [2]
London: Headpress, 2014

“Oh the snot is caked against my pants,
it has turned into crystal.
There’s a bluebird sitting on a branch,
I guess I’ll take my pistol . . .”
— Arthur Lee and Love, “Live and Let Live” 

Everyone knows that today’s “pop” music is just manufactured crap — manufactured to make money for huge corporations, or perhaps for some more sinister purpose.[1] And the stories of ’50s teen idols and “rock and roll” songs written by Judaic hacks in sweatshops like the Brill Building of New York (Neil Sedaka, Neil Diamond, Carol King, Lieber and Stoller) — even, at the very tail end, the teenage Lou Reed, for at least a few weeks) are legendary.[2]

But there’s still an idea abroad, mostly among Boomers, that during their adolescence it was different, man — kids wrote their own music, and the words meant something, and it stopped the War, and changed the world, man!

Like most every Boomer notion, it’s a crock, and this book explains why. As the author says elsewhere:

To the extent that it has a central thesis, I would say that it is that the music and counterculture scene that sprung to life in the 1960s was not the organic, grassroots resistance movement that it is generally perceived to be, but rather a movement that was essentially manufactured and steered. And a corollary to that would be that for a scene that was supposed to be all about peace, love and understanding, there was a very dark, violent underbelly that this book attempts to expose.[3]

And why?

Hippie culture is now viewed as synonymous with the anti-war movement, but as the book points out, that wasn’t always the case. A thriving anti-war movement existed before the first hippie emerged on the scene, along with a women’s rights movement, a black empowerment/Black Panther movement, and various other movements aimed at bringing about major changes in society. All of that was eclipsed by and subsumed by the hippies and flower children, who put a face on those movements that was offensive to mainstream America and easy to demonize. And as you mentioned, a second purpose was served as well — indoctrinating the young and impressionable into a belief system that serves the agenda of the powers that be.

Needless to say, I found this all fascinating and was with the author all the way; or, as we shall see, most of the way. As I’ve mentioned before, I grew up in Detroit at a very salient point in time: the Boomer kids of the ’60s lived in a wealthy, highly developed Whitopia.[4] With union jobs that not only paid well, but were so plentiful you could quit and get re-hired at will (ensuring maximum leisure time),[5] our kids made their own damn culture, with no help needed form such “world capitols”[6] as New York, the home of the aforementioned Brill Building.[7]

McGowan’s book covers, he says, the time period when the music scene moved from New York to LA, and principally, as he’ll show, to Lauren Canyon, but this meant nothing to us in Detroit, where we had our own music scene (the MC5, the Stooges, who in turn took their inspiration from Sun Ra and John Coltrane). We found the more proletarian British bands of some interest, such as the Stones or Cream, and Detroit was, along with Cleveland, the only place in America that The Who were known — in fact, were almost local heroes. The saintly Beatles, however, were unknown — I first encountered the iconic Sgt. Pepper when George Burns sang “With a Little Help from My Friends” on my parent’s TV,[8] while it’s no surprise that the “Paul is Dead” rumor originated with a Detroit DJ.[9]

However, one thing that had mildly interested me over years was exactly McGowan’s subject: how did this group of dopey California losers form a “music scene” that came to dominate American popular culture in the ’60s-’70s and, to an extent even now.

As far as counter-culture conspiracy theories go, the usual story is:

What began as a legitimate movement was, at some point, co-opted and undermined by intelligence operations such a CoIntelPro . . . subjected to FBI harassment and/or whacked by the CIA.

McGowan has a decidedly different slant, asking:

What if the musicians themselves (and various other leaders and founders of the ‘movement’) were every bit as much a part of the intelligence community as the people who were supposedly harassing them?

What if, in other words, the entire youth culture of the 1960s was created not as a grass-roots challenge to the status quo, but as a cynical exercise in discrediting and marginalizing the budding anti-war movement and creating a fake opposition that could be easily controlled and led astray?[10]

Once look beyond the myth and you start asking questions, the whole period looks decidedly odd. Why, during the hottest days of anti-war protest, were none, absolutely none, of these musicians drafted? (Although, as we’ll see, Dave Crosby was in Viet Nam before anyone knew where it was.) Why was none of the Canadian and British musicians on expired, or no visas, deported? Why no major, and hardly any minor, drug busts? Why the remarkable aversion to political advocacy? And above all, did any of these people really have any musical talent?

This passage on “Papa” John Phillips, though a bit long, is worth quoting in full as it nicely displays McGowan’s case against every resident of Laurel Canyon in a nutshell; I’ll add some notes to make the insinuated memes[11] clear:

One of his first paying jobs was working on a fishing charter boat. As John later recalled it, the crew consisted of him, a retired Navy officer, and four retired Army generals. Sounds like a perfect fit for the future guiding light of the hippie movement.

[Military connections! A surprising number of the leading hippies came from military families, some tied up with Intelligence or Chemical Warfare (Zappa’s dad). And not low-level grunts, etiher; Jim Morrison’s dad, for example, was the captain of the boat involved in the Tonkin Bay “incident,”[12] though Jim never saw fit to mention it. Laurel Canyon itself was a hotbed of military skullduggery.]

John’s first wife was the aristocratic Susie Adams, a direct descendent of President John Adams

[Old WASP aristocracy is always good for a sinister touch]

and occasional practitioner of voodoo.

[See! The occult cryptocracy exposed!]

The couple’s first son, Jeffrey, was born on Friday the 13th

[More occult numerological symbolism, with, for those in “the know,” a Templar connection.]

Shortly after that, John found himself in, of all places, Havana, Cuba, just as the Batista regime was about to fall to the revolutionary forces of Fidel Castro.

[In addition to, or as part of, the military connection, the families of these musicians spend an awful lot of time in the oddest areas, usually right around a CIA-sponsored coup. In some cases, like Papa John here in Cuba or Dave Crosby in, believe it or not, Viet Nam -- before US troops arrived -- the kids are there themselves. As an added note, borders seem to mean nothing; Papa John travels to Havana with ease, while Neil Young and other from Canada live and work in the US illegally for years, at the height of the ’60s convulsions. John Kay of Steppenwolf -- son of a German officer, ’natch -- travelled with ease not only in post-War West Germany but even back and forth between East and West, finally settling in Toronto before joining the illegal immigrants in Laurel Canyon.]

According to Phillips, he and his travelling companions “were once whisked off the street . . .

[To jail? Deportation? Nope.]

. . . straight into a TV studio to appear in a live Havana variety show.” Many of you, I’m sure, have had a similar experience.

Indeed, McGowan notes a remarkable series of “coincidences” in the creation of many famous bands — Neil Young leaves Toronto for Los Angeles, because he thinks Dave Crosby is there, and on arrival, stuck in a traffic jam, sees Crosby in a car in the opposite lane; thus is born Buffalo Springfield), suggesting it wasn’t just The Monkees that were a carefully selected group of photogenic, non-musicians promoted as The Latest Thing. Even bands with one or two genuine musicians (Buffalo Springfield, The Byrds) tend to be topped off with handsome drones to please the female fans and receive mysterious gifts of brand new instruments, free studios, and friends who just happen to have the latest multi-track equipment in their basement.

Which leads to another point; unlike the myth of garage bands struggling on small, independent labels, every one of these bands was either signed by, or quickly signed away to, major-major labels, such as Atlantic, Columbia, and Elektra.

Puyting all this together, take . . . The Doors . . . for example:

Jim Morrison was indeed a unique individual, and quite possibly the unlikeliest rock star ever to stumble across a stage.

Before his sudden incarnation as a singer/songwriter, James Douglas Morrison had never shown the slightest interest in music. None whatsoever.

Why did Morrison, with no previous interest in music, suddenly and inexplicably become a prolific songwriter, only just as suddenly lose interest after mentally penning an impressive catalog of what would be regarded as rock staples?

How exactly did Jim “The Lizard King” Morrison write that impressive bunch of songs?

As for the band itself, there was no one with any band experience whatsoever; nor did the lineup ever change:

The Doors . . . arrive on the scene as a fully formed entity, with a name (taken from Aldous Huxley’s The Doors of Perception), a stable lineup, a backlog of soon-to-be hit songs . . . and no previous experience writing, arranging, playing of performing music.

Really more like a lab experiment than a rock band; perhaps a CIA sleeper cell, or an alien simulacrum? The Byrds, too, were “by any reasonable assessment, an entirely manufactured phenomenon”:

The first album in particular was an entirely engineered affair created by taking a collection of songs by outside songwriters and having them performed by a group of nameless studio musicians . . . after which the band’s trademark vocal harmonies, entirely a studio creation, were added to the mix.

The band got a lot of assistance from the media, with Time being among the first to champion the new band.[13]

With Laurel Canyon’s other bands as well, it was the major record labels, not upstart independents, that signed the new artists.

“Folk-rock was recorded and issued by huge corporations, and broadcast over radio and television stations owned for the most part by the same or similar pillars of the establishment” (quoting Untermeyer)

And who was behind the labels? McGowan says (without reference, a point to which we will return) that of the 1000 or so label started from 1950-’55, by the ’60s only 2 remained: Elektra and Atlantic. Along with Columbia, these labels would dominate the folk and psychedelic rock era.[14] (This also solves a puzzle that mildly interested me years ago: how did Elektra, which I associated with hippies, folk, folk-rock, and psychedelic rock, emerge, with Atlantic, as the surviving label conglomerate of Warner-Elektra-Atlantic?)

If the hippies and their “rock” was created by the government/military, using the news media and major record labels to create a false, controlled “opposition,” we can test McGowan’s thesis by looking at the contrary experience of Detroit’s true White youth bands. Both the MC5 and the Stooges were signed to major labels — and guess which ones? Surprise: Elektra, then Atlantic and Columbia. Elektra censored the Five’s “Kick Out the Jams” anthem, then dumped them when they dared to protest in the public prints. The Stooges were assigned to New York Velvet Undergrounder John Cale to try to smooth out and commercialize their sound; the Five moved to Atlantic where Jon Landau was assigned the same task. Iggy eventually would up on Columbia, where his Raw Power album would also be castrated, by Velvets emulator and supposed fan David Bowie. Then fade out.

Quite a reversal of the “the kids know what they’re doing” approach of the major labels when dealing with the Laurel Canyon future superstars.

To be fair to the era (which McGowan admits to being a fan of well into the ’90s) there are two chapters devoted to the two unquestionable White musical geniuses of the age: Brian Wilson and, I’m glad to see, Arthur Lee. The Beach Boys material seemed like nothing new — I vaguely recall most of it, such as father Murry’s use of the Bing Crosby Golf Club school of discipline, years ago, in Rolling Stone, no less. Lee and his band, the era-epitomizing Love,[15] were stable mates of, and as it turns out, musical icons to, Jim Morrison at Elektra. Although officially “black” or “African-American” as the era would have it, he was actually sort of a quadroon, and that soupçon of White blood no doubt explains his talent and imperious ways.[16]

The indescribable one-off Forever Changes — musically sounding like the Tijuana Brass stumbled into a Moody Blues recording session under Bert Bacharach’s baton,[17] with lyrics and song titles (“The Good Humor Man, He Sees Everything Like This,” “Andmoreagain,” “Maybe the People Would Be the Times, or Between Clark and Hilldale”) suggest not so much the cheap surrealism of post-Dylan rock as the genuine, Old Weird America of Harry Partch[18] — proved to be the one surviving relic of the Summer of Love that fails to evoke douche chills and may perhaps justify the whole era; [19] perhaps due to Lee’s undeviating sincerity; like a hippie Ayn Rand, he could only add “And I mean it.”[20]

 

histoire,cia,états-unis,ontre-culture,mouvement hippy,services secrets,services secrets américains

 

All this is presented in the usual portentous “conspiracy” style; in fact, the whole book is an exercise in what’s been called the Jim Garrison Guilt by Location method (Oswald had an office in the same building as Guy Bannister. Having established their connection . . . ).[21]

A typical day then in the late 1960s would find Watson crafting hairpieces for an upscale Hollywood clientele near Benedict Canyon, and the returning home to Laurel Canyon, while Sebring crafted hairpieces for an upscale Hollywood clientele near Laurel Canyon, and then returned home to Benedict Canyon. And then one crazy day, one of them became a killer and the other his victim. But there’s nothing odd about that, I suppose, so let’s move on.

Well, actually, there is nothing odd about that, really. That the victims and killers in the Sharon Tate murders were neighbors is hardly surprising — most killers know their victims, just as most Negro crime targets other Negroes, who live in the same ghettos.[22]

McGowan seems to be constantly amazed, and expects his reader to be as well, at how many Laurel Canyon musicians come from military families. But this, like the gun ownership, is simply an artefact of the times; their fathers served in WWII, like millions of others; duh![23]

But, it gets worse; dishing the dirt on overblown rock legends is not McGowan’s primary aim. Remember that that “corollary” he mentioned? Occult war and serial killer angles start intruding; already at the start of the “Papa” John Phillips chapter, the reader senses he’s being taken on a ride:

Thus far on this journey, we have seen how what are arguably the two most bloody and notorious mass murders in the history of the City of Angels [Manson of course, and the “Wonderland” or “Four on the Floor” drug dealer/porn star killings] were directly connected to the Laurel Canyon music scene. . . . Unlike the Manson and Wonderland murders, the mutilation of the Black Dahlia occurred some twenty years before Laurel Canyon’s glory days. There is, nevertheless, a possible connection.

About 2/3s of the way through — the 68% mark on my kindle — things spin off course entirely. There’s a chapter on Punk and New Wave (which the author calls a friendlier version of punk, much to my surprise), where basically everyone and everything finds itself connected to Stewart Copeland and, through his dad, US military intelligence. And then another chapter is devoted to untangling — or re-tangling — about 50 years’ worth of serial killers who may all be the same or related, none of whom I had ever heard of or cared about. It feels like one of those free kindle books that have about 50 pages of text and then 200 pages of excerpts from and ads for the author or publisher’s other books which you’re sure to love.[24]

Despite these drawbacks, I can still recommend this book to anyone who wants to learn more about the cultural manipulations of this decisive period in American “culture.”

Am I being inconsistent? Not at all. One must, as Aristotle pointed out, only expect the level of certainty appropriate to an area of inquiry. The idea of a centuries-old, world-wide Psy-Op War conducted by an Occult Cryptocracy is interesting but so outlandish as to require all but impossible levels of proof. To tie together various mass murders and serial killings might require the same level of “moral certainty” required by a criminal trial. McGowan doesn’t even come close to either.

But if all you want to do is smash a myth, break the hold it has on the popular imagination, then a relentless piling up of “evidence” of this that or the other level of certainty is enough. Our real Enemies — leaving aside McGowan’s putative occultists — do it all the time;[25] it’s the favorite technique of the trail lawyer who doesn’t have the law, or most of the facts, on his side.[26] The aim of propaganda is not logical proof but the stirring up of emotions; the reader will come away from this book with the feeling that these peace and love types were actually pretty creepy, and that’s a good thing.

To make matters worse, like too many “conspiracy theorists” McGowan seems to think, paradoxically, that he has so much information to impart that he needs to dispense with references, other than a bibliography. He does quote passages from published books and articles from time to time, but you’re on your own as far as verifying a quote, to say nothing of any of his more general claims. Of course, that renders my usual complaint about kindles not linking footnotes to text moot; ironically, his publisher does provide the luxury of an index with linked entries.

Speaking of publishers: Headpress may be unfamiliar to you; let’s say it’s a kind of British version of Adam Parfrey’s Feral House. McGowan’s acknowledgments give fulsome praise to his editor at Headpress, as well as the head honcho, David Kerkes, for conceiving of the project, suggesting material, etc.

I might suggest, however, that these folks may have done a disservice to the author, to say nothing of the reader, in encouraging the inflation of some blog posts into a “finished work.” It’s almost as if Kerkes and Co. wanted another occult war/serial killer tome, and bullied McGowan into converting his Laurel Canyon material into a General Conspiracy Theory centered around the Canyon — after all, with leads everywhere, the choice of a focus is rather arbitrary; like God, a vast enough conspiracy has its center everywhere and its circumference nowhere. Rather than encouraging the excessive padding I’ve noted, they might have leaned a little harder on the matter of documentation; more of the latter and less of the former would have been a distinct improvement.

What’s in it for CC readers? Well, it’s good to see the idols smashed and the machinations exposed. But it’s also a cautionary tale. McGowan is right to insist that an authentic protest movement, to say nothing of a revolution, would not be signed to major labels and promoted by the mass media. Don’t wait for the real alt-Right to appear on a newsstand or “reality” TV show. As the old Camel slogan put it, “Don’t look for coupons or special offers, as the quality of the tobaccos used in Camels precludes their use.”

Stop complaining, turn off the MSM, and make your own damn culture!

Notes 

1. See the periodic material published at Vigilant Citizen [3]: “The analyses of videos and movies on The Vigilant Citizen place a great importance on the “who is behind” the messages communicated to the public. The term “Illuminati” is often used to describe this small elite group covertly ruling the masses. Although the term sounds quite caricatured and conspiratorial, it aptly describes the elite’s affinities with secret societies and occult knowledge. However, I personally detest using the term “conspiracy theory” to describe what is happening in the mass media. If all the facts concerning the elitist nature of the industry are readily available to the public, can it still be considered a “conspiracy theory”? There used to be a variety of viewpoints, ideas and opinions in popular culture. The consolidation of media corporations has, however, produced a standardization of the cultural industry. Ever wondered why all recent music sounds the same and all recent movies look the same?”– Mind Control Theories and Techniques used by Mass Media [4], Apr 28th, 2010.

2. Take The Beatniks, a painfully unhip movie that tries to cash in on the tail end of the Beatnik craze by mashing together recycled juvenile delinquent and teen idol plot elements, but no actual beatniks (“If these are beatniks, my mom is a beatnik, and she’s not”). More amusing is the surrealistically hyperbolic Wild Guitar, which is itself teen exploitation, since it stars Arch Hall, Jr. in a story written and directed by Arch Hall, Sr. — also featuring the immortal Ray Dennis Steckler as the least menacing “enforcer” ever.

3. “Classic Rock Conspiracy Theory” at Dangerous Minds, here [5].

4. The Negro presence was there but still kept to heel; after the ’67 riots, Whites left for the suburbs, where their dispersion prevented any similar center of cultural power from coalescing. Another example of the Black Undertow, as Paul Kersey calls it.

5. The by now well documented steady decline of working class wages began in 1972, the peak of the Detroit Whitopia.

6. The Wall St. Journal at this period dubbed Detroit “The Paris of the Midwest.”

7. The recent season of Mad Men offered a story arc, from the said time period, in which the New York ad men grovel for GM’s business, flying in and out of Detroit, desperately currying favor, which the GM execs repay by shooting one of them in the face.

8. George Burns Sings. Buddah Records; Stereo 12″ 33 1/3 RPM LP; # BDS-5025; released 1969. Don’t believe me? Take a look here [6].

9. Wikipedia [7]: “On 12 October 1969, a caller to Detroit radio station WKNR-FM told disc jockey Russ Gibb [8] about the rumour and its clues. Gibb and other callers then discussed the rumour on the air for the next hour.” Gibb was also the promoter for The Grande Ballroom where the Five, Who, Cream, etc. made their home.

10. McGowan notes that the hippies had nothing to do with creating the anti-war movement, pointing out that the first “teach-in” occurred in March of 1968 at . . . the University of Michigan. And was not the SDS born there as well? Michigan, not New York or California, was the true center of Youth Rebellion.

11. Missing: the surprising interest in, and expertise in use of, guns by these peace and love types.

12. “About how America became involved in certain wars, many conspiracy theories have been advanced – and some have been proved correct. “ “Behind the Sinking of the Lusitania” by Patrick J. Buchanan, September 02, 2014, citing in general Eugene Windchy’s Twelve American Wars: Nine of Them Avoidable (Universe, 2014).

13. McGowan notes that the kids soon had their “own” media, in the form of Rolling Stone, a corporate mouthpiece originally presented, today’s readers may be interested to discover, in format which was a simulacrum of an “underground” newspaper.

14. Oddly enough, both Atlantic and Columbia were founded in that well known artistic hub, Washington DC (“Columbia,” get it?), the former by the music industry legend Ahmet Ertegun, son of the Turkish Ambassador. Unknown to McGowan is another interesting connection: “The Atlantic Recording Company’s history strangely parallels the Jewish-American elite’s cultural revolution after World War II. This elite promoted Frankfurt School teaching in an effort to weaken the middle classes — their political nemesis. Atlantic Records prides itself on plugging the same socially destructive behavior. This article explores a possible connection between Theodor Adorno and Atlantic Records. The connection: An unnamed German professor helped Atlantic Records devise its signature sound in 1947. When this professor could no longer work with Atlantic, he was replaced by a research assistant from the Manhattan Project. I argue that this professor was Theodor Adorno. The significance of this connection is that Atlantic Records was one of the most influential recording companies during the sexual revolution, the Civil Rights movement, and era of immigration reform. A connection with Adorno would suggest that the company at its origins was intent on tapping the expertise of one of the greatest propagandists of the 20th century.” Elizabeth Whitcombe: “The Mysterious German Professor,” Occidental Observer, September 3, 2009; here [9].

15. Though Lee, with typical perversity, refused to play at either Monterey or Woodstock.

16. Despite their legendary “rhythmic” abilities, black artists, at least in the rock era, require more than a little White or Native American blood to make any lasting impression, such as Lee’s sometime collaborator, Jimi Hendrix, or later artists like Prince or Michael Jackson; otherwise the easily bamboozled musician soon loses control of his work and fades away.

17. “You hear Dylan, Neil Young, Brian Wilson, The Byrds, mariachi and flamenco music, Memphis Blues, folk, and acid rock peek up here and there, but the overall sound and texture is pure Love.” — Amazon reviewer. “Musically, the album almost defies categorization. It’s part Mexican Mariachi band/Tijuana Brass, part baroque, part Spanish classical, part epic soundtrack and only a very small part “rock” — “Love’s “Forever Changes” Finally Gets Long Deserved First Class Vinyl Reissue” by Michael Fremer; December 2, 2012, analogplanet.com, here [10].

18. The quote at the top of this review could easily have come from Harry Smith’s Anthology of American Folk Music [11], perhaps wheezed out by Dock Boggs [12]. See my “Our Wagner, only Better Harry Partch, Wild Boy of American Music, Part 3,” here [13] and reprinted in The Eldritch Evola … & Others (San Francisco: Counter Currents, 2014), where I cite such representative titles as: “Visions Fill the Eyes of a Defeated Basketball Team in the Shower Room” and “The Cognoscenti Are Plunged into a Deep Descent While at Cocktails.”

19. “Lyrically Lee was singing to a great degree about his coming apart personally, but through that he predicts the disintegration of the hippie fantasy then in full flower during the “Summer of Love.” That’s why the somewhat dark, foreboding album could not possibly succeed when originally issued.” — Fremer, op. cit. In the 90s it seemed to compete with, or replace, “The Four Seasons” as the go-to soundtrack for brunch in Manhattan restaurants, but since I can no longer afford to eat out I can’t confirm its current status.

20. “Unlike any other album released in 1967, this one shows both sides of the coin that was the Summer Of Love: Hippie pride paired with nihilism, romance with despair, mind-expansion with paranoia.” — Amazon reviewer. “The album ends with a six minute epic that seamlessly links three songs (two years before Abbey Road) beginning with a section that simmers until the chilling, dramatic, urgently stated, idealistic anthem delivered with unabashed sincerity, wherein Lee declares “This is the time in life I’m living and I’ll face each day with a smile” and “everything I’ve seen needs rearranging.” Clearly a guy coming apart at the seams. The anthemic musical bravado filled with trumpet flourishes and strings waves Lee’s freak flag declaration high as the album fades out. It produces chills and watery eyes every play.” — Fremer, op. cit.

21. See False Witness: The Real Story of Jim Garrison’s Investigation and Oliver Stone’s Film “JFK” by Patricia Lambert (M. Evans and Company, 1999). Just as Garrison was overly impressed by the proximity of his suspects in what is, after all, a small town — where should their offices be, all over the bayou? — so McGowan seems overly impressed, as we’ve seen, by the military connections among men living during WWII, and his thesis that the musicians are “connected” to the military intelligence community is mostly just that they have parents in the military.

22. Ask a real (fictional) serial killer: “And how do we begin to covet, Clarice? Do we seek out things to covet? . . . No. We begin by coveting what we see every day.”

23. McGowan ominously notes the predilection of these hippie celebrities, such as Dave Crosby, for guns, but I suspect that, like their military backgrounds, it’s more an artefact of the times. Hippies, like the hillbillies who inspired folk-or-country-rock, were not shy about resorting to firearms to protect their stashes; one of many characteristics, such as clothing, facial hair, etc., that makes it hard to distinguish hippies from dirt farmers in Depression-era photos. Even today, Hollywood has astronomical levels of gun ownership, due partly to paranoid celebs but also due to the large population of ex-military special effects and stunt people.

24. Unlike The Who’s hip boutique label Track, their American distributor, a relic of the Shel Talmy days, was (American) Decca, an old-tyme outfit that was so clueless they included lp liners suggesting that “If you like The Who, you’re sure to enjoy The Irish Rovers.”

25. “With this and the rise of the National Socialists in Germany, it became clear that White ethnocentrism and group cohesion was bolstered by hierarchic social-Darwinian race theory, and that this was antithetic to Jewish ethnic interests. The overthrow of this theory (and the resultant diminution of white ethnocentrism and group cohesion) was, as Kevin MacDonald points out, an ethno-political campaign that had nothing to do with real science. The “shift away from Darwinism as the fundamental paradigm of the social sciences” resulted from “an ideological shift rather than the emergence of any new empirical data” (CofC, p. 21 [14]).” — “Jews and Race: A Pre-Boasian Perspective, Part 1” by Brenton Sanderson, The Occidental Observer, February 1, 2012, here [15].

26. For example, “Atticus Finch emerges as one very sleazy lawyer. He does not merely provide competent defense for Tom Robinson, he gratuitously defames the poor girl Mayella Ewell. With no real evidence at hand, he weaves a tale in which she lusted after a crippled black man, and seduced him into fornication. It’s a hair-raising, lurid tale, but it is completely unnecessary. As a fictional device it symbolically shifts the guilt from Tom Robinson to Mayella, but it adds nothing to Tom’s defense case.” Margot Metroland, “Y’all Can Kill That Mockingbird Now,” here [16].

 


Article printed from Counter-Currents Publishing: http://www.counter-currents.com

URL to article: http://www.counter-currents.com/2014/09/allen-dulles-lonely-hearts-club-band/

URLs in this post:

[1] Image: http://www.counter-currents.com/wp-content/uploads/2014/09/Weird_Scenes1.jpg

[2] Weird Scenes Inside the Canyon: Laurel Canyon, Covert Ops & the Dark Heart of the Hippie Dream: http://www.amazon.com/gp/product/1909394122/ref=as_li_tl?ie=UTF8&camp=1789&creative=390957&creativeASIN=1909394122&linkCode=as2&tag=countecurrenp-20&linkId=SPZN7PPL7SMUYFNK

[3] Vigilant Citizen: http://vigilantcitizen.com/

[4] Mind Control Theories and Techniques used by Mass Media: http://vigilantcitizen.com/vigilantreport/mind-control-theories-and-techniques-used-by-mass-media/

[5] here: http://dangerousminds.net/comments/classic_rock_conspiracy_theory_weird_scenes_inside_the_canyon

[6] here: http://www.discogs.com/George-Burns-Sings/release/3104899

[7] Wikipedia: http://en.wikipedia.org/wiki/Paul_is_dead#Growth

[8] Russ Gibb: http://en.wikipedia.org/wiki/Russ_Gibb

[9] here: http://www.theoccidentalobserver.net/2009/09/the-mysterious-german-professor/

[10] here: http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:6sFxLAyyHJQJ:www.nickdrake.com/talk/viewtopic.php%3Ft%3D5471%26sid%3D6a4783b42624cf330547908a25fae822+&cd=3&hl=en&ct=clnk&gl=us&client=firefox-a

[11] Anthology of American Folk Music: http://en.wikipedia.org/wiki/Anthology_of_American_Folk_Music

[12] Dock Boggs: http://www.folkways.si.edu/dock-boggs/legendary-singer-and-banjo-player/american-folk-old-time/music/album/smithsonian

[13] here: http://www.counter-currents.com/2013/07/our-wagner-only-betterharry-partch-wild-boy-of-american-music-part-3/

[14] CofC, p. 21: http://www..kevinmacdonald.net/chap2.pdf

[15] here: http://www.theoccidentalobserver.net/2012/02/jews-and-race-a-pre-boasian-perspective/

[16] here: http://www.counter-currents.com/2014/09/yall-can-kill-that-mockingbird-now/#comments

vendredi, 03 octobre 2014

Hong Kong, une nouvelle place Maidan?

chine-4-1200.jpg

Hong Kong, une nouvelle place Maidan?

par Jean Paul Baquiast

Ex: http://www.europesolidaire.eu

Ce bruit court avec insistance. Nous ne pouvons précisément vérifier sa véracité, compte tenu de nos moyens d'information limités. Il n'est pas interdit cependant de lui donner écho, pour suivre plus attentivement la suite des évènements Mais de quoi s'agirait-il?

 
Rappelons que, par le terme de révolution de la place Maidan, l'opinion occidentale désigne les manifestations s'étant produites à Kiev il y a quelques mois et ayant entrainé la chute du président prorusse de l'époque, remplacé par un président pro-occidental dit aussi « roi du chocolat » compte tenu de ses intérêts personnels dans ce domaine. Or cette révolution, présentée sur le moment par des forcenés du type de Bernard Henri Lévy, comme une explosion de la démocratie enfin revenue à Kiev, s'est avérée avoir résulté en sous-mains de manoeuvres à la limite du terrorisme conduites par des groupes de mercenaires financés par la CIA, afin d'affaiblir l'influence russe dans ce pays, et de compromettre l'image de Poutine.

L'opération se poursuit actuellement dans le cadre des combats sanglants qui se mènent entre pro-russes et troupes gouvernementales dans le Donbass et en Ukraine russophone. Poutine en est effectivement affaibli, car il est pris en deux maux: intervenir militairement au delà des frontières de la Fédération de Russie, ou laisser-faire les répressions gouvernementales.

Dans un article précédent (Le double jeu américain http://www.europesolidaire.eu/article.php?article_id=1506&r_id= ), nous indiquions que, selon diverses informations, Washington se préparait à mener contre la Chine, devenue, en second rang après la Russie, son nouvel ennemi héréditaire, une opération du même type que celle qui lui avait si bien réussi à Kiev: susciter dans certaines provinces des manifestations populaires qui permettraient d'ébranler le régime. Nous évoquions le soutien donné à des indépendantistes musulmans ouïghours. Mais en fait il paraît très probable que Washington ait décidé de s'en prendre à une autre des faiblesses du régime, le statut du Territoire de Hong Kong. Ne revenons pas ici sur l'historique de ce que certains avaient appelé l'annexion de l'ex-colonie britannique. Elle avait suscité de nombreuses opposions, venues de différents milieux. Mais finalement l'actuel système dit « deux systèmes, un pays » auquel est soumis le territoire paraissait satisfaire l'ensemble des parties.

Or les médias du monde entier ont pu constater que depuis quelques jours, des foules nombreuses, composées principalement de manifestants se disant en lutte pour la démocratie, avaient occupé divers lieux sensibles, notamment Central et Admiralty, centres financiers situé non loin du siège du gouvernement. Les manifestations se veulent pacifiques. Cependant des échauffourées ont déjà eu lieu avec les forces de police. Aujourd'hui 1er octobre, les manifestants pro-démocratie sont toujours fortement mobilisés, à la veille de la fête nationale chinoise, refusant de répondre aux appels à la dispersion lancés par le chef de l'exécutif, présenté comme aux ordres de Pékin par les plus activistes d'entre eux.

Nous n'examineront pas ici la légitimité de ces manifestations, ni le contenu des réformes politiques qu'elles demandent, promises après la rétrocession à la Chine de la colonie en 1997. Il est difficile par ailleurs d'évaluer le soutien populaire qu'apporte le reste de la population à ces revendications. Il est certain cependant que la confrontation des manifestants avec les forces de police est localement très électrique, et pourrait rapidement dégénérer en batailles rangées dont l'issu, comme toujours en de telles situations, serait incertain.

Ce qui est certain par contre est que les Etats-Unis n'avaient pas manqué depuis longtemps de mener à Hong Kong et dans d'autres régions proches des actions du même type que celles ayant provoqué ces dernières années le succès des révolutions dite orange aux frontières de la Russie. Il s'agit de ce que l'on peut qualifier de diplomatie du dollar et des services secrets. Les officiels chinois ont dénoncé ces manoeuvres et appellent à la résistance. Le département d'Etat n'hésite plus dorénavant à se confronter directement avec eux sur le plan diplomatique. Quelque soit la sympathie que l'on puisse éprouver pour les manifestations en faveur de la « démocratie » à Hong Kong, on ne peut s'empêcher de constater qu'elles offrent aux bellicistes américains de nouvelles occasions pour étendre à certaines parties de l'Asie jusque là préservées la domination du Système.

Affaire donc à suivre attentivement, notamment au regard de ce qu'il pourrait en résulter sur l'avenir du BRICS et des offensives anti-dollar envisagé par ce dernier, ainsi que sur la façon dont réagira l'OCS (Organisation de Coopération de Shanghai) .

 

* On lira sur ce sujet un article assez convaincant que vient de publier le site activiste américain Zero Hedge
http://www.zerohedge.com/news/2014-10-01/us-secretly-egging-hong-kong-protesters

 

Terrorisme. Ne pas se faire imposer les stratégies des autres

Terrorisme. Ne pas se faire imposer les stratégies des autres

par Jean Paul Baquiast

Ex: http://www.europesolidaire.eu

terroristes-golfe.jpgSi l'on voulait vraiment lutter contre l'extension du soi-disant califat au Proche et Moyen-Orient, il ne suffirait pas de suivre aveuglément les Etats-Unis.


Au niveau des hommes politiques de gauche comme de droite, une quasi union nationale s'est manifestée dès l'annonce de l'assassinat du "touriste" français en Kabylie. Chacun a soutenu l'engagement militaire de la France contre ce que l'on appelle Daech, même si la nature exacte de cet ennemi encore mal connu, pose encore problème. A l'unanimité, les parlementaires ont convenu qu'il ne fallait pas céder au chantage en renonçant aux attaques aériennes comme l'exigeaient les ravisseurs. Certes, deux ou trois avions Rafales ne changeront pas grand chose à l'équilibre des forces, mais leur action symbolique est d'un très grand poids. Un Etat ne peut pas céder au chantage, même si cela incite les terroristes à de nouveaux enlèvement et attentats - d'autant plus que ceux-ci se produiront inévitablement, que l'on cède ou pas à leurs menaces.

Il reste que si l'on voulait vraiment lutter contre l'extension du soi-disant califat au Proche et Moyen-Orient, il ne suffirait pas de suivre aveuglément les Etats-Unis. Ceux-ci sont passés maîtres dans la manipulation des opinions au profit de leurs intérêts. Ces intérêts ne sont pas nécessairement les nôtres. Si l'on voulait vraiment lutter contre le terrorisme, il faudrait s'en prendre à ses sources. Or rien, on peut le craindre, ne sera fait en ce sens, car cela signifierait s'en prendre plus ou moins directement aux intérêts américains.

Nous avions dressé une première liste des mesures qui seraient nécessaires dans un article du 15 août. Il s'agirait d'agir sur plusieurs fronts. Rappelons les, en actualisant certains détails:

La question du financement international.

Les terroristes s'alimentent désormais à plusieurs sources dont nous sommes tous les financeurs: pétro-dollars déjà cités, contrebande d'armes et de produits stratégiques divers, paradis fiscaux recyclant les bénéfices de la fraude fiscale et de l'économie criminelle. Ces sources s'élèvent à plus de 400 milliards de revenus divers annuels. Toutes évidemment ne vont pas bénéficier au djihadisme, mais une part suffisante pour les rendre redoutables. Ne dit-on pas que les djihadistes tirent chaque jour un revenu de 1 à 3 millions de dollars en vendant leur pétrole. Voilà de quoi se procurer autant d'armes qu'ils en ont besoin.

Pourrait-on espérer d'un coup éliminer tous les comportements maffieux, dont des intérêts américains et européens majeurs sont les auteurs et les bénéficiaires? Certainement pas. Mais renforcer contre eux la lutte et les moyens des Etats s'impose cependant en priorité. Or cela pose non seulement la question de la volonté mais des moyens administratifs et judiciaires nécessaires. Cette question des moyens est cruciale et nous la retrouverons en permanence. Si guerre il y a, il faut se donner les moyens humains et budgétaires de gagner, quels qu'en soient les coûts pour les « consommateurs ».

Par ailleurs, peut-on tolérer de continuer à dérouler des tapis rouges en France pour les Etats pétroliers du Golfe ou le Qatar, au prétexte des achats d'armes qu'ils pourraient faire, lorsque l'on sait qu'ils financent à tout va les divers califats afin de s'attirer leurs bonnes grâces.

La question de la lutte contre les recrutements djihadistes en Europe même.

Le gouvernement français prépare certaines mesures en ce sens, mais déjà elles se heurtent aux inquiétudes. Ne va-t-on pas empiéter sur les libertés civiles, dont la France se présente encore comme le champion? Ne va-t-on pas encourager un anti-islamisme systématique? Mais ces deux arguments doivent être relativisés. Le contrôle de l'Internet pour en éloigner les sites pédophiles, par exemple, montre que des actions sont possibles, même si elles ne sont jamais totalement efficaces. Quant aux musulmans d'Europe, ce n'est pas les agresser que leur demander, comme en France ils ont commencé à le faire, de montrer qu'ils participent à la prévention du djihadisme.

Mais pour conduire une telle lutte se pose à nouveau la question des moyens de police et de justice nécessaires, aujourd'hui de plus en plus réduits compte tenu de politiques d'équilibre budgétaire aberrantes. Pour un djihadiste rentrant de Syrie et susceptible de conduire un attentat, il faut afin de le surveiller faire appel, selon un chiffre communiqué par le ministère de l'intérieur, 50 policiers. Il convient donc évidemment de reprendre les recrutements et les formations indispensables – n'excluant évidemment pas le dialogue avec les citoyens dont le soutien est indispensable. Tout ceci sans se préoccuper d'économies à la petite semaine. La question des budgets de défense.

L'Europe se refuse à tout effort de financement pour des forces de défense en propre. Elle est devenue ainsi le ventre mou d'une lutte contre les agresseurs. La France, qui a jusqu'ici refusé ce choix catastrophique, se croit obligée cependant, sous les pressions imposées par les autres Etats européens, de diminuer les effectifs et les moyens dont disposent ses forces armées. La encore, le choix est suicidaire. Aurait-on en 1914 refusé la mobilisation générale au prétexte des difficultés budgétaires de l'époque? Il ne faut pas accepter cet argument. La Banque centrale européenne pourrait parfaitement, par exemple sous la forme d'euro-bonds, financer les découverts nécessaires. Mais l'Allemagne ne le veut pas. Ce n'est pas à elle cependant, qui se repose sur les forces de défense des autres, de donner des leçons de rigueur.

La question des alliances

L'Europe, et en premier lieu la France, doivent se rapprocher de la Russie. Celle-ci a autant de raisons que nous de lutter contre le djihadisme. Il faut donc refuser de se faire engager par l'Amérique, comme c'est encore le cas en Ukraine, dans une guerre insensée contre la Russie et, par répercussion, contre les autres pays du BRICS.

Il faudra le faire aussi avec l'Iran et la Syrie de Bashar el Assad, quelles que soient les peurs qu'elles puissent susciter. Les ennemis de nos ennemis doivent être nos amis, selon la vieille formule.

Bref, si elle voulait lutter contre le terrorisme, comme d'ailleurs en d'autres domaines, la France ne devrait pas accepter de se faire imposer les stratégies des autres, mais définir et appliquer les siennes.

NB en date du 28/12. Voir sur ce sujet un article de Philippe Grasset: En berne, et la position de Dominique de Villepin qui y est évoquée

http://www.dedefensa.org/article-en_berne_27_09_2014.html

 

00:05 Publié dans Actualité | Lien permanent | Commentaires (0) | Tags : actualité, politique internationale, terrorisme | |  del.icio.us | | Digg! Digg |  Facebook

Du bon usage du référendum...

democ529312403.jpg

Du bon usage du référendum...

par Ivan Blot

Ex: http://metapoinfos.hautetfort.com

Nous reproduisons ci-dessous un point de vue d'Ivan Blot, cueilli sur La voix de la Russie et consacré à la question du référendum comme outil démocratique. Président de l'association "Démocratie directe", l'auteur a récemment publié L'oligarchie au pouvoir (Economica, 2011), La démocratie directe (Economica, 2012), Les faux prophètes (Apopsix, 2013) et L'Europe colonisée (Apopsix, 2014).

Du bon usage du référendum

Le référendum est l’outil démocratique par excellence. Mais il est comme la démocratie : il ne fonctionne pas dans n’importe quelles conditions. Déjà Aristote écrivait dans sa « Politique » que la démocratie ne fonctionnait que là où les classes moyennes sont nombreuses.

En effet, des classes moyennes de propriétaires, si possible formant des familles avec des enfants, représentent des hommes et des femmes qui ont des choses à perdre (leur patrimoine, les perspectives d’avenir de leurs enfants) et qui par conséquent ne se comporteront pas de façon irresponsable. C’est vrai aussi du référendum, l’instrument le plus démocratique pour légiférer puisque chaque citoyen pourra donner son avis à partir de sa condition concrète, de son « vécu existentiel » que le bureaucrate n’a pas, fut il brillant dans les études abstraites.

Les deux révolutions sanglantes qui ont marqué le monde, la révolution jacobine en France et la révolution bolchevique en Russie, sont parties de deux grandes villes aux populations pauvres fortement déracinées : Paris et Saint-Pétersbourg. A Saint-Pétersbourg, des centaines de milliers d’ouvriers vivaient seuls sans famille pour travailler dans des usines géantes. Les soldats et marins constituaient une population analogue, guerrière, masculine, prêts à tous les excès dès lors que la discipline de l’ancien régime s’était effondrée. Les Bleus en Vendée, les Rouges en Russie furent des armées efficaces mais brutales, souvent criminelles.

La démocratie comme le référendum exigent des citoyens enracinés dans des traditions morales éprouvées : c’est le cas en Suisse depuis le Moyen Âge.

Deux gouvernements viennent de donner des exemples de mauvaise gestion démocratique, certes de façon contrastée : l’Ukraine et le Royaume Uni.

En Ukraine, les populations russophones ont été détachées de la mère patrie par le hasard des frontières tracées par les Soviétiques, hasard devenu destin lorsque l’URSS a éclaté. Curieusement, l’Occident se fait une religion de respecter ces frontières issues de décisions d’un régime totalitaire sans la moindre consultation des populations concernées. Ces populations ont réclamé des référendums. Sauf en Crimée en raison de la protection russe, non seulement ces référendums n’ont pas eu lieu mais leurs partisans ont été déclarés « terroristes » par le gouvernement de Kiev. Et ce dernier s’est résolu à les ramener à la raison à coups de canons ! Où sont dans un tel cas les fameux droits de l’homme ? Ils sont piétinés dans l’indifférence du Conseil de l’Europe, notamment.

Au Royaume Uni, heureusement, la situation est moins tragique. Toutefois, les gouvernements successifs de Londres n’ont pas voulu prendre en compte le mécontentement de la population écossaise. Le résultat est clair : presque la moitié de la population écossaise veut désormais se séparer de l’Angleterre. 45% ont voté pour l’indépendance. Même si celle-ci n’est pas acquise, le problème va demeurer car ce chiffre pour la scission est considérable. Le Royaume Uni devrait réfléchir sur une solution fédérale. On notera qu’une fois de plus, le résultat du référendum est modéré puisque l’Ecosse ne prend pas son indépendance. Mais c’est un bon avertissement pour le gouvernement.

Cette gestion catastrophique (Ukraine) ou médiocre (Royaume Uni), ce déni de démocratie ou cette insuffisance de dialogue trouve son contre –exemple, celui de la Suisse. Tout le monde ou presque a oublié la crise séparatiste du Jura qui a secoué la Suisse dans les années 1970. Les francophones du Jura ne voulaient plus être gouvernés par les germanophones du canton de Berne. Ils formèrent une milice : les Béliers. Des attentats terroristes se multiplièrent (ce ne fut le cas ni en Ukraine ni en Ecosse). A coups de référendums on se mit à définir les frontières d’un nouveau canton. Une majorité se prononça pour la scission d’avec Berne en 1974 dans les trois districts du nord du Jura. On créa alors un nouvel Etat fédéré jurassien : le canton du Jura, et dans un référendum ultérieur au niveau national, ce nouveau canton fut accepté dans la confédération. Voilà une gestion de conflit ethnique et régional admirable dont personne ne parle jamais.

L’histoire est aujourd’hui ignorée de la plupart des hommes politiques qui n’ont de formation que juridique et un peu économique. Sait-on que dans les années 1930, un vrai parti nazi s’est développé en Suisse sur le modèle allemand. Il s’appelait le « National Front ». En Allemagne, grâce au régime dit « représentatif », Hitler avec moins de 40% des voix a pu prendre le pouvoir à la tête d’une coalition parlementaire. En Suisse, les nazis locaux voulaient transformer la Suisse en changeant la constitution par un référendum. Mais voilà : dans un référendum, il faut dépasser le chiffre des 50% et c’est impossible avec un programme extrémiste. Les nazis suisses ont perdu leur référendum et n’ont jamais pu prendre le pouvoir. La démocratie directe a protégé la démocratie à la différence de l’Allemagne et de l’Italie où les parlements ont voté les pleins pouvoirs aux dictateurs.

Si la population est composée de classes moyennes majoritaires, de familles et de petits propriétaires très nombreux, le référendum donne toujours des résultats raisonnables. Les citoyens collent à la réalité plus que les bureaucrates qui manipulent les parlementaires. On voit le résultat : les pays qui pratiquent fréquemment les référendums déclenchés par une pétition populaire sont prospères et connaissent dans l’ensemble la paix sociale : c’est la Suisse, le Liechtenstein, la côte ouest des Etats-Unis, et à un moindre degré l’Allemagne (référendums au niveau local et régional seulement) et l’Italie (référendums contre des lois mais pas pour en initier des nouvelles). Dans ces pays, la bureaucratie est moins forte et les impôts moins lourds (un tiers en moins d’après les études des professeurs Feld et Kirchgässner). L’endettement public est plus faible.

En France si l’on excepte les personnalités que furent le professeur Carré de Malberg, le résistant anti-nazi et juriste René Capitant et le général de Gaulle, le référendum est négligé par les gouvernants et les intellectuels. On parle de société bloquée ! C’est vrai mais pourquoi s’obstine-t-on à ignorer l’instrument le plus efficace pour sortir des blocages et faire des réformes : le référendum ?

Ivan Blot (La voix de la Russie, 22 septembre 2014)

‘Gog’ e le profezie di Giovanni Papini

giovanni-papini

‘Gog’ e le profezie di Giovanni Papini

Il romanzo, che facilmente si può definire nichilista, se non esistenzialista, rimane di straordinaria attualità per le problematiche esistenziali vissute dall’uomo moderno, ieri come oggi. Per chi abbia apprezzato il “Viaggio al termine della notte” di Céline questa è una lettura consigliata. Diversissimo lo stile asciutto di Papini in confronto a quell’innovazione stilistica dell’autore francese appena citato, ma si percepisce la stessa irrisione nei confronti dell’umanità, delle sue miserie, delle sue fragilità e della sua inconsistenza.

di Valerio Alberto Menga

Ex: http://www.lintelletualedissidente.it

“Satana sarà liberato dal suo carcere e uscirà per sedurre le nazioni, Gog e Magog…”

Apocalisse, XX, 7.

Chi è Gog? Questa è la domanda dalla difficile risposta. Talmente difficile che anche arrivati a fine romanzo ci si ritrova con diversi dubbi sull’identità del personaggio che da il tiolo all’opera in questione. Ma di chi stiamo parlando?

Stiamo parlando di Giovanni Papini, scrittore talentuoso e dimenticato autore di questo vecchio romanzo, ormai fuori catalogo, ma reperibile ovunque su internet tra i buon vecchi libri usati. Fu edito dalla casa editrice Vallecchi che decise di dedicare un’intera collana “opere di Giovanni Papini” all’autore del romanzo in questione.

E chi è Papini? Questa la domanda dalla altrettanto difficile risposta.
Uno scrittore dimenticato, amico e sodale dell’altrettanto talentuoso e dimenticato intellettuale del Novecento italiano Giuseppe Prezzolini: l’anarco-conservatore, allievo di Longanesi e maestro di Montanelli. Insieme, Papini e Prezzolini, fondarono “Lacerba”, il “Leonardo” e la famosa testata “La Voce”, la più grande rivista politico-culturale dalla quale uscì il meglio del fascismo e dell’antifascismo: Benito Mussolini, Benedetto Croce, Curzio Malaparte, Piero Gobetti, Giovanni Amendola…per citarne alcuni.

papini_gog1-200x297.jpgPapini fu giornalista, scrittore, filosofo, poeta, aforista, animatore culturale e agitatore politico, come molti toscani dell’epoca. Fu nazionalista, futurista, filo-fascista, ateo e anticlericale, per poi convertirsi alla religione cattolica. Passò da Nietzsche a Gesù, percorso che si può riassumere nelle rispettive e simboliche opere “Un uomo finito” del 1913 e “Storia di Cristo” del 1921. Ed è forse proprio nella sua riscoperta spirituale, nella sua conversione cattolica, che si può spiegare il suo antisemitismo, probabile percorso nel solco di una certa tradizione cristiana che vede negli ebrei gli assassini di Cristo.

Ma la domanda rimane: chi è Gog?

Gog invece è un personaggio ambiguo, frutto di un miscuglio di razze originarie delle isole Hawaii. Un misantropo ricco sfondato che si annoia della vita e degli uomini e dopo esser stato proprietario e direttore di aziende, aver girato mezzo mondo, ed aver comprato una nazione, tenta di comprendere questi strani esseri chiamati uomini, dal quale pare prender le distanze e porsi al di fuori della stessa umanità – il che fa addirittura dubitare della natura umana del protagonista.

La citazione dall’Apocalisse con cui Papini introduce il personaggio, un essere demoniaco che si beffa dell’Uomo e delle sue miserie, fa addirittura pensare al lettore che esso sia addirittura Satana in persona, in visita sulla Terra come mero turista curioso alla ricerca della natura umana.

Il romanzo è scritto sotto forma di diario, il Diario di Gog appunto, che Papini afferma di aver ricevuto in dono dall’autore prima della sua scomparsa, e che, dopo una difficile opera di ricostruzione cronologica, ha tentato di trascrivere fedelmente. Costruzione cronologica resa difficile dal fatto che Gog nei suoi diari indica il luogo, il giorno e il mese, ma non l’anno in cui ha vissuto le esperienze descritte in quelle pagine. Forse per sottolineare l’attualità delle inquietudini umane che si raccontano nel testo.

Gog, abbreviativo di Gogin, comincia a scoprire l’umanità attraverso la letteratura delle maggiori opere della letteratura mondiale, che riterrà  “Roba assurda, noiosa: talvolta insignificante o nauseabonda”. Tali ai suoi occhi appaiono opere come L’Iliade di Omero, La Divina Commedia di Dante, Il Don Chixote di Cervantes, L’Orlando Furioso di Ariosto, il Gulliver di Swift, Il Faust di Goethe, Madam Bovary di Falubert, Il Vangelo…Insomma tutto lo annoia. Nulla è in grado di soddisfarlo, di eccitarlo, di esaltarlo e di colpirlo. Tutto lo sfiora. Proprio come “l’uomo liquido” della post-modernità.

Allora decide di partire per il Mondo cercando di conoscere uomini eccezionali, alcuni grandi del suo tempo come Lenin, Freud, Henry Ford, Einstein, Gandhi, G.B. Shaw, Edison, Wells; nessuno all’altezza delle sue aspettative. Compra per divertirsi sedicenti maghi, resuscitatori di morti, i più grandi giganti della terra, un boia sadico e nostalgico della buon vecchia tortura, e molto altro ancora… Ma nulla da fare. L’uomo rimane per Gog un miserabile buffone che inganna se stesso e gli altri,  così come l’esistenza stessa appare priva di fine.

Il romanzo, che facilmente si può definire nichilista, se non esistenzialista, rimane di straordinaria attualità per le problematiche esistenziali vissute dall’uomo moderno, ieri come oggi. Per chi abbia apprezzato il “Viaggio al termine della notte” di Céline questa è una lettura consigliata. Diversissimo lo stile asciutto di Papini in confronto a quell’innovazione stilistica dell’autore francese appena citato, ma si percepisce la stessa irrisione nei confronti dell’umanità, delle sue miserie, delle sue fragilità e della sua inconsistenza.

Scorrendo le pagine di “Gog” pare di percepire il Papini nichilista, ancora intriso delle letture di Nietzsche, sicuramente il Papini ossessionato dal “Diavolo” – figura sempre presente nelle opere dell’autore – per poi addirittura riconoscere, arrivati al capitolo finale, il Papini autore della “Storia di Cristo”.

Un libro per tutti e per nessuno.

Gog, Papini e il libro nero della modernità

Cara_Papini[1].jpg

Gog, Papini e il libro nero della modernità

A vent’anni di distanza dal romanzo precedente Gog torna ad essere il protagonista di questo nuovo romanzo di Giovanni Papini intitolato “Il libro nero”.

di Valerio Alberto Menga

Ex: http://www.lintelletualedissidente.it

Gog, peregrino del mondo malato di nervi sparito nel nulla, dopo aver letto in edizione inglese il precedente racconto in cui il suo nome diede il titolo all’opera, fa recapitare un nuovo manoscritto a Papini che, per la seconda volta, decide di pubblicare. Ora, dopo la pubblicazione del precedente libro (“Gog” è del 1931, un anno prima del “Viaggio al termine della notte” di Céline) fa seguito questo romanzo alla quale Papini ha voluto dare il titolo de “Il libro nero. Nuovo diario di Gog” perché, come egli stesso afferma nell’avvertenza introduttiva, “i fogli di questo nuovo diario appartengono quasi tutti a una delle più nere età della storia umana, cioè degli anni dell’ultima guerra e del dopoguerra”.

In questo nuovo diario, oltre a nuovi incontri eccellenti – una sorta di “interviste impossibili” che Papini, attraverso la maschera di Gog, finge di aver fatto ad alcuni degli uomini più influenti della cultura, dell’arte, della scienza e della politica del tempo – con uomini del calibro di Dali, Picasso, Molotov, Hitler, Marconi, Huxley e Paul Valery, vi è anche una carrellata di una serie di (immaginari) manoscritti inediti e autografi, raccolti con zelante mania da Gog, di alcuni grandi della letteratura come Walt Whitman, Cervantes, Victor Hugo, Stendhal, Kafka, Tolstoj, Goethe e William Blake. In questo nuovo diario di Gog, migliore addirittura del primo, l’impressione che si era avuta dell’immaginario protagonista del romanzo che incarna il malato uomo moderno – quasi un demone si era detto in precedenza– muta radicalmente, quasi smentendola, con la lettura di questo nuovo lavoro.

papinigog.jpgPapini ci mostra un Gog sempre più mosso da umana pietà, che addirittura si commuove e si spaventa, mentre l’umanità pare sempre più demoniaca e priva di senno. Se nel primo romanzo Gog pareva schernire l’umanità, ora pare invece averne pena. Sempre schivo, diffidente e riservato, questo magnate giramondo, spettatore attonito delle vicende umane, non prende mai parte a nessuno dei progetti che nuovamente gli vengono proposti dagli uomini che incontra, folli o straordinari che siano. Il massimo che gli riesce di fare è finanziare, o semplicemente dare promessa di tale intento, a qualche inventore o rivoluzionario in cerca di contributi economici per portare a termine il proprio progetto innovativo. Il romanzo si apre, non per niente, con l’incontro con Ernest O. Lawrence, fisico e Premio Nobel per essere stato l’inventore e il perfezionatore del ciclotrone, il primo acceleratore circolare di particelle atomiche. L’era atomica è quella profetizzata da Papini, e la paura di una guerra nucleare il nuovo spettro che si aggira per il mondo. Ma la profezia più grande contenuta nel romanzo è quella che il nostro Gog/Papini riceve da Lin Youtang – il capitolo è infatti intitolato “Visita a Lin Youtang (o del pericolo giallo)”- di cui vale la pena riportare qualche passaggio:

“- Il popolo cinese, mi ha detto, è il popolo più pericoloso che sia al mondo e perciò è destinato a dominare la terra. Per secoli e secoli è rimasto chiuso nei confini dell’immenso impero perché credeva che il resto del pianeta non avesse alcuna importanza. Ma gli Europei e poi i Giapponesi gli hanno aperto gli occhi, gli orecchi e la mente. Hanno voluto stanarci per forza e pagheranno cara la loro cupidigia e la loro curiosità. Da un secolo i cinesi aspettano di vendicarsi e si vendicheranno.” “Il popolo cinese è astuto e paziente…In realtà i cinesi non sono né conservatori né democratici né comunisti. Sono semplicemente cinesi, cioè una specie umana a parte che vuol vivere e sopravvivere, che si moltiplica e deve espandersi per necessità biologica più che per ideologia politica.”“Il popolo cinese è immortale, sempre eguale a se stesso sotto tutte le dominazioni.” “Nessun altro popolo può sperare di sopraffarlo e di respingerlo. È un popolo scaltro e crudele, popolo di mercanti e d’imbroglioni, di briganti e di carnefici, che sa usare ai suoi fini ora l’inganno ora la ferocia. È destinato, perciò, a diventar padrone del mondo perché gli altri popoli sono più ingenui e più buoni di lui. Ci metterà il tempo che sarà necessario ma il futuro gli appartiene.”

Gog verrà ci porta a conoscenza delle conseguenze della Tecnica, del dominio della Macchina sull’Uomo, come avviene nel capitolo intitolato “Il tribunale elettronico” in cui è una macchina e non un giudice in carne e ossa a emettere le (sbrigative) sentenze; o come nel poema “Il Primo e l’Ultimo” che Gog ritrova a firma di Miguel de Unamuno, in cui il primo e l’ultimo uomo della terra (Adamo e W. S. 347926) si confrontano trovandosi in antitesi: Adamo è un uomo in carne ed ossa, pieno di emozioni, di paure e di tabù, mentre W.S. 347926 (questo è il suo nome) è una sorta di cyborg che, guardando in faccia il suo avo pronuncia le seguenti parole: “Tutto ciò che voi andate balbettando è una fila di non sensi, espressi con un gergo selvaggio, sorpassato, incomprensibile e vuoto. Per noi le parole Dio, colpa, redenzione, peccato, bene e male, non hanno più, da secoli e secoli, alcun significato.” Profetico è anche il racconto dal titolo significativo “Il nemico della natura” dove un uomo distrugge tutta la fauna che si trova davanti perché infastidito da essa, dandoci le sue insensate ragioni. Illuminante il capitolo “Ascenzia” dove viene riprodotta la commedia della democrazia; significativo il racconto “Il transvolatore solitario”, un solitario indiano che odia gli uomini e si rifugia nei cieli azzurri dell’Immenso per sfuggire alla loro mediocrità. Il capitolo “Visita a Otorikuma”, che piacerebbe tanto a Massimo Fini, sottolinea invece i paradossi della guerra moderna:

“In atlri tempi e in altre civiltà le azioni sconfitte erano obbligate a cedere territori e a pagare indennità…Ora, invece, i cpai politici e quelli militari dei paesi vinti, vengono ritenuti delinquenti e come tali processati e puniti. È questo un fatto nuovo nella storia moderna”. È da segnalare, infine, il racconto più nostalgico contenuto nel romanzo/diario intitolato “L’imbruttimento dell’Italia”, che piacerebbe tanto a un Vittorio Sgarbi, in cui viene riprodotta l’immagine di un Paese di cui, per dirla con Longanesi, non riconosciamo più né il volto né l’anima. Un romanzo da leggere, indispensabile per comprendere i mali del nostro tempo.

Profesor militar chino: "La tercera guerra mundial estallará por disputas marítimas"

En su artículo en el periódico estatal 'Global Times' el profesor Han Xudong ha expuesto la idea de que actualmente todas las naciones están viviendo "una era de nuevas formas de una guerra mundial".

Territorios que anteriormente eran indiscutibles —como el espacio exterior, Internet y los océanos— se han convertido en una parte del campo de batalla internacional, escribe Han en su artículo de opinión, señalando que "el número de países involucrados no tiene precedentes".

Han apunta las disputas marítimas en curso como una de las fuentes de un conflicto que pueda llegar a convertirse en una guerra mundial. "A juzgar por las controversias sobre el espacio global marítimo, el océano Ártico, el Pacífico y el océano Índico ya han visto una rivalidad feroz. Es probable que estalle una tercera guerra mundial para luchar por los derechos sobre mar".

"A medida que la rivalidad en el mar crece intensivamente, el desarrollo militar de China debe pasar de garantizar los derechos del país sobre la tierra a garantizar sus derechos en el mar", escribe el profesor. Debe desarrollarse "una fuerza militar a gran escala" con el fin de evitar ser "empujada a una posición pasiva" por potentes fuerzas militares como las de EE.UU., que cada vez más centra su atención en la región Asia-Pacífico, agrega Han.

China está actualmente implicada en una serie de disputas relacionadas con los derechos sobre el mar, sobre todo en el mar de China Meridional. Pekín reclama zonas marítimas que Vietnam, Filipinas, Brunéi, Taiwán y Malasia también reclaman.

En el mar de China Oriental, China insiste en que sus fronteras marítimas incluyen un grupo de islas ricas en recursos llamadas Diaoyu en chino y Senkaku en japonés. Japón, por su parte, dice que estas islas se encuentran en sus aguas territoriales. Basándose en el aumento de la presencia militar y la retórica política sobre estas y otras islas por parte de China, algunos analistas predicen que los reclamos marítimos representan una causa por la que China está dispuesta a ir a la guerra.

jeudi, 02 octobre 2014

Mostra fotografica sul popolo karen

Documentaria: D'Annunzio a Fiume

Bon anniversaire Brigitte

 brigitte_bardot_1.jpg

Bon anniversaire Brigitte

Le billet de Patrick Parment

Ex: http://synthesenationale.hautetfort.com

Cessons deux minutes dʼêtre sérieux et soyons futiles. Renvoyons les socialos-umpéistes dans les eaux fangeuses où se roule comme des porcs tout ce petit personnel qui sous Louis XIV nʼaurait tout juste été bon qu’à porter les sceaux dans les couloirs de Versailles pour que nous pissions en paix.

Non, l’événement du jour, c’est l’anniversaire de Brigitte Bardot. Quatre-vingt balais au compteur et une pugnacité jamais démentie. Non seulement la dame pense – et plutôt bien – mais encore elle pense tout haut ce que l’ensemble des Gaulois tait en général. Par lâcheté ? Allez savoir. Elle l’écrit même, ce qui lui vaut quelques ennuis avec la justice. Mais elle s’en fout ! Bon, d’accord, de temps en temps, avec ses animaux, elle nous gonfle, mais j’ai pris le parti depuis longtemps de tout lui pardonner. Il n’y a qu’une Bardot et... des millions de ploucs. Il faut tout pardonner à BB parce que les hommes de ma génération se sont quand même bien astiqués le poireau en fantasmant sur son corps de rêve. Elle a vraiment incarné la beauté dans ce qu’elle a de plus violent et de plus bestial.

BB, c’est tout de même autre chose que toutes ces pétasses qui se trémoussent dans des films sans intérêt tournés en général par des imbéciles, la fesse triste et le sein pendant... quand il y en a. Je parle, bien sûr, du cinéma français (Anémone et sa tête d’autruche, Casta, sa niaiserie et ses dents de travers ! pour ne citer qu’elles). Toutes ces petites connes n’inspirent aux foules qu’un sentiment de pitié, pas même une érection.

Tandis que Bardot, on se précipitait, et on aurait même payé pour remplacer Jean Gabin dans je ne sais quel navet ! Sortez vos DVD et regardez Babette s’en va en guerre, vous m’en direz des nouvelles. Bardot, c’est de la gonzesse, de la vraie, comme on les aime. Gainsbourg, qui était loin d’être un sot et qui avait du talent, ne s’y était pas trompé. Il était tombé dans le panneau, avant d’épouser sa planche à pain, et lui avait concocté des chansons qui prouvaient qu’il était soudain passé de la bandaison ordinaire au priapisme incontrôlé.

Bardot chantant, c’est tout d’un coup le technicolor qui jaillit dans votre vie, au risque de coller une torgnolle à votre bourgeoise dès fois qu’elle aurait l’audace de vous faire une crise de jalousie. Et puis Bardot, c’est le symbole d’une France qu’on a aimé, presque insouciante, avec ses clochers et ses curés en soutane, ses facteurs à vélo, ses gardes- champêtres roulant le tambour. Tout ça n’est pas de la nostalgie mais des images que nous renvoie Brigitte Bardot qui incarna une certaine image de la beauté française.

Bon anniversaire, Madame.

00:05 Publié dans Actualité, Cinéma | Lien permanent | Commentaires (0) | Tags : brigitte bardot, actualité, cinéma, france | |  del.icio.us | | Digg! Digg |  Facebook

A propos du dernier livre de Georges Feltin-Tracol

souscontromle.jpg

A propos du dernier livre de Georges Feltin-Tracol, "En liberté surveillée"

Bastien Valorgues

Europe maxima cliquez ici

 

Le 10 septembre 2014, le tribunal de Paris condamnait à des amendes avec sursis les vigiles de Notre-Dame et relaxait les Femen qui avaient détérioré les nouvelles cloches de la cathédrale. Le jour même à Saint-Étienne, le tribunal de police acquittait un curé poursuivi pour l’hébergement de « sans-papiers ». Quelques jours plus tard, tandis qu’Alain Soral se voyait condamné à 7 000 euros (soit 2 000 euros d’amende, 2 000 euros de dommage et intérêts et 3 000 euros de frais de justice) pour diffamation envers le F.N. Louis Aliot, le militant panafricaniste radical Kémi Séba était arrêté le 14 septembre et écroué pour purger – en régime d’isolement ! – une peine de deux mois de prison. Le 16 septembre dernier, en Bretagne, le procureur de la République obtint de lourdes peines – dont un an et demi de prison ferme – à l’encontre de quatre Bonnets rouges accusés de la destruction de radars automatiques et de portiques d’éco-taxe. Le 20 septembre, enfin, après l’incendie justifié du centre des impôts et des bureaux de la M.S.A. (Mutuelle sociale agricole) à Morlaix, le gouvernement de Manuel Valls somma l’appareil judiciaire de retrouver leurs auteurs écrasés par les charges, les normes, les oukases de la grande distribution parasitaire et le contre-coup des sanctions occidentales anti-russes. Dans le même temps, le Parlement discute d’un projet de loi anti-terroriste, soixante-dix ans après le triomphe en France des « terroristes »…

 

Tous ces exemples auraient pu figurer dans le nouvel essai de Georges Feltin-Tracol, En liberté surveillée. Comme l’indique le sous-titre, il s’agit d’un virulent « Réquisitoire contre un système liberticide ». L’ouvrage était attendu. Sa lecture ne déçoit pas. Sollicité par l’éditeur Roland Hélie au moment de l’affaire Dieudonné en janvier, le livre devait à l’origine s’appeler La Quenelle interdite. Mais en mobilisant une multitude de faits prélevés dans la presse officielle depuis plusieurs années, le rédacteur en chef du site Europe Maxima a très rapidement élargi son enquête et nous livre un diagnostic complet, édifiant et terrifiant d’une tendance lourde du monde moderne.


 

 

En liberté surveillée se compose de huit chapitres ainsi que d’une part entièrement dédiée aux notes et aux références. Si les sept premiers forment une sorte de généalogie du processus liberticide, le dernier examine les possibilités tangibles d’édification d’une alternative à la société carcérale voulue par le libéralisme mondialiste. Par ailleurs, l’intérêt de l’ouvrage montre que la puissante opposition à la loi Taubira sur le « mariage pour tous » et la féroce répression gouvernementale qui en découla, ne doit pas faire oublier que la lente éclipse des libertés françaises ne commence pas avec François Hollande. Leur sape systématique remonte aux présidences catastrophiques de Jacques Chirac, de Nicolas Sarkozy et de François Mitterrand sous laquelle fut adoptée l’abjecte loi Gayssot de 1990.

 

Georges Feltin-Tracol présente l’insigne mérite de mettre en perspective une longue et progressive dissolution qui correspond au transfert de l’action étatique de l’espace public en cours de privatisation vers le domaine privé personnel. « Si le sociétalisme et ses déclinaisons circonstancielles, le sécuritarisme et le gendérisme, constituent l’armature stratégique de l’oligarchie planétarienne, avance-t-il, la tactique bâtie sur le monde corrompu des médiats s’organise autour d’une conception singulière de la liberté d’opinion. Les bien-pensants aiment le début d’idées à la condition qu’ils agréent les idées présentées. Ils prêchent la tolérance, le vivre-ensemble, la liberté de parole, mais en même temps dénient toute expression à ceux qui exprimeraient avec vigueur, méthode et intelligence leurs divergences. La récente proposition de loi pénalisant les clients de prostituées le prouve amplement. » D’autres nombreux exemples d’intrusion étatique dans l’ordre de l’intime prouvent que « l’État incline trop à épier la vie privée de ses citoyens ».

 

L’auteur rappelle fort à propos que Jacques Chirac a inscrit dans la Constitution de la Ve République l’interdiction du rétablissement de la peine de mort et que le déplorable Nicolas Sarkozy n’hésita pas, ici, à pourchasser militants syndicaux, défenseurs d’une agriculture écologique et non-productiviste et victimes de l’insécurité comme René Galinier en appliquant des textes juridiques destinées à l’origine à combattre les terroristes ou la petite criminalité. Toutes les rombières retraitées de l’U.M.P. et les pauvres gars qui acclament le soi-disant retour de leur calamiteux champion à talons rehaussés devraient s’en souvenir. Or, naufrage de l’âge, ces futurs euthanasiés font preuve pour la circonstance d’Alzheimer politique.

 

Après avoir passé en revue les échecs récents de l’engagement politicien, du putsch envisagé ou des trois applications du gramscisme  (l’entrisme dans des partis de droite, le contrôle d’une rédaction de presse et l’usage technonumérique), le dernier chapitre dénonce d’abord les tentatives de récupération de la contestation populaire par les inévitables auxiliaires d’une « droite » servile. L’auteur récuse toute éventuelle et fallacieuse « union des droites » et rejette avec force une hypothétique union nationale, avant de tracer de stimulantes voies révolutionnaires favorables à une contre-société construite hors du cadre républicain français. Influencé par le concept d’hétérotopie cher à Michel Foucault, Georges Feltin-Tracol prolonge les travaux de Michel Drac sur la B.A.D. (base autonome durable) dans une version 2.0. « La B.A.D., relève-t-il, représente la genèse d’une autre politie, concurrente de l’État-nation fragmenté et de l’État pénal-carcéral programmé, l’embryon conceptuel d’une autochtonotopie, d’un lieu adapté par et pour les autochtones albo-européens. » Mais deux autres chapitres se révèlent particulièrement percutants. L’un décrit les différentes formes de l’« État profond » tant en France qu’aux États-Unis. L’autre dépeint un nouvel Occident qui, du fait de sa transformation en allié du Marché et du libéralisme, prend un contenu liquide, fluide, mouvant. L’auteur accole par conséquent au concept éculé d’Occident le terme de « Mer » afin de désigner cette mutation encouragée par les oligarchies transnationales : l’Occident-Mer.

 

Georges Feltin-Tracol revient en outre sur les sentences d’une justice gangrenée par des stipendiés du Nouveau Désordre mondial qui traquent Dieudonné, Alain Soral, Vincent Reynouard, René Galinier, Nicolas Bernard-Buss, etc., ainsi que tout opposant véritable au multiculturalisme, au libéralisme et au mondialisme. La partialité des jugements rendus fait qu’il n’a dorénavant aucune confiance dans la justice de son pays, ce qui témoigne d’un indéniable bon sens. Il attaque d’autres cibles que sont le gendérisme, terme qu’il préfère à « théorie du genre », le sociétalisme et le sécuritarisme. Le P.S. obéit depuis 1983 aux injonctions de la Finance internationale si bien qu’il a perdu son adjectif « socialiste » pour devenir « sociétaliste ». Ainsi a-t-il renié les ouvriers, les employés et les salariés pour désormais défendre les seules minorités allogènes et sexuelles. Ce choix sociétaliste converge vers un certain sécuritarisme, un autoritarisme ridicule au service du Capital anonyme. L’auteur n’accorde aucune confiance à la grotesque « droite » institutionnelle pour qui l’impératif de consommer exige la restriction concrète des libertés.

 

Lecteur des penseurs suisses Éric Werner et Bernard Wicht, il observe que les autorités cleptocratiques cherchent surtout à terroriser les honnête gens en laissant volontairement proliférer une petite délinquance qui pourrit la vie quotidienne. Mieux, « en pratiquant et en gagnant pour l’instant une effroyable guerre des classes à l’échelle planétaire, la ploutocratie réalise une véritable guerre des idées afin de promouvoir l’idéologie de l’indistinction. L’oligarchie et ses médias distillent subtilement auprès des populations hébétées une censure pernicieuse et une propagande insidieuse. Ils justifient ce discours réifiant et utilitariste par la célébration obligatoire du Progrès, de la  “ gouvernance ”, de l’égalitarisme et du dogme quasi-intangible des droits de l’homme. En réalité, insiste Georges Feltin-Tracol en citant Yvan Blot, la doxa droit-de-l’hommiste représente un magnifique  “ prétexte pour une intervention toujours plus grande de l’État et pour une restriction des libertés ”. »

 

Ces restrictions avérées de liberté passent aussi par la manipulation du droit et l’hypertrophie des groupes de pression, en particulier des vigilantes associations féministes qui poursuivent tout propos ou réflexion soi-disant sexiste. Elles s’en prennent à l’écrivain Robert Sabatier, au rappeur blanc Orelsan ou à une réclame radiophonique vantant les charmes physiques du département du Jura, mais se taisent à propos de la publicité pour la marque de café Senséo qui exprime une « violence subliminale envers l’homme […] flagrante ».

 

Georges Feltin-Tracol dénonce le rôle délétère et aliénant de l’argent. Dans l’Occident ultra-moderne, le fric est devenu un « super-flic » avec l’extension du paiement électronique et la généralisation de l’endettement des ménages. En s’appuyant sur de récents exemples argentin et chypriote, « la détention obligatoire d’un compte en banque susceptible d’accueillir une épargne abondante facilite la spoliation à venir par les banques et les États de cette même épargne. Le F.M.I. a proposé de saisir 10 % de l’épargne privée afin de sauver les États endettés. Le 11 décembre 2013, Bruxelles a accepté le principe d’une ponction (en fait, un vol légalisé) de 10 % sur tous les avoirs bancaires supérieurs à 100 000 euros dans le cas où la banque aurait 8 % de pertes ». Il est clair que « cette perte de liberté par l’endettement se mesure surtout aux États-Unis. Dans cette offensive contre les peuples, le crédit devient en effet une arme redoutable » parce que « l’hyper-classe veut disposer d’un moyen, à la fois coercitif, efficace et quasi-invisible et/ou indolore, de maîtrise des populations sans qu’elles s’en aperçoivent ».

 

En liberté surveillée est finalement un constat lucide d’un monde effrayant contre lequel s’élèvent de plus en plus des résistants déterminés. On y trouve bien sûr le courageux « artiviste » Dieudonné, mais Georges Feltin-Tracol se réfère à d’autres humoristes entrés en politique tels que l’Italien Beppe Grillo ou, guère connu en France, l’Islandais Jon Gnarr, maire de Reykjavik de 2010 à 2014. Les médias du Système liberticide clament sans cesse qu’on vivrait dans le meilleur des mondes libres. Mensonge éhonté puisque cet essai prouve que nous sommes pour l’heure dans le pire des  Systèmes possibles !

 

 

Georges Feltin-Tracol, En liberté surveillée. Réquisitoire contre un système liberticide, Les Bouquins de Synthèse nationale, 284 p., 23 € (+ 3 € de port), à commander à Synthèse nationale, 116, rue de Charenton, 75012 Paris, chèque à l’ordre de Synthèse nationale.

GFT Flyer 3.jpg

Pour le commander en ligne cliquez ici

Bulletin de commande cliquez là

Plus d'informations cliquez ici

Japan as an American Client State

shutterstock_140116714

Japan as an American Client State

 

A military ambition and agenda, this provides much activist energy among America’s neoconservatives and their fellow travelers, which include sundry financial and commercial interests. Made up of many parts, like the recently established “Africom” (U.S. Africa Command), the comparable effort to contain/isolate/denigrate the two former communist enemy giants, China and Russia, may be considered a central aim.

It does not add up to a feasible strategy for long-term American interests, but few American initiatives have been so in the recent past. Since neoconservatives, ‘liberal hawks’ and neoliberals appear to have captured the State Department and White House, and their activism has already produced significant geopolitical instability, it would be no luxury to dig deeper in developments on the rather neglected Asian side of the globe.

The protracted overthrow in the course of 2010 of the first cabinet formed by the Democratic Party of Japan (DPJ) does not at first glance resemble what happened in Kiev on January 22nd 2014 – when Victoria Nuland & Co triggered, aided, and abetted an anti–Russian coup d’état. No snipers were involved. No deaths. No civil war against Japanese citizens who had supported a reformist program. It was a gentle overthrow. But an overthrow it was even so. And, importantly, while the Ukraine case served the elevation by consensus of Russia to being the new number one enemy of ‘the West’, the abrupt end to a new Japanese policy of rapprochement was the start of a fairly successful drive to create common imagery of China as a threat to its neighbors.

Back in September of 2009, Japan underwent a politically momentous change when a new ruling party came to power, thereby ending half a century of what had been in fact a ‘one-party democracy’. As the first serious opposition contender for government, the DPJ had won an overwhelming electoral victory with a strongly reformist manifesto. Its original, and at that time still essential, aim was to push for greater political control over a bureaucracy that is in many crucial ways politically unaccountable.

One of this new government’s first moves was to initiate a new China policy. Its main architect, Ichiro Ozawa, had filled several planes with writers, artists, and politicians to visit China for the specified purpose of improving “people to people and party to party” relations. At the same time, the prime minister of this first cabinet, Yukio Hatoyama, was openly declaring his intention to join other East Asian leaders in the formation of an Asean+3 community, consisting of the existing Asean grouping plus Korea, China and Japan. It is highly unlikely that the now diplomatically ruinous and possibly dangerous Sino-Japanese conflict over the Senkaku/Diyaou islands would have come into being if his cabinet had lasted.

As might have been expected, these unexpected Japanese initiatives created collective heartburn among Washington’s ‘Japan handlers’. Some were quoted by reporters as saying that perhaps they had all along been concerned about the wrong country; that Japan and not China ought to have been the focus of their anxieties.

What the DPJ intended to achieve, the creation of an effective center of political accountability capable of implementing truly new policy changes, did not interest the Japan handlers, and Obama never gave the impression that he had a clue of what was happening, or that it should ever be his concern. Japan’s new prime minister made three or four requests for a meeting with the then new president for a discussion on Asian developments, which would appear perfectly reasonable and even imperative, considering an earlier often repeated epithet for U.S.-Japan relations as being “the world’s most important bilateral relationship”. But while the requests for a one-on-one had gone through the proper diplomatic channels, they drew only a reponse in the form of scathing public remarks by an American official that Hatoyama should not think that he could help settle any domestic problems through a meeting with a very busy American president.

To understand what followed, and to make sense of this ‘regime change’ story, one must know a bit more about the intricacies of the Japanese power system, its odd relationship with that of the United States, and how these two interact. Because neither accord comfortably with models produced by various schools of international relations, and because they do not seem to make sense to media editors, these subjects hardly ever receive serious attention outside a small circle of authors who have made it their specialty.

A cardinal point is the odd division of labor between elected and career officials, which in the half century of formal LDP rule settled into a pattern in which the bureaucrats made policy and used the politicians in high office as brokers to settle turf wars or occasionally to administer a slight prodding to drive policy in a bureaucratically desired direction. One can, of course, find exceptions proving the rule. Those who remember the famous BBC comedy series “Yes Minister” and recognize some of this in their own countries, would still find it hard to believe the extent to which such a division of labor can be normalized.

The second cardinal point is that Japan does not function as an independent sovereign state. To find a proper term for the U.S.-Japan relationship is difficult since there has been nothing quite like it in history. Vassal comes to mind, of course, and client state is a useful characterization. Some would prefer protectorate, but the United States has less say over what goes on inside domestic political and economic Japan than is assumed with protectorates. It is in fact rather amazing to see the extent to which the Japanese elite in business, bureaucracy, and financial circles have maintained an economic system that is radically different from what Americans believe an economic system should look like.

But with respect to foreign relations Japan must toe the line. The unequal arrangement used to come with formidable advantages. Like the Europeans with their Atlanticism, the Japanese have not been required for half a century to produce political leaders capable of thinking strategically and dealing independently with a transforming world. Noticeably less so, even, than has been true for the Europeans. The readiness with which the United States has extended economic favors to Japan, to the detriment of its own global economic position, has been extraordinary. Japan would not have become the industrial power it remains up till today, had the United States not tolerated its structural protectionism, and allowed full-speed one-way expansion of Japanese market shares in the United States to the considerable disadvantage of American domestic industry. I cannot think of any other instance in history in which one large country has had it so easy in its diplomatic and economic interaction with the world, simply by relying on the power, goodwill and strategic calculations of another country, while at the same time itself remaining politically outside the international system. Other countries gradually became used to Japan’s near invisibility on the world diplomatic stage.

This passive comportment in world affairs, which over the years drew plenty of criticism from Washington, was a thorn in the side of quite a few Japanese, and Ozawa with Hatoyama were at the forefront of the political ranks eager to do something about it.

Throughout the Cold War, Washington’s determination to rely on having an obedient outpost close to the shores of the two huge Communist powers did not require much pleading or pushing, because Tokyo had, as a matter of course, decided that it shared this same Communist enemy with Washington. At the same time, the US-Japan Security Treaty did not constitute an alliance of a kind comparable to what, for instance, the member countries of NATO had entered into. To be precise, it was essentially a base lease agreement; one from which there was, for all practical purposes, no exit for Japan. The ‘status of forces agreement’ has not been reviewed since 1960.

The regime change drama can be said to have been prefigured shortly before the August 2009 elections that brought the DPJ to power. In January of that year Hillary Clinton came to Tokyo on her first mission as Obama’s Secretary of State to sign an agreement with the outgoing LDP administration (which knew it was stumbling on its last legs), reiterating what had been agreed on in October 2005 about a highly controversial planned new base for US Marines on Okinawa – a plan hatched by Donald Rumsfeld – which had earlier been forced down the throat of the LDP. The ruling party of the one-party democracy had applied a preferred method of Japanese politics when something embarrassingly awkward comes up: do nothing, and hope everyone will forget it. Clinton made clear that no matter what kind of government the Japanese electorate would choose, there could be no deviation from earlier arrangements. Her choice of American officials to deal with Japan, Kurt Campbell, Kevin Maher, and Wallace Gregson (all ‘alumni’ from the Pentagon) also indicated that she would not tolerate something that in Washington’s mind would register as Japanese backtracking.

This was a moment of great irony. Japan’s new leaders, who were in the process of establishing political control over a heretofore politically almost impenetrable bureaucracy, were now confronted with an American bureaucratic clique that lives a life of its own and was seemingly oblivious to regional developments in which Japan was bound to become less passive and politically isolated. As noted, the Japan handlers under Hillary Clinton came from the military, and an earlier generation of State Department diplomats with Japan experience appeared to have been squeezed out of the picture completely. As would soon become clear, the policymakers of the Obama administration were highly mistrustful of any ideas, never mind actual courses of action, that seemed in any way to alter the status quo in the region. In autumn 2009 US Secretary of Defense Robert Gates arrived to rub it in some more that Washington would not accept independent Japanese action, or anything that deviated from how the LDP had always handled things. To make that point clear he refused to attend the customary banquet organized in his honor.

Senior editors of Japan’s huge daily newspapers, who in normal unison do more than anyone to create political reality in the country, as well as senior bureaucrats with whom these editors normally cooperate, were ambivalent. One of the editors asked me at the time how long I thought the new government would have to accomplish something he compared to the difficulties faced by the Meiji reformers some 140 years earlier. I answered that it would be up to him and his colleagues. Even while experienced older bureaucrats were aware of the need for drastic institutional renewal, they were not happy with the new or adjusted priorities of their new putative political overseers. This became a particularly poignant issue with regard to relations across the Pacific.

Much of the international Japan coverage at that time was done out of Washington with journalists interviewing the Japan handlers, since the body of regular American correspondents in Tokyo had dwindled to a very few who permanently resided there. Like we have just seen happen with the coverage of the Ukraine crisis in European media, Japan’s newspapers were beginning to reflect the reality as created by American editors. Which meant that before long the large domestic newspapers were adopting the line that prime minister Hatoyama was undermining the U.S.-Japan relationship. At the same time veterans from the LDP, the ‘ruling party’ of the one-party democracy party that had been decisively defeated in the summer of 2009, were briefing their old political friends in Washington about the obvious inexperience and alleged incompetence of the new incumbents. By these means the story about a politically new Japan led to the propaganda line that Prime Minister Hatoyama was mishandling the crucial US-Japan relationship. A perfidious role was played by prominent Japanologists in American academia who appeared to overlook the importance of what Japan’s reformist politicians were attempting to achieve.

It is difficult to find another instance in which official Washington delivered insults so blatant to a country as to Japan under Hatoyama. Aside from his repeated formal requests for a meeting being ignored, the Japan handlers counseled Obama not to give the Japanese prime minister more than 10 minutes of his time during chance encounters at international meetings. Hillary Clinton put the Japanese Ambassador on the carpet with a reprimand addressed to Hatoyama for “lying” when the Japanese prime minister, after having sat next to her at a banquet in Copenhagen, told the Japanese media afterwards that his conversation with her had been positive. Japanese newspapers could not measure these things with their normal frames of reference, and began to copy a general notion of the Washington-inspired American media that Hatoyama was simply bad for transpacific relations.

It took snipers killing some hundred protesters and policemen to end the elected government in Kiev, as neonazis, ambitious oligarchs and thugs used that opportunity to hijack a revolutionary movement. On the other side of the Eurasian continent it took a clueless and cooperative Japanese media and a frustrated bureaucracy, already used to sabotaging DPJ wishes, to end the first cabinet of this reformist party, and with that bring an end to a genuinely different Japanese foreign policy inspired by a reassessment of long-term Japanese interests. Hatoyama did not have to flee like the elected president in Kiev almost four years later. He eventually simply stepped down. He did so in line with a custom whereby politicians who wish to accomplish something that is generally understood to be controversial and difficult will stake their political future on the outcome. In this case Hatoyama had walked into a trap. He was given to believe that an acceptable compromise solution was being arranged for the problem of the new Marine basis in Okinawa. As he told me himself about half a year later, with that he made the biggest mistake in his political life.

This is not how the newspapers have reported on it, and not how it has entered commonly understood recent history, but let this sink in: Washington managed, without the use of violence, to manipulate the Japanese political system into discarding a reformist cabinet. The party that had intended to begin clearing up dysfunctional political habits that had evolved over half a century of one-party rule lost its balance and bearings, and never recovered. Hatoyama’s successor, Kan Naoto, did not want the same thing happening to him, and distantiated himself from the foreign policy reformists, and his successor in turn, Yoshihiko Noda, helped realign Japan’s bureaucracy precisely to that of the United States where roughly it had been for half a century. By calling for an unnecessary election, which everyone knew the DPJ would lose, he brought the American-blessed LDP back to power to have Japan slide back into its normal client state condition, essentially answerable, even if only tacitly, to Washington’s wishes.

Where earlier a China policy of friendly relations was being forged, there was suddenly nothing. A political vacuum is ideal space for political mischief and Japan’s veteran mischief maker is Shintaro Ishihara, generally characterized as a far right politician, whose rise to high position was accelerated and punctuated by publicity stunts. In April 2012, toward the end of his 13 years as governor of Tokyo, he proposed that the metropolis nominally under his charge buy the uninhabited islands in the East China Sea, long the subject of a territorial dispute that was shelved when Japan and China normalized relations. Beijing took that opportunity to organize vehement anti–Japanese demonstrations, and relations predictably foundered. It had frequently gone that route before. Hyping anti-Japanese sentiment is a well-tried Chinese method of channeling domestic protest, diverting it from domestic problems which otherwise cause unrest. South Korea has sometimes done the same.

Top diplomats among the Chinese foreign policy officials were understandably incensed when faced with the fact that the rapprochement initiatives by a new government in Tokyo were simply killed off at a command from the United States. As with previous instances of diplomatic stalemate, the Chinese wonder to what extent they are indirectly talking with Washington, when they share a negotiating table with Japanese.

The last DPJ prime minister, Toshihiko Noda, who had forgotten or never understood the reformist origins of his party, subsequently ignored back channel communication from Beijing about how to solve the row without either country losing face. Since then Chinese conduct has been provocative, with Beijing annoying and offending Tokyo purposely through announcements about Chinese airspace and activities in the vicinity of the disputed islands.

If you begin the story about Sino-Japanese relations at that point you could perhaps endorse the current Prime Minister Abe’s vision of China as a significant problem, which he broadcasted to the world during the most recent Davos meeting. Other governments in the region share part of that vision, because Beijing has also been responding to Washington’s anti-Chinese involvement especially with Vietnam and the Philippines, its other neighbors in the Western Pacific.

The resulting anti–Chinese predisposition in the region perfectly suited the ‘pivot’, which has been Hillary Clinton’s program to develop greater muscle to curtail China’s influence. The American military, which maintains bases surrounding all of China’s coast, is not prepared to share power in the the Western Pacific, and Japan plays an important part in all this, even extending to current Prime Minister Abe’s reinterpretation of the famous pacifist clause in Japan’ constitution.

The countries that are part of what used to be called the free world on both sides of the Eurasian continent ought to be better aware of a political reality illustrated by the above details. They add up to a picture of a self-proclaimed order keeper with the right to ignore sovereignty and the right, or even the duty, to set things straight in other countries that just might in future develop a genuine challenge to its own mastery over the planet. On the European side this has been revealed in this year as a powerful brake on further development of economic relations between Russia and the member states of the European Union. On the Asian-Pacific side Japan was becoming a threat to the purposes of the ‘pivot’ toward Asia as it began working for better relations with China. Global diplomacy has gone out of the window in the meantime. Neither European countries nor Japan can, under current circumstances, engage properly with their gigantic neighbors. For a variety of reasons the powers that make a difference in the United States have demonstrated that they are comfortable with a reignited Cold War, this time without communism.

One need not delve deeply in the internet to find unequivocal repetition by American officials in positions of power of what has become known as the ‘Wolfowitz Doctrine’, according to which the United States ought not ever allow rivals to emerge to challenge its global dominance. It does not do diplomacy.

In Europe we can detect a certain degree of subconscious nostalgia for the Cold War. After all, it supplied for almost everyone of my generation, and the one after it, a fairly trustworthy handrail to steady oneself in moments of geopolitical turbulence. We grew up with the political epistemology it created; the source of knowledge about what was ultimately good or bad.

Hence it is easy to sit idly by while an even later and even less worldly-wise generation of politicians at the top responds to the seduction of a power that once represented the good guys, and was the main architect of the relatively peaceful and relatively stable post-World War II international order. It is seductive for Europeans to sit back and allow that power to continue taking the lead. Shared values, and all that sort of thing. How can one argue against such a perspective on planetary political reality today?

Think again. What should be pointed out is that those supposedly superior shared values are a crock of nonsense. But most importantly that full spectrum dominance does not constitute a feasible strategy; it is a dangerous fantasy among institutions that are not supervised by a politically effective coordinating center, hence are not on any leash. What they do is of a dangerous silliness rarely seen in history, at least for such an extended period. When we cheer NATO and its new initiatives for a rapid deployment force to be used potentially against the renewed enemy in Moscow, and when we cheer the supposedly great achievement of the European Union unanimously to endorse sanctions against that same new enemy, when we join the choir denouncing an imagined inherently aggressive China, we are encouraging a bunch of incompetent, politically immature zealots as they trigger chains of events whose likely dire consequences we could not possibly desire.

Karel van Wolferen is a Dutch journalist and retired professor at the University of Amsterdam. His book The Enigma of Japanese Power, first published in 1989, has sold well over 650,000 copies in eleven languages, and he has authored fifteen subsequent books on Japanese politics and society. As a foreign correspondent for NRC Handelsblad , one of Holland’s leading newspapers, he received the highest Dutch award for journalism, and over the years his articles have appeared in The New York Times , The Washington Post , The New Republic , The National Interest , Le Monde , and numerous other newspapers and magazines.

Washington’s Secret Agendas

Bush_Obama_by_funkwood-750x877.jpg

Washington’s Secret Agendas

One might think that by now even Americans would have caught on to the constant stream of false alarms that Washington sounds in order to deceive the people into supporting its hidden agendas.

The public fell for the lie that the Taliban in Afghanistan are terrorists allied with al Qaeda. Americans fought a war for 13 years that enriched Dick Cheney’s firm, Halliburton, and other private interests only to end in another Washington failure.

The public fell for the lie that Saddam Hussein in Iraq had “weapons of mass destruction” that were a threat to America and that if the US did not invade Iraq Americans risked a “mushroom cloud going up over an American city.” With the rise of ISIS, this long war apparently is far from over. Billions of dollars more in profits will pour into the coffers of the US military security complex as Washington fights those who are redrawing the false Middle East boundaries created by the British and French after WW I when the British and French seized territories of the former Ottoman Empire.

The American public fell for the lies told about Gaddafi in Libya. The formerly stable and prosperous country is now in chaos.

The American public fell for the lie that Iran has, or is building, nuclear weapons. Sanctioned and reviled by the West, Iran has shifted toward an Eastern orientation, thereby removing a principal oil producer from Western influence.

The public fell for the lie that Assad of Syria used “chemical weapons against his own people.” The jihadists that Washington sent to overthrow Assad have turned out to be, according to Washington’s propaganda, a threat to America.

The greatest threat to the world is Washington’s insistence on its hegemony. The ideology of a handful of neoconservatives is the basis for this insistence. We face the situation in which a handful of American neoconservative psychopaths claim to determine the fate of countries.

Many still believe Washington’s lies, but increasingly the world sees Washington as the greatest threat to peace and life on earth. The claim that America is “exceptional and indispensable” is used to justify Washington’s right to dictate to other countries.

The casualties of Washington’s bombings are invariably civilians, and the deaths will produce more recruits for ISIS. Already there are calls for Washington to reintroduce “boots on the ground” in Iraq. Otherwise, Western civilization is doomed, and our heads will be cut off. The newly created propaganda of a “Russian threat” requires more NATO spending and more military bases on Russia’s borders. A “quick reaction force” is being created to respond to a nonexistent threat of a Russian invasion of the Baltics, Poland, and Europe.

Usually it takes the American public a year, or two, three, or four to realize that it has been deceived by lies and propaganda, but by that time the public has swallowed a new set of lies and propaganda and is all concerned about the latest “threat.” The American public seems incapable of understanding that just as the first, second, third, fourth, and fifth, threat was a hoax, so is the sixth threat, and so will be the seventh, eighth, and ninth.

Moreover, none of these American military attacks on other countries has resulted in a better situation, as Vladimir Putin honestly states. Yet, the public and its representatives in Congress support each new military adventure despite the record of deception and failure.

Perhaps if Americans were taught their true history in place of idealistic fairy tales, they would be less gullible and less susceptible to government propaganda. I have recommended Oliver Stone and Peter Kuznick’s The Untold History of the US, Howard Zinn’s A People’s History of the US, and now I recommend Stephen Kinzer’s The Brothers, the story of the long rule of John Foster and Allen Dulles over the State Department and CIA and their demonization of reformist governments that they often succeeded in overthrowing. Kinzer’s history of the Dulles brothers’ plots to overthrow six governments provides insight into how Washington operates today.

In 1953 the Dulles brothers overthrew Iran’s elected leader, Mossadegh and imposed the Shah, thus poisoning American-Iranian relations through the present day. Americans might yet be led into a costly and pointless war with Iran, because of the Dulles brothers poisoning of relations in 1953.

The Dulles brothers overthrew Guatemala’s popular president Arbenz, because his land reform threatened the interest of the Dulles brothers’ Sullivan & Cromwell law firm’s United Fruit Company client. The brothers launched an amazing disinformation campaign depicting Arbenz as a dangerous communist who was a threat to Western civilization. The brothers enlisted dictators such as Somoza in Nicaragua and Batista in Cuba against Arbenz. The CIA organized air strikes and an invasion force. But nothing could happen until Arbenz’s strong support among the people in Guatemala could be shattered. The brothers arranged this through Cardinal Spellman, who enlisted Archbishop Rossell y Arellano. “A pastoral letter was read on April 9, 1954 in all Guatemalan churches.”

A masterpiece of propaganda, the pastoral letter misrepresented Arbenz as a dangerous communist who was the enemy of all Guatemalans. False radio broadcasts produced a fake reality of freedom fighter victories and army defections. Arbenz asked the UN to send fact finders, but Washington prevented that from happening. American journalists, with the exception of James Reston, supported the lies. Washington threatened and bought off Guatemala’s senior military commanders, who forced Arbenz to resign. The CIA’s chosen and well paid “liberator,” Col. Castillo Armas, was installed as Arbenz’s successor.

We recently witnessed a similar operation in Ukraine.

President Eisenhower thanked the CIA for averting “a Communist beachhead in our hemisphere,” and Secretary of State John Foster Dulles gave a national TV and radio address in which he declared that the events in Guatemala “expose the evil purpose of the Kremlin.” This despite the uncontested fact that the only outside power operating in Guatemala was the Dulles brothers.

What had really happened is that a democratic and reformist government was overthrown because it compensated United Fruit Company for the nationalization of the company’s fallow land at a value listed by the company on its tax returns. America’s leading law firm or perhaps more accurately, America’s foreign policy-maker, Sullivan & Cromwell, had no intention of permitting a democratic government to prevail over the interests of the law firm’s client, especially when senior partners of the firm controlled both overt and covert US foreign policy. The two brothers, whose family members were invested in the United Fruit Company, simply applied the resources of the CIA, State Department, and US media to the protection of their private interests. The extraordinary gullibility of the American people, the corrupt American media, and the indoctrinated and impotent Congress allowed the Dulles brothers to succeed in overthrowing a democracy.

Keep in mind that this use of the US government in behalf of private interests occurred 60 years ago long before the corrupt Clinton, George W. Bush, and Obama regimes. And no doubt in earlier times as well.

The Dulles brothers next intended victim was Ho Chi Minh. Ho, a nationalist leader, asked for America’s help in freeing Vietnam from French colonial rule. But John Foster Dulles, a self-righteous anti-communist, miscast Ho as a Communist Threat who was springing the domino theory on the Western innocents. Nationalism and anti-colonialism, Foster declared, were merely a cloak for communist subversion.

Paul Kattenburg, the State Department desk officer for Vietnam suggested that instead of war, the US should give Ho $500 million in reconstruction aid to rebuild the country from war and French misrule, which would free Ho from dependence on Russian and Chinese support, and, thereby, influence. Ho appealed to Washington several times, but the demonic inflexibility of the Dulles brothers prevented any sensible response. Instead, the hysteria whipped-up over the “communist threat” by the Dulles brothers landed the United States in the long, costly, fiasco known as the Vietnam War. Kattenburg later wrote that it was suicidal for the US “to cut out its eyes and ears, to castrate its analytic capacity, to shut itself off from the truth because of blind prejudice.” Unfortunately for Americans and the world, castrated analytic capacity is Washington’s strongest suit.

The Dulles brothers’ next targets were President Sukarno of Indonesia, Prime Minister Patrice Lumumba of Congo, and Fidel Castro. The plot against Castro was such a disastrous failure that it cost Allen Dulles his job. President Kennedy lost confidence in the agency and told his brother Bobby that after his reelection he was going to break the CIA into a thousand pieces. When President Kennedy removed Allen Dulles, the CIA understood the threat and struck first.

Warren Nutter, my Ph.D. dissertation chairman, later Assistant Secretary of Defense for International Security Affairs, taught his students that for the US government to maintain the people’s trust, which democracy requires, the government’s policies must be affirmations of our principles and be openly communicated to the people. Hidden agendas, such as those of the Dulles brothers and the Clinton, Bush and Obama regimes, must rely on secrecy and manipulation and, thereby, arouse the distrust of the people. If Americans are too brainwashed to notice, many foreign nationals are not.

The US government’s secret agendas have cost Americans and many peoples in the world tremendously. Essentially, the Foster brothers created the Cold War with their secret agendas and anti-communist hysteria. Secret agendas committed Americans to long, costly, and unnecessary wars in Vietnam and the Middle East. Secret CIA and military agendas intending regime change in Cuba were blocked by President John F. Kennedy and resulted in the assassination of a president, who, for all his faults, was likely to have ended the Cold War twenty years before Ronald Reagan seized the opportunity.

Secret agendas have prevailed for so long that the American people themselves are now corrupted. As the saying goes, “a fish rots from the head.” The rot in Washington now permeates the country.